Hoorcolleges biopyschologie
College 1 (H1)
- Biologische verklaring van gedrag kan op verschillende manieren:
● fysiologisch niveau → verband tussen fysiologische processen in de
hersenen en ons gedrag. (mannelijke vogeltjes zingen als testosteron
stijgt)
● ontogenetisch niveau → ontwikkelen van bepaald gedrag en
hersenstructuren van individuen, je kijkt bijvoorbeeld naar de genen,
ervaringen en voeding.
● evolutionair niveau → gedrag/hersenstructuur relateren aan de
evolutionaire geschiedenis (voorouder) van een soort.
● functioneel niveau → onderzoek waarom gedrag of een hersenstructuur
zich op bepaalde manier ontwikkeld heeft.
Hersenen en ruggenmerg vormen samen het zenuwstelsel. Hersenen werken omdat hele
groep neuronen samen actief is.
1 zenuwcel is een neuron.
Hersengebieden moet samenwerken (om gedrag te realiseren) en werken niet alleen.
Hersengebied moet informatie krijgen en weer doorgeven.
- Glia cellen
Als 2 cellen met elkaar communiceren gaat dit via een chemisch proces.
Anders soort gliacellen (astrocyten), zorgen ervoor dat chemische stoffen
(neurotransmitterstoffen) uit synaptische spleet gehaald worden waardoor ze opnieuw
gebruikt kunnen worden in de neuron.
Kunnen ook bloedvaten uitweiden waardoor ze glucose uit je bloedvaten halen zodat
bepaald gebied meer glucose krijgt.
Binnenwand bloedvaten liggen endotheelcellen (tegen elkaar aan), bij periferie zitten hier
kleine gaatjes tussen en in de hersenen liggen deze wel tegen elkaar aan. Zo kunnen niet
alle stoffen je hersenen binnenkomen = bloed-hersen barrière.
Bloed-hersen barrière beschermt hersenen tegen bacteriën en virussen. Immuunsysteem
zorgt dat de schadelijke cel verwijderd wordt.
Microglia zorgt ervoor dat virus deeltjes die wel in de hersenen komen dat voordat ze
hersenen kunnen infecteren ze verwijderd worden.
,- Manier om bloed-hersen barriere te passeren: passief transport (hele kleine cellen kunnen
deze passeren) en actief transport (stoffen worden in hersenen gebracht wat energie kost
zoals glucose, aminozuren).
Dopamine komt niet door bloed-hersen barrière heen, mensen met parkinson hebben tekort
aan dopamine dus krijgen anders soort ingespoten wat wel door de barrière heen kan.
- Hersenen kunnen geen energie opslaan dus moet via actieve transport aangevoerd
worden. Hersenen gebruiken ongeveer 20% van je energie.
- Prikkeloverdracht in de hersenen is een elektrisch chemisch proces.
Elektrisch proces: signaaloverdracht in de axon gaat via de dendrieten of cellichaam.
● gradueel potentiaal → wordt opgeroepen in de dendrieten en cellichaam.
● actiepotentiaal wordt opgeroepen in de axon.
Chemisch proces: tussen neuronen, hierdoor wordt dendriet geprikkeld en treedt er
elektrisch proces op. Vind bij de synapsen plaats.
- Hersenen zijn nooit in rust maar neuron kan dit wel.
Potentiaal verschil tussen elektrische activiteit binnen en buiten de cel = rustpotentiaal,
verschil van 70 mV:
- meer positief geladen natriumionen buiten de cel, dus buitenkant postitief
- meer negatief geladen eiwitmoleculen in de cel
Krachten die rol spelen bij handhaven van potentieel:
- elektrische gradiënt: tegenpolen trekken elkaar aan, negatieve natrium ionen willen
naar positieve kant (lading).
- concentratie gradiënt: als er aan een kan heel veel willen ze naar de andere kant
(aantal).
Situatie in rust:
Eitwitten zijn negatief in cel en willen naar positieve buitenkant (elektrische gradiënt),
eitwitten te groot om door proteïne kanalen te komen dus blijven in de cel.
