Pathologie
Deel 1: ontwikkeling
Algemene concepten
Sleutelleeftijd: moment waarop een mijlpaal bereikt is in ontwikkeling (leeftijd waarop
meeste kinderen een welbepaalde vaardigheid beheersen
Groei: een kwantitatieve verandering bestaande uit vermeerdering van cellen en
cellentussenstof, een kenmerk is de afnemende groeisnelheid (kan worden beïnvloed
door verschillende factoren
- Toename van lichaamsafmetingen
- Veranderingen van lichaamsverhoudingen en lichaamssamenstelling
Ontwikkeling: kwalitatieve verandering bestaande uit wetmatige rijping en differentiatie
van alle organen, waardoor deze organen op een bepaald tijdstip gaan functioneren
komt tot uiting in het waarneembare gedrag van het kind
- Complexe samenwerking tussen het rijpende neuromusculaire apparaat en
anderzijds de snel toenemende vaardigheden van het zintuigstelsel, die het kind
mogelijk maakt zich te ontwikkelen tot individu
Rijping: bij de geboorte zijn de zenuwbanen nog niet volledig gerijpt, bij een verhoogde
rijping of myelinisatie gaat de impulsbegeleiding toenemen
- Dit zorgt ervoor dat de bewegingen aanvankelijk onwillekeurig en met het gehele
lichaam gebeurt en naarmate dit rijpingsproces toeneemt gaat men meer
controle krijgen over deze spiergroepen dat zorgt voor gedifferentieerde
spierbewegingen.
Wetmatigheden van de ontwikkeling
- Interindividueel gelijke volgorde en interindividueel verschillend tijdstip: De
volgorde van de bepaalde vaardigheden die verworven worden is voor alle
kinderen hetzelfde. Maar het tijdstip waarop de kinderen deze vaardigheden
verwerven is verschillend
- Celafocaudale ontwikkeling: de ontwikkeling van het hoofd naar de stuit. Bij het
beheersen van de verschillende spieren is een volgorde voorzien. De cefacaudale
ontwikkeling gaat uit van de ontwikkeling van de spieren die het dichtst bij de
hersenen die als eerste onder controle komen. Dit komt doordat de weg naar de
zenuwcentrale korter is bij deze spieren.
- Proximo-distale ontwikkeling: De ontwikkeling verloopt van centraal naar
perifeer en grof motorische bewegingen gaan de fijn motorische bewegingen van
de extremiteiten vooraf. Bij grove motorische bewegingen spreekt men van
bewegingen dichtbij de spieren en spiergroepen dicht bij de romp. Bij fijne
motoriek spreekt men van kleine bewegingen die we in onze vingers en handen
maken.
- Flexie-extensie ontwikkeling: Pasgeborenen vertonen in vooral een adductie-
flexiehouding van de extremiteiten. Dit gaat daarna over in een abductie-
flexiehouding. Uiteindelijk leidt dit tot een abductie-extensiehouding.
, - Principe van hiërarchische integratie: Eenvoudige vaardigheden gaan doorgaans
eerder ontwikkeld worden dan de complexe vaardigheden.
- Principe van onafhankelijkheid van systemen (=principe van intra-individuele
variatie): De snelheid van ontwikkeling binnen een specifiek ontwikkelingsveld
kan aanzienlijk verschillen met een ander veld. Zo kunnen sommige kinderen een
snellere evolutie maken op gebied van motoriek en andere dan weer op gebied
van taal.
- Functionele assymetrie: Afwisselende links-rechtsontwikkeling, wat soms kan
leiden tot dominantie van één van de lichaamshelften. Zo kan 1 lichaamshelft wel
reeds een pincetgreep uitvoeren terwijl de andere dit nog niet kan.
- Ontwikkeling is onomkeerbaar: Een verworven functie gaat nooit meer verloren,
tenzij er een letsel aanwezig is (bv.hersenletsel door een trauma).
