Inleiding verbintenissenrecht
RGBUPRV001 - Universiteit Utrecht 2024/2025
Bevat:
1. Uitwerking Hoorcolleges
2. Uitwerking Leerdoelen
3. Uitwerking relevante informatie uit werkgroepopdrachten
a. Selectie gemaakt gebaseerd op punt 1 - 3
4. Uitwerking relevante informatie uit voorgeschreven literatuur
a. Selectie gemaakt gebaseerd op punt 1 - 3
,Week 1
Reehuis: Hoofdstuk 1, 13, 14, 24
Vermogensrecht
1. Objectief
a. Geldend recht met betrekking tot het vermogen
2. Subjectief
a. Regelt toekomende bevoegdheid
Verbintenis
- Vermogensrechtelijke band tussen minimaal twee personen waarbij
- 1 tot prestatie is gerechtigd → de crediteur
- 1 tot prestatie is verplicht → de debiteur
- Verbintenis vloeien altijd voort uit de wet: art 6:1 BW
- Soorten verbintenissen:
1. ‘Gewone’ verbintenis
a. Juridisch afdwingbare verplichting
i. Crediteur kan debiteur dwingen tot prestatie (BV: via rechter)
1. Verbintenis uit de wet
2. Verbintenis uit overeenkomst
2. Natuurlijke verbintenis: art. 6:3 BW
a. Morele sociale verplichting die niet juridisch afdwingbaar is
Natuurlijke verbintenis
- Crediteur: vorderingsrecht zonder rechtsvordering
- Debiteur: schuld zonder aansprakelijkheid
- Soorten:
1. De wet onthoudt de afdwingbaarheid
a. Voorafgaande onthouding → verbintenis uit spel/weddenschap nietig
b. Latere onthouding → bevrijdende verjaring
2. Rechtshandeling onthoudt de afdwingbaarheid
a. Tijdens het sluiten van de overeenkomst wordt afdwingbaarheid
onthouden
i. Covenant of Gentleman’s agreement
3. Dringende morele verplichting
a. Dringende morele plicht
b. Geen verplichting afdwingbaar door de wet
c. Maatschappelijke waardering/verwachting van voldoen
d. Bij voldoening wordt dit gezien als de voldoening aan een verbintenis
i. BV: ouders betalen uni kind
- Rechtsgevolgen natuurlijke verbintenis:
1. Hoofdregel: dezelfde wetsbepalingen gelden voor natuurlijke verbintenis
a. Tenzij wetsbepaling alleen relevant is door de afdwingbaarheid →
natuurlijke verbintenis is niet afdwingbaar
2. Geen onverschuldigde betaling
a. Nakoming is niet terug te vorderen want er is wel een rechtsgrond
, 3. Geen schenking of gift
a. Schenking/gift: ander verrijken ten koste van eigen vermogen
b. Nakoming: minder eigen vermogen, ‘schuld’ vervalt
4. Onverplichte rechtshandeling volgens actio pauliana
a. Verplichte rechtshandelingen gaan voor: BV verschuldigde betaling
5. Niet verrekenen: art 6:127 lid 2 BW
a. Verrekening vereist afdwingbaarheid
6. Kan worden omgezet tot civiele verbintenis
7. Versterking is mogelijk
Bronnen van verbintenissen
1. Rechtstreekse benoeming door de wet
a. Als groep verbintenisscheppende feiten → overeenkomst
b. Als individuele verbintenisscheppend feit
2. Wettelijke verwijzing via ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer
a. Art 6:162 lid 2 BW
3. Wet wijst geen directe bron aan
a. De bron past in het stelsel van de wet en in de wet geregelde gevallen
Elementen van verbintenissen
1. Vorderingsrecht
a. Crediteur heft recht op prestatie van debiteur
b. Schuld van de debiteur → leveren van prestatie
2. Veroordelingsmogeljkheid
a. Crediteur → rechtsvordering
i. Bevoegdheid crediteur om debiteur (juridisch) verantwoordelijk te
stellen
b. Debiteur → aansprakelijk
3. Executie mogelijkheid
a. Crediteur: executierecht
i. Vonnis af te dwingen bij debiteur
b. Debiteur: uitwinbaarheid
i. Ingreep van buitenaf in eigen vermogen ‘verdragen’
c. Draagplicht (van debiteur)
i. Persoon van wie het vermogen beschikbaar wordt gesteld
Vorderingsrecht
1. Enge zin
a. Recht op prestatie
2. Ruime zin
a. Geen bevoegdheid (zie 1. hierboven) zonder eigen verplichting
Rechtsfeit
- Feit of gebeurtenis met automatische juridische gevolgen
- BV: geboorte, sterven, meerderjarig worden
- Soorten:
1. Bloot rechtsfeit
a. Ontstaat los van menselijk handelen
i. Overlijden
2. Gedragingen