Kalium ionen zitten meer in de cel dan erbuiten dus de concentratie gradiënt stuur ze naar
buitenkant, maar de buitenkant is positief. Hierdoor blijft positieve kalium ionen liever aan de
binnenkant.
Chloor is negatief geladen ion en wil naar positieve kant toe maar hier zitten er
al heel veel dus de concentratie gradiënt houdt hem in de cel → krachten heffen
elkaar op.
Natrium is positief en willen graag de cel in waar er weinig zitten. De binnenkant is negatief
dus positieve natrium ionen willen de cel in.
,- Hoe verder de axonheuvel weg is hoe zwakker het signaal zal worden = graduele
potentiaal. Hoe sterker het stimulatie, hoe sterker het signaal en groter de kans dat bij de
axonheuvel nog een sterk signaal over is
Axonheuvel is moment wanneer gekeken wordt of cel sterk genoeg wordt
gestimuleerd om actiepotentiaal op te wekken → signaal gaat van cellichaam
naar axonheuvel, als signaal sterk genoeg is wordt het signaal verder
doorgegeven in de vorm van een actiepotentiaal.
↓
Is prikker sterk genoeg op niet, gaat over graduele potentiaal.
- Stel dat bij heuvel blijkt dat signaal sterk genoeg is om drempelwaarde te overschrijden,
dan wordt actiepotentiaal in actie gezet. Is een alles of niets fenomeen, het gebeurd of
gebeurd niet
↓
Natriumkanalen gaan open en laten natrium ionen door en natrium gaat de cel in, dus
binnenkant wordt positiever t.o.v. buitenkant. Op moment dat actiepotentiaal volledig is
ontwikkeld gaan natrium kanalen weer dicht.
Kalium kanalen gaan ook open en kalium gaat uit de cel omdat er buiten de cel minder
kalium is. Deze kanalen gaan iets later dicht.
, College 2
- Sherrington ontdekte dat signaal overdracht tussen neuronen anders gaat dan signaal die
binnen neuron wordt doorgegeven.
↓
Synaps is ruimte tussen axonuiteinde (presynaptisch membraan) en begin dendriet (post-
synaptisch membraan in, hierdoor gaat overdracht tussen neuronen dus anders.
- Ionen worden vrijgegeven uit presynaptisch membraan en gaan door soort eiwitbuis naar
het volgende postsynaptisch membraan → noemen we elektrische synapsen,
vooral bij het hart en gladde spieren. (heel weinig synapsen werken zo)
Meer neuronen communiceren via chemische synapsen waaruit in axonuiteinde chemische
stoffen worden afgegeven, deze stoffen hechten zich vervolgens vast aan receptoren van
postsynaptisch membraan.
↓
Deze chemische stoffen zijn neurotransmitters / neuromodulatoren.
Chemische synapsen werken in aantal stappen. Processen die hier belangrijk voor zijn:
1. Chemische stoffen (neurotransmitters) moeten gemaakt worden en worden
opgeslagen in kleine blaasjes (vesicles). Als actiepotentiaal aankomt worden ze
hieruit afgegeven.
● neurotransmitters worden gemaakt bij plek waar ze nodig zijn, dus bij
axonuiteinde.
● neuromodulatoren worden in het cellichaam gemaakt, worden ook in blaasjes
gestopt. Zijn beschikbaar als actiepotentiaal axonuiteinde bereikt.
Veel stoffen die werking als neurotransmitter kunnen realiseren:
● Aminozuren:
- glutamaat (excitatoir → verkleind potentiaal verschil
tussen binnen en buitenkant van de cel, waardoor cel
makkelijker geprikkeld wordt.)
- GABA (inhibitoir → vergroot potentiaal verschil tussen
binnen en buitenkant van de cel, waardoor kans op
actiepotentiaal verkleind wordt.)
● Monoaminen: Serotonine, Dopamine, Adrenaline, Noradrenaline
● Acetylcholine: zorgt voor spierspanning
● Neuropeptiden (kleine eiwitten): Endorfine, Oxytocine (liefdeshormoon),
Substantie P
● Purines: ATP, Adenosine (geactiveerd als je koffie drinkt).
