Literatuur familiesociologie
College 1: trouwen en scheiden
Artikel 1: Kalmijn, M. (2013). The educational gradient in marriage: a comparison of 25
European countries.
Kalmijn onderzoekt of er een opleidingsgradiënt in huwelijkssluiting is, en in hoeverre deze gradiënt
varieert tussen Europese landen. De centrale vraag is: Hoe beïnvloedt het opleidingsniveau de kans om
getrouwd te zijn, en waarom verschilt dit tussen landen?
Hoofdvragen uit het artikel: “First, is there a positive association between education and marriage in
Europe? My second question is, Are there variations across European countries in the strength and
direction of the gradient?”
Kalmijn focust in zijn paper op:
- Gender role segregation
- Educational inequality
- Characteristics of countries
Belangrijke concepten en theorieën
Opleidingsgradiënt in huwelijkssluiting: het verschil in huwelijkskans tussen laag- en
hoogopgeleiden.
Economische benadering: onderwijs verhoogt economisch kapitaal → aantrekkelijker op
huwelijksmarkt.
Culturele benadering: onderwijs beïnvloedt waarden, normen en gezinsoriëntatie → relevant voor
huwelijkskeuzes.
Genderroltheorie: in landen met egalitaire genderrollen is economische onafhankelijkheid van
vrouwen geaccepteerd, wat het huwelijk minder afhankelijk maakt van economische noodzaak.
Modernization theory: modernisering gaat gepaard met individualisering en grotere keuzevrijheid,
wat huwelijksnormen beïnvloedt.
Hypothesen
1. H1 (economisch): In landen met traditionele genderrollen hebben hoogopgeleide mannen een grotere
kans om te trouwen dan laagopgeleiden.
,2. H2 (cultureel): In landen met egalitaire waarden is het verschil tussen opleidingsniveaus kleiner,
omdat huwelijk minder afhankelijk is van economische factoren.
3. H3: Genderrollen modereren het verband tussen opleiding en huwelijk – met name voor mannen.
Belangrijkste bevindingen
In traditionele landen zijn beter opgeleide vrouwen minder afhankelijk van een huwelijk voor financiële
zekerheid, hebben zij slechtere kansen op de huwelijksmarkt omdat hun economische kenmerken binnen
het huwelijk relatief onbelangrijk zijn, en hebben zij een beperkte wens om te trouwen omdat een carrière
en een gezin moeilijk te combineren zijn.
In landen die gelijkwaardiger zijn op het gebied van gender, wordt het argument van financiële
onafhankelijkheid minder relevant, en verbeteren de huwelijkskansen van beter opgeleide vrouwen omdat
mannen meer waarde gaan hechten aan het economische potentieel van vrouwen.
In bijna alle landen is er een positieve opleidingsgradiënt bij mannen: hoe hoger de opleiding, hoe
groter de kans dat ze getrouwd zijn.
Verschillen tussen landen zijn groot: in Scandinavië en Nederland is het effect kleiner, in Zuid-Europa
(zoals Italië) veel sterker.
Voor vrouwen is het patroon minder consistent – in sommige landen positief, in andere neutraal of
zelfs negatief.
Het effect van opleiding is sterker in landen met traditionele genderrollen, vooral voor mannen.
In landen met hoge gendergelijkheid is het verschil tussen laag- en hoogopgeleiden kleiner.
Maatschappelijke Relevantie
Het huwelijk biedt bescherming en welzijn; als lager opgeleiden minder toegang hebben tot stabiele
relaties, leidt dit tot sociale en emotionele ongelijkheid. Dit vergroot bestaande maatschappelijke kloven.
Trends en Context
In de VS is al langer sprake van een positieve huwelijksgradiënt: hoger opgeleiden trouwen vaker en
scheiden minder vaak.
Deze trend begint zich ook in Europa af te tekenen, maar met sterke nationale verschillen.
Opkomst van samenwonen zonder huwelijk wordt in sommige landen een volwaardig alternatief, in
andere niet.
, Artikel 2: Hogendoorn, B., Kalmijn, M., & Leopold, T. (2022). Why do lower educated
people separate more often? Life strains and the gradient in union dissolution.