- De snelheid van ontwikkelen neemt af naarmate het kind ouder wordt:
Gedurende de eerste 18 maanden is er een zeer sterke aanpassingsvermogen van
de baby. Verhoudingsgewijs leert de mens op latere leeftijd veel moeilijker en
met veel meer inspanning op een veel trager tempo.
- Stootsgewijze ontwikkeling: Ontwikkeling is continu aanwezig. Binnen de
ontwikkelingsvelden kunnen in één veld verschillende versnellingen of vertraging
optreden zonder er sprake is van een pathologische ontwikkeling.
Stoornissen in de ontwikkeling: Mogelijke risicofactoren voor ontwikkelingsstoornissen
zijn: genetica, prenatale risicofactoren (zoals medicatie/roken tijdens zwangerschap),
zuurstof tekort tijdens bevalling, het oplopen van infecties, financiële problemen,
kindermisbruik.
- Trage ontwikkeling: Hierbij loopt de ontwikkelingsleeftijd achter bij de
kalenderleeftijd. Alle ontwikkelingsstadia worden wel doorlopen maar op een
trager tempo. Dus het niveau wordt pas op een later tijdstip bereikt.
- Retardatie: Achterblijven in de ontwikkeling. Deze achterstand kan tijdelijk of
blijvend zijn en kan op ieder moment ontstaan (pre-, peri- of postnataal).
- Regressie: Een terugval naar een vroeger stadium. Dit kan zowel een kwalitatieve
of kwantitatieve terugval zijn in vaardigheden. Dit gebeurd voornamelijk door een
traumatische gebeurtenis. Zo ziet men soms bij echtscheidingen dat een 4 jarig
kind hierdoor terug gaat bedplassen.
Groei en ontwikkeling
Fysieke groei, maturatie en verouderen
- Algemene lichaamslengte: voorspelbaar en
consistent maar niet lineair, snelle groei na geboorte
dan een graduele en gestage groei in jonge
kinderjaren en dan weer een snelle groei tijdens de
vroege adolescentie om nadien weer af te vlakken,
geslacht is ook een belangrijke factor (jongens vaak
kleiner en zwaarder, meisjes sneller volwassen)
- Relatieve groei: hoofd van pasgeborene = ¼ van
totale hoogte, hoofd in adolescentie = 1/8 van
totale hoogte; benen van pasgeborene = 3/8 van
hoogte, benen in adolescentie = ½ van hoogte
, - Gewicht: een rappe verhoging bij kinderen, een matige verhoging tijdens de
jeugdjaren een spurt in de vroege volwassen jaren en een afvlakkende stijging op
het eind van de groei periode. (zeer afhankelijk van extrinsieke factoren zoals
beweging en dieet)
- Fysiologische maturatie: volwassen worden van je lichaam is gebaseerd op
chronologische leeftijd, groei in lichaamslengte en fysiologische maturatie. Een
van de indicatoren bij de maturatie status is de aanwezigheid van secundaire
geslachtskenmerken tijdens de volwassen groei sprint.
- Volwassenheid en ouderdom: groei eindigt op 20j, maar hoogte en gewicht kan
nog wel veranderen
o Daling lichaamslengte wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling in
kraakbeen tussen de wervels een
compressie van de wervelkolom en een
daling in de lengte van de romp + botten
verliezen densiteit na een resultaat van
progressieve modificaties in de proteïne
matrix van het skelet.
Groei onderste ledematen
De heup
- De hellingshoek van de hals ten opzichte van de schacht in het
frontale vlak, de hals-schachthoek, en de hellingshoek in het
transversale vlak, de anteversiehoek.