College 1 (H1)
- Biologische verklaring van gedrag kan op verschillende manieren:
● fysiologisch niveau → verband tussen fysiologische processen in de
hersenen en ons gedrag. (mannelijke vogeltjes zingen als testosteron
stijgt)
● ontogenetisch niveau → ontwikkelen van bepaald gedrag en
hersenstructuren van individuen, je kijkt bijvoorbeeld naar de genen,
ervaringen en voeding.
● evolutionair niveau → gedrag/hersenstructuur relateren aan de
evolutionaire geschiedenis (voorouder) van een soort.
● functioneel niveau → onderzoek waarom gedrag of een hersenstructuur
zich op bepaalde manier ontwikkeld heeft.
Hersenen en ruggenmerg vormen samen het zenuwstelsel. Hersenen werken omdat hele
groep neuronen samen actief is.
1 zenuwcel is een neuron.
Hersengebieden moet samenwerken (om gedrag te realiseren) en werken niet alleen.
Hersengebied moet informatie krijgen en weer doorgeven.
- Glia cellen
Als 2 cellen met elkaar communiceren gaat dit via een chemisch proces.
Anders soort gliacellen (astrocyten), zorgen ervoor dat chemische stoffen
(neurotransmitterstoffen) uit synaptische spleet gehaald worden waardoor ze opnieuw
gebruikt kunnen worden in de neuron.
Kunnen ook bloedvaten uitweiden waardoor ze glucose uit je bloedvaten halen zodat
bepaald gebied meer glucose krijgt.
Binnenwand bloedvaten liggen endotheelcellen (tegen elkaar aan), bij periferie zitten hier
kleine gaatjes tussen en in de hersenen liggen deze wel tegen elkaar aan. Zo kunnen niet
alle stoffen je hersenen binnenkomen = bloed-hersen barrière.
Bloed-hersen barrière beschermt hersenen tegen bacteriën en virussen. Immuunsysteem
zorgt dat de schadelijke cel verwijderd wordt.
Microglia zorgt ervoor dat virus deeltjes die wel in de hersenen komen dat voordat ze
hersenen kunnen infecteren ze verwijderd worden.
,- Manier om bloed-hersen barriere te passeren: passief transport (hele kleine cellen kunnen
deze passeren) en actief transport (stoffen worden in hersenen gebracht wat energie kost
zoals glucose, aminozuren).
Dopamine komt niet door bloed-hersen barrière heen, mensen met parkinson hebben tekort
aan dopamine dus krijgen anders soort ingespoten wat wel door de barrière heen kan.
- Hersenen kunnen geen energie opslaan dus moet via actieve transport aangevoerd
worden. Hersenen gebruiken ongeveer 20% van je energie.
- Prikkeloverdracht in de hersenen is een elektrisch chemisch proces.
Elektrisch proces: signaaloverdracht in de axon gaat via de dendrieten of cellichaam.
● gradueel potentiaal → wordt opgeroepen in de dendrieten en cellichaam.
● actiepotentiaal wordt opgeroepen in de axon.
Chemisch proces: tussen neuronen, hierdoor wordt dendriet geprikkeld en treedt er
elektrisch proces op. Vind bij de synapsen plaats.
- Hersenen zijn nooit in rust maar neuron kan dit wel.
Potentiaal verschil tussen elektrische activiteit binnen en buiten de cel = rustpotentiaal,
verschil van 70 mV:
- meer positief geladen natriumionen buiten de cel, dus buitenkant postitief
- meer negatief geladen eiwitmoleculen in de cel
Krachten die rol spelen bij handhaven van potentieel:
- elektrische gradiënt: tegenpolen trekken elkaar aan, negatieve natrium ionen willen
naar positieve kant (lading).
- concentratie gradiënt: als er aan een kan heel veel willen ze naar de andere kant
(aantal).
Situatie in rust:
Eitwitten zijn negatief in cel en willen naar positieve buitenkant (elektrische gradiënt),
eitwitten te groot om door proteïne kanalen te komen dus blijven in de cel.