Goode hypothese:
Wanneer scheiden zeldzaam is en de barrières hoog zijn om te scheiden, gaat alleen de elite
scheiden (de hoog opgeleiden)
Voorspelling: effect educatie op echtscheiding zal zwakker worden over de tijd
Het artikel onderzoekt waarom lager opgeleiden een hogere kans hebben om te scheiden. In plaats van
enkel vast te stellen dát ze vaker scheiden, richten de auteurs zich op de mechanismen die daaraan ten
grondslag liggen – vooral het idee van life strains.
Belangrijke concepten en theorieën
Opleidingsgradiënt in scheiding: lager opgeleiden scheiden vaker dan hoger opgeleiden.
Life strains: stressvolle levensomstandigheden zoals financiële moeilijkheden, werkloosheid,
gezondheidsproblemen.
Stress hypothesis: stress ondermijnt de kwaliteit en stabiliteit van relaties.
Goode’s theorie (1962): in samenlevingen waar scheiding sociaal geaccepteerd wordt, worden
economische en structurele factoren (zoals armoede) steeds belangrijker als verklaringen voor
scheiding.
Hypothesen
1. Lager opgeleiden scheiden vaker omdat ze meer life strains ervaren.
2. Het verschil in scheidingskansen tussen opleidingsgroepen kan grotendeels verklaard worden door
deze life strains.
3. De opleidingsgradiënt in scheiding blijft bestaan, zelfs als je rekening houdt met individuele
kenmerken (zoals kinderen, samenwoonduur, religie).
Belangrijkste bevindingen
Sterke negatieve opleidingsgradiënt: lager opgeleiden hebben aanzienlijk hogere scheidingskansen.
Life strains zoals werkloosheid, financiële problemen, slechte gezondheid komen significant vaker
voor bij lager opgeleiden.
Deze factoren verklaren een groot deel van de verschillen in scheidingskansen.
Zelfs als je corrigeert voor life strains, blijft er nog een deel van de gradiënt over: onderwijs blijft een
onafhankelijke voorspeller van scheiding.
College 1: trouwen en scheiden
Artikel 1: Kalmijn, M. (2013). The educational gradient in marriage: a comparison of 25
European countries.
Kalmijn onderzoekt of er een opleidingsgradiënt in huwelijkssluiting is, en in hoeverre deze gradiënt
varieert tussen Europese landen. De centrale vraag is: Hoe beïnvloedt het opleidingsniveau de kans om
getrouwd te zijn, en waarom verschilt dit tussen landen?
Hoofdvragen uit het artikel: “First, is there a positive association between education and marriage in
Europe? My second question is, Are there variations across European countries in the strength and
direction of the gradient?”
Kalmijn focust in zijn paper op:
- Gender role segregation
- Educational inequality
- Characteristics of countries
Belangrijke concepten en theorieën
Opleidingsgradiënt in huwelijkssluiting: het verschil in huwelijkskans tussen laag- en
hoogopgeleiden.
Economische benadering: onderwijs verhoogt economisch kapitaal → aantrekkelijker op
huwelijksmarkt.
Culturele benadering: onderwijs beïnvloedt waarden, normen en gezinsoriëntatie → relevant voor
huwelijkskeuzes.
Genderroltheorie: in landen met egalitaire genderrollen is economische onafhankelijkheid van
vrouwen geaccepteerd, wat het huwelijk minder afhankelijk maakt van economische noodzaak.
Modernization theory: modernisering gaat gepaard met individualisering en grotere keuzevrijheid,
wat huwelijksnormen beïnvloedt.
Hypothesen
1. H1 (economisch): In landen met traditionele genderrollen hebben hoogopgeleide mannen een grotere
kans om te trouwen dan laagopgeleiden.
,2. H2 (cultureel): In landen met egalitaire waarden is het verschil tussen opleidingsniveaus kleiner,
omdat huwelijk minder afhankelijk is van economische factoren.