o hoek groter dan 135° coxa valga
o hoek kleiner dan 120° coxa vara
- Bij de geboorte zal de hals-schachthoek van het heupgewricht een waarde
hebben tussen de 140 en 150 graden. Deze hoek daalt
naar 125° bij een volwassen persoon vanwege de ‘loading’
tijdens het wandelen
o Een afwijking van de femurschacht in de vorm van
coxa valga of coxa vara verandert de krachtrelaties
om het heupgewricht en in het bot zelf. Een
Deel 1: ontwikkeling
Algemene concepten
Sleutelleeftijd: moment waarop een mijlpaal bereikt is in ontwikkeling (leeftijd waarop
meeste kinderen een welbepaalde vaardigheid beheersen
Groei: een kwantitatieve verandering bestaande uit vermeerdering van cellen en
cellentussenstof, een kenmerk is de afnemende groeisnelheid (kan worden beïnvloed
door verschillende factoren
- Toename van lichaamsafmetingen
- Veranderingen van lichaamsverhoudingen en lichaamssamenstelling
Ontwikkeling: kwalitatieve verandering bestaande uit wetmatige rijping en differentiatie
van alle organen, waardoor deze organen op een bepaald tijdstip gaan functioneren
komt tot uiting in het waarneembare gedrag van het kind
- Complexe samenwerking tussen het rijpende neuromusculaire apparaat en
anderzijds de snel toenemende vaardigheden van het zintuigstelsel, die het kind
mogelijk maakt zich te ontwikkelen tot individu
Rijping: bij de geboorte zijn de zenuwbanen nog niet volledig gerijpt, bij een verhoogde
rijping of myelinisatie gaat de impulsbegeleiding toenemen
- Dit zorgt ervoor dat de bewegingen aanvankelijk onwillekeurig en met het gehele
lichaam gebeurt en naarmate dit rijpingsproces toeneemt gaat men meer
controle krijgen over deze spiergroepen dat zorgt voor gedifferentieerde
spierbewegingen.
Wetmatigheden van de ontwikkeling
- Interindividueel gelijke volgorde en interindividueel verschillend tijdstip: De
volgorde van de bepaalde vaardigheden die verworven worden is voor alle
kinderen hetzelfde. Maar het tijdstip waarop de kinderen deze vaardigheden
verwerven is verschillend
- Celafocaudale ontwikkeling: de ontwikkeling van het hoofd naar de stuit. Bij het
beheersen van de verschillende spieren is een volgorde voorzien. De cefacaudale
ontwikkeling gaat uit van de ontwikkeling van de spieren die het dichtst bij de
hersenen die als eerste onder controle komen. Dit komt doordat de weg naar de
zenuwcentrale korter is bij deze spieren.
- Proximo-distale ontwikkeling: De ontwikkeling verloopt van centraal naar
perifeer en grof motorische bewegingen gaan de fijn motorische bewegingen van
de extremiteiten vooraf. Bij grove motorische bewegingen spreekt men van
bewegingen dichtbij de spieren en spiergroepen dicht bij de romp. Bij fijne
motoriek spreekt men van kleine bewegingen die we in onze vingers en handen
maken.
- Flexie-extensie ontwikkeling: Pasgeborenen vertonen in vooral een adductie-
flexiehouding van de extremiteiten. Dit gaat daarna over in een abductie-
flexiehouding. Uiteindelijk leidt dit tot een abductie-extensiehouding.
, - Principe van hiërarchische integratie: Eenvoudige vaardigheden gaan doorgaans
eerder ontwikkeld worden dan de complexe vaardigheden.
- Principe van onafhankelijkheid van systemen (=principe van intra-individuele
variatie): De snelheid van ontwikkeling binnen een specifiek ontwikkelingsveld
kan aanzienlijk verschillen met een ander veld. Zo kunnen sommige kinderen een
snellere evolutie maken op gebied van motoriek en andere dan weer op gebied
van taal.
- Functionele assymetrie: Afwisselende links-rechtsontwikkeling, wat soms kan
leiden tot dominantie van één van de lichaamshelften. Zo kan 1 lichaamshelft wel
reeds een pincetgreep uitvoeren terwijl de andere dit nog niet kan.
- Ontwikkeling is onomkeerbaar: Een verworven functie gaat nooit meer verloren,
tenzij er een letsel aanwezig is (bv.hersenletsel door een trauma).