Kalium ionen zitten meer in de cel dan erbuiten dus de concentratie gradiënt stuur ze naar
buitenkant, maar de buitenkant is positief. Hierdoor blijft positieve kalium ionen liever aan de
binnenkant.
Chloor is negatief geladen ion en wil naar positieve kant toe maar hier zitten er
al heel veel dus de concentratie gradiënt houdt hem in de cel → krachten heffen
elkaar op.
Natrium is positief en willen graag de cel in waar er weinig zitten. De binnenkant is negatief
dus positieve natrium ionen willen de cel in.
,- Hoe verder de axonheuvel weg is hoe zwakker het signaal zal worden = graduele
potentiaal. Hoe sterker het stimulatie, hoe sterker het signaal en groter de kans dat bij de
axonheuvel nog een sterk signaal over is
Axonheuvel is moment wanneer gekeken wordt of cel sterk genoeg wordt
gestimuleerd om actiepotentiaal op te wekken → signaal gaat van cellichaam
naar axonheuvel, als signaal sterk genoeg is wordt het signaal verder
doorgegeven in de vorm van een actiepotentiaal.
↓
Is prikker sterk genoeg op niet, gaat over graduele potentiaal.
- Stel dat bij heuvel blijkt dat signaal sterk genoeg is om drempelwaarde te overschrijden,
dan wordt actiepotentiaal in actie gezet. Is een alles of niets fenomeen, het gebeurd of
gebeurd niet
↓
Natriumkanalen gaan open en laten natrium ionen door en natrium gaat de cel in, dus
binnenkant wordt positiever t.o.v. buitenkant. Op moment dat actiepotentiaal volledig is
ontwikkeld gaan natrium kanalen weer dicht.
Kalium kanalen gaan ook open en kalium gaat uit de cel omdat er buiten de cel minder
kalium is. Deze kanalen gaan iets later dicht.
, College 2
- Sherrington ontdekte dat signaal overdracht tussen neuronen anders gaat dan signaal die
binnen neuron wordt doorgegeven.
↓
Synaps is ruimte tussen axonuiteinde (presynaptisch membraan) en begin dendriet (post-
synaptisch membraan in, hierdoor gaat overdracht tussen neuronen dus anders.
- Ionen worden vrijgegeven uit presynaptisch membraan en gaan door soort eiwitbuis naar
het volgende postsynaptisch membraan → noemen we elektrische synapsen,
vooral bij het hart en gladde spieren. (heel weinig synapsen werken zo)
Meer neuronen communiceren via chemische synapsen waaruit in axonuiteinde chemische
stoffen worden afgegeven, deze stoffen hechten zich vervolgens vast aan receptoren van
postsynaptisch membraan.
↓
Deze chemische stoffen zijn neurotransmitters / neuromodulatoren.
Chemische synapsen werken in aantal stappen. Processen die hier belangrijk voor zijn:
1. Chemische stoffen (neurotransmitters) moeten gemaakt worden en worden
opgeslagen in kleine blaasjes (vesicles). Als actiepotentiaal aankomt worden ze
hieruit afgegeven.
● neurotransmitters worden gemaakt bij plek waar ze nodig zijn, dus bij
axonuiteinde.
● neuromodulatoren worden in het cellichaam gemaakt, worden ook in blaasjes
gestopt. Zijn beschikbaar als actiepotentiaal axonuiteinde bereikt.
Veel stoffen die werking als neurotransmitter kunnen realiseren:
● Aminozuren:
- glutamaat (excitatoir → verkleind potentiaal verschil
tussen binnen en buitenkant van de cel, waardoor cel
makkelijker geprikkeld wordt.)
- GABA (inhibitoir → vergroot potentiaal verschil tussen
binnen en buitenkant van de cel, waardoor kans op
actiepotentiaal verkleind wordt.)
● Monoaminen: Serotonine, Dopamine, Adrenaline, Noradrenaline
● Acetylcholine: zorgt voor spierspanning
● Neuropeptiden (kleine eiwitten): Endorfine, Oxytocine (liefdeshormoon),
Substantie P
● Purines: ATP, Adenosine (geactiveerd als je koffie drinkt).