3. H3: Genderrollen modereren het verband tussen opleiding en huwelijk – met name voor mannen.
Belangrijkste bevindingen
In traditionele landen zijn beter opgeleide vrouwen minder afhankelijk van een huwelijk voor financiële
zekerheid, hebben zij slechtere kansen op de huwelijksmarkt omdat hun economische kenmerken binnen
het huwelijk relatief onbelangrijk zijn, en hebben zij een beperkte wens om te trouwen omdat een carrière
en een gezin moeilijk te combineren zijn.
In landen die gelijkwaardiger zijn op het gebied van gender, wordt het argument van financiële
onafhankelijkheid minder relevant, en verbeteren de huwelijkskansen van beter opgeleide vrouwen omdat
mannen meer waarde gaan hechten aan het economische potentieel van vrouwen.
In bijna alle landen is er een positieve opleidingsgradiënt bij mannen: hoe hoger de opleiding, hoe
groter de kans dat ze getrouwd zijn.
Verschillen tussen landen zijn groot: in Scandinavië en Nederland is het effect kleiner, in Zuid-Europa
(zoals Italië) veel sterker.
Voor vrouwen is het patroon minder consistent – in sommige landen positief, in andere neutraal of
zelfs negatief.
Het effect van opleiding is sterker in landen met traditionele genderrollen, vooral voor mannen.
In landen met hoge gendergelijkheid is het verschil tussen laag- en hoogopgeleiden kleiner.
Maatschappelijke Relevantie
Het huwelijk biedt bescherming en welzijn; als lager opgeleiden minder toegang hebben tot stabiele
relaties, leidt dit tot sociale en emotionele ongelijkheid. Dit vergroot bestaande maatschappelijke kloven.
Trends en Context
In de VS is al langer sprake van een positieve huwelijksgradiënt: hoger opgeleiden trouwen vaker en
scheiden minder vaak.
Deze trend begint zich ook in Europa af te tekenen, maar met sterke nationale verschillen.
Opkomst van samenwonen zonder huwelijk wordt in sommige landen een volwaardig alternatief, in
andere niet.
, Artikel 2: Hogendoorn, B., Kalmijn, M., & Leopold, T. (2022). Why do lower educated
people separate more often? Life strains and the gradient in union dissolution.
Goode hypothese:
Wanneer scheiden zeldzaam is en de barrières hoog zijn om te scheiden, gaat alleen de elite
scheiden (de hoog opgeleiden)
Voorspelling: effect educatie op echtscheiding zal zwakker worden over de tijd
Het artikel onderzoekt waarom lager opgeleiden een hogere kans hebben om te scheiden. In plaats van
enkel vast te stellen dát ze vaker scheiden, richten de auteurs zich op de mechanismen die daaraan ten
grondslag liggen – vooral het idee van life strains.
Belangrijke concepten en theorieën
Opleidingsgradiënt in scheiding: lager opgeleiden scheiden vaker dan hoger opgeleiden.
Life strains: stressvolle levensomstandigheden zoals financiële moeilijkheden, werkloosheid,
gezondheidsproblemen.
Stress hypothesis: stress ondermijnt de kwaliteit en stabiliteit van relaties.
Goode’s theorie (1962): in samenlevingen waar scheiding sociaal geaccepteerd wordt, worden
economische en structurele factoren (zoals armoede) steeds belangrijker als verklaringen voor
scheiding.
Hypothesen
1. Lager opgeleiden scheiden vaker omdat ze meer life strains ervaren.
2. Het verschil in scheidingskansen tussen opleidingsgroepen kan grotendeels verklaard worden door
deze life strains.
3. De opleidingsgradiënt in scheiding blijft bestaan, zelfs als je rekening houdt met individuele
kenmerken (zoals kinderen, samenwoonduur, religie).
Belangrijkste bevindingen
Sterke negatieve opleidingsgradiënt: lager opgeleiden hebben aanzienlijk hogere scheidingskansen.
Life strains zoals werkloosheid, financiële problemen, slechte gezondheid komen significant vaker
voor bij lager opgeleiden.
Deze factoren verklaren een groot deel van de verschillen in scheidingskansen.
Zelfs als je corrigeert voor life strains, blijft er nog een deel van de gradiënt over: onderwijs blijft een
onafhankelijke voorspeller van scheiding.