- De snelheid van ontwikkelen neemt af naarmate het kind ouder wordt:
Gedurende de eerste 18 maanden is er een zeer sterke aanpassingsvermogen van
de baby. Verhoudingsgewijs leert de mens op latere leeftijd veel moeilijker en
met veel meer inspanning op een veel trager tempo.
- Stootsgewijze ontwikkeling: Ontwikkeling is continu aanwezig. Binnen de
ontwikkelingsvelden kunnen in één veld verschillende versnellingen of vertraging
optreden zonder er sprake is van een pathologische ontwikkeling.
Stoornissen in de ontwikkeling: Mogelijke risicofactoren voor ontwikkelingsstoornissen
zijn: genetica, prenatale risicofactoren (zoals medicatie/roken tijdens zwangerschap),
zuurstof tekort tijdens bevalling, het oplopen van infecties, financiële problemen,
kindermisbruik.
- Trage ontwikkeling: Hierbij loopt de ontwikkelingsleeftijd achter bij de
kalenderleeftijd. Alle ontwikkelingsstadia worden wel doorlopen maar op een
trager tempo. Dus het niveau wordt pas op een later tijdstip bereikt.
- Retardatie: Achterblijven in de ontwikkeling. Deze achterstand kan tijdelijk of
blijvend zijn en kan op ieder moment ontstaan (pre-, peri- of postnataal).
- Regressie: Een terugval naar een vroeger stadium. Dit kan zowel een kwalitatieve
of kwantitatieve terugval zijn in vaardigheden. Dit gebeurd voornamelijk door een
traumatische gebeurtenis. Zo ziet men soms bij echtscheidingen dat een 4 jarig
kind hierdoor terug gaat bedplassen.
Groei en ontwikkeling
Fysieke groei, maturatie en verouderen
- Algemene lichaamslengte: voorspelbaar en
consistent maar niet lineair, snelle groei na geboorte
dan een graduele en gestage groei in jonge
kinderjaren en dan weer een snelle groei tijdens de
vroege adolescentie om nadien weer af te vlakken,
geslacht is ook een belangrijke factor (jongens vaak
kleiner en zwaarder, meisjes sneller volwassen)
- Relatieve groei: hoofd van pasgeborene = ¼ van
totale hoogte, hoofd in adolescentie = 1/8 van
totale hoogte; benen van pasgeborene = 3/8 van
hoogte, benen in adolescentie = ½ van hoogte
, - Gewicht: een rappe verhoging bij kinderen, een matige verhoging tijdens de
jeugdjaren een spurt in de vroege volwassen jaren en een afvlakkende stijging op
het eind van de groei periode. (zeer afhankelijk van extrinsieke factoren zoals
beweging en dieet)
- Fysiologische maturatie: volwassen worden van je lichaam is gebaseerd op
chronologische leeftijd, groei in lichaamslengte en fysiologische maturatie. Een
van de indicatoren bij de maturatie status is de aanwezigheid van secundaire
geslachtskenmerken tijdens de volwassen groei sprint.
- Volwassenheid en ouderdom: groei eindigt op 20j, maar hoogte en gewicht kan
nog wel veranderen
o Daling lichaamslengte wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling in
kraakbeen tussen de wervels een
compressie van de wervelkolom en een
daling in de lengte van de romp + botten
verliezen densiteit na een resultaat van
progressieve modificaties in de proteïne
matrix van het skelet.
Groei onderste ledematen
De heup
- De hellingshoek van de hals ten opzichte van de schacht in het
frontale vlak, de hals-schachthoek, en de hellingshoek in het
transversale vlak, de anteversiehoek.
o hoek groter dan 135° coxa valga
o hoek kleiner dan 120° coxa vara
- Bij de geboorte zal de hals-schachthoek van het heupgewricht een waarde
hebben tussen de 140 en 150 graden. Deze hoek daalt
naar 125° bij een volwassen persoon vanwege de ‘loading’
tijdens het wandelen
o Een afwijking van de femurschacht in de vorm van
coxa valga of coxa vara verandert de krachtrelaties
om het heupgewricht en in het bot zelf. Een