adaptatie aanpassing
aeroob met zuurstof
(genfrequentie); het percentage waarmee een
allelfrequentie bepaald allel deel uitmaakt van de genenpool
in een populatie
een manier van soortvorming waarbij
dochtersoorten ontstaan uit een
vooroudersoort, als er een duidelijk
aanwijsbare ruimtelijke scheiding is tussen de
allopatrische
dochterpopulaties en de oudersoort die wordt
soortsvorming
veroorzaakt door geologische verschijnselen
of migratie. Door die scheiding kunnen de
dochterpopulaties zich op den duur
ontwikkelen tot aparte soorten.
gelijkenis die samenhangt met overeenkomst
in functie en niet met de afstamming van een
analoge organen gemeenschappelijke voorouder; bijv. De
vleugel van een vlinder is analoog aan de
vleugel van een vogel.
m.b.v. zonlicht in staat zijn chemische energie
vast te leggen met fotosynthese / uit
autotroof
anorganische stoffen organische stoffen
kunnen maken
verscheidenheid, dat is de soortenrijkdom
biodiversiteit binnen een ecosysteem. Er bestaat echter ook
diversiteit in genotypen binnen een populatie.
theorie van Cuvier die beweerde dat soorten
catastrofetheorie verdwenen door natuurrampen zoals
aardbevingen en overstromingen
een groep soorten bestaande uit een
clade
voorouder en alle nakomelingen daarvan
schematische weergave van de verwantschap
cladogram tussen soorten van een clade, inclusief de
gemeenschappelijke voorouder
is het proces in de evolutie waarbij
organismen zich voortdurend aan elkaar
co-evolutie aanpassen. Vaak leidt co-evolutie tot een
samenwerkingsverband, waarbij beide soorten
niet meer zonder elkaar kunnen
theorie volgens welke oorspronkelijk
endosymbiosetheorie vrijlevende prokaryoten als organellen (i.c.
mitochondriën en chloroplasten) in andere
, cellen zijn gaan leven. Zo zouden eukaryote
cellen zijn ontstaan
ontwikkeling van het leven op aarde waarbij
evolutie
soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
aangepastheid voor zover deze een bijdrage
levert aan het voortplantingssucces van een
fitness individu. Individuen die bevoordeeld worden
door selectie hebben een grotere fitness dan
andere individuen.
fossiel resten of afdruk van uitgestorven organismen.
het optreden van genetic drift doordat een
foundereffect klein deel van een populatie zich vestigt in een
nieuw gebied
het verschijnsel dat tussen individuen van
gene flow twee populaties van dezelfde soort
uitwisseling van genen plaats vindt
de verzameling van alle allelen in een
genenpool
populatie
het ontstaan van levende wezens uit levenloze
generatio spontanea
materie.
veranderingen in de allelenfrequenties (
genfrequenties) binnen een bepaalde
genetic drift
populatie tengevolge van toevalsfluctuaties. In
een kleine populatie is de genetic drift groter.
genus geslacht (meervoud genera)
fossiele soort, die dankzij een grote
horizontale (geografische) verspreiding en een
gidsfossiel
geringe verticale verspreiding geschikt is voor
de identificatie van een bepaalde aardlaag.
de tijd waarin in de helft van de isotopen is
halveringstijd
vervallen in het stabiele element
Hardy-Weinberg-
p+q=1
evenwicht
overeenkomst in bouw, gelijkenis als gevolg
van afstamming van een gemeenschappelijke
homologe organen
voorouder. Voorbeeld: alle pootskeletten van
gewervelden zijn homoloog.
een deel van een populatie raakt gescheiden
isolatie
en vormt een nieuwe populatie
isotopen van een scheikundig element
isotopen verschillen in atoommassa, maar hebben
dezelfde chemische eigenschappen.
aeroob met zuurstof
(genfrequentie); het percentage waarmee een
allelfrequentie bepaald allel deel uitmaakt van de genenpool
in een populatie
een manier van soortvorming waarbij
dochtersoorten ontstaan uit een
vooroudersoort, als er een duidelijk
aanwijsbare ruimtelijke scheiding is tussen de
allopatrische
dochterpopulaties en de oudersoort die wordt
soortsvorming
veroorzaakt door geologische verschijnselen
of migratie. Door die scheiding kunnen de
dochterpopulaties zich op den duur
ontwikkelen tot aparte soorten.
gelijkenis die samenhangt met overeenkomst
in functie en niet met de afstamming van een
analoge organen gemeenschappelijke voorouder; bijv. De
vleugel van een vlinder is analoog aan de
vleugel van een vogel.
m.b.v. zonlicht in staat zijn chemische energie
vast te leggen met fotosynthese / uit
autotroof
anorganische stoffen organische stoffen
kunnen maken
verscheidenheid, dat is de soortenrijkdom
biodiversiteit binnen een ecosysteem. Er bestaat echter ook
diversiteit in genotypen binnen een populatie.
theorie van Cuvier die beweerde dat soorten
catastrofetheorie verdwenen door natuurrampen zoals
aardbevingen en overstromingen
een groep soorten bestaande uit een
clade
voorouder en alle nakomelingen daarvan
schematische weergave van de verwantschap
cladogram tussen soorten van een clade, inclusief de
gemeenschappelijke voorouder
is het proces in de evolutie waarbij
organismen zich voortdurend aan elkaar
co-evolutie aanpassen. Vaak leidt co-evolutie tot een
samenwerkingsverband, waarbij beide soorten
niet meer zonder elkaar kunnen
theorie volgens welke oorspronkelijk
endosymbiosetheorie vrijlevende prokaryoten als organellen (i.c.
mitochondriën en chloroplasten) in andere
, cellen zijn gaan leven. Zo zouden eukaryote
cellen zijn ontstaan
ontwikkeling van het leven op aarde waarbij
evolutie
soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
aangepastheid voor zover deze een bijdrage
levert aan het voortplantingssucces van een
fitness individu. Individuen die bevoordeeld worden
door selectie hebben een grotere fitness dan
andere individuen.
fossiel resten of afdruk van uitgestorven organismen.
het optreden van genetic drift doordat een
foundereffect klein deel van een populatie zich vestigt in een
nieuw gebied
het verschijnsel dat tussen individuen van
gene flow twee populaties van dezelfde soort
uitwisseling van genen plaats vindt
de verzameling van alle allelen in een
genenpool
populatie
het ontstaan van levende wezens uit levenloze
generatio spontanea
materie.
veranderingen in de allelenfrequenties (
genfrequenties) binnen een bepaalde
genetic drift
populatie tengevolge van toevalsfluctuaties. In
een kleine populatie is de genetic drift groter.
genus geslacht (meervoud genera)
fossiele soort, die dankzij een grote
horizontale (geografische) verspreiding en een
gidsfossiel
geringe verticale verspreiding geschikt is voor
de identificatie van een bepaalde aardlaag.
de tijd waarin in de helft van de isotopen is
halveringstijd
vervallen in het stabiele element
Hardy-Weinberg-
p+q=1
evenwicht
overeenkomst in bouw, gelijkenis als gevolg
van afstamming van een gemeenschappelijke
homologe organen
voorouder. Voorbeeld: alle pootskeletten van
gewervelden zijn homoloog.
een deel van een populatie raakt gescheiden
isolatie
en vormt een nieuwe populatie
isotopen van een scheikundig element
isotopen verschillen in atoommassa, maar hebben
dezelfde chemische eigenschappen.