Samenvatting KOM
Er zijn verschillende bronnen van informatie;
- Intuïtie
- Ervaring
- Autoriteit
- Wetenschappelijk onderzoek, er zijn drie belangrijke onderdelen;
o Empirisch: gebaseerd op systematische waarnemingen
o Controleerbaar: peer review (controle door ander)
o Probabilistisch: grote of kleine kans (dat theorie waar is)
Deterministisch: geen sprake van kans (tegenovergestelde)
Theorie-data cyclus
1. Theorie : geheel van denkbeelden of hypothesen die in onderlinge
samenhang worden beschreven
2. Onderzoeksvragen
3. Onderzoek ontwerp
4. Hypothesen
5. Data verzameling
6. Data analyse
Theorie
Kenmerken wetenschappelijke theorie:
- Ondersteund door data
- Falsifieerbaar: theorie weerleggen aan de hand van verzamelde
gegevens
- Spaarzaam (parsimonious): eenvoudig is genoeg, hoeft niet complex te
zijn
Onderzoeksvragen
De twee soorten onderzoeksvragen;
1. Fundamenteel (basic): kijkt naar hoe iets precies zit of werkt (relatie
ertussen)
2. Toegepast (applied): gericht op interventie/behandeling
3. (translational: beginnen met ene en vormt zich tot andere vraag)
De onderzoeksvragen kun je herkennen aan de volgende elementen: SPI(C)E
,S: setting welke locatie (waar)
P: perspectief/populatie wie
I: interest wat (hoofdonderwerp)
C: comparison/vergelijking vergelijken met wie/wat
E: evaluatie met welk resultaat (waar gaan we naar kijken bij het
hoofdonderwerp)
Voorbeeld: Wat zijn de motieven om te daten bij 1e jaar studenten in NL?
- S: Nederland
- P: 1e jaar studenten
- I: daten
- E: motieven
Onderzoek ontwerp
De methode toelichten hoe empirische gegevens verzameld zullen worden. Ook
wordt er gekozen voor kwalitatief (gesproken tekst bv.) of kwantitatief
(nummers) onderzoek. De doelgroep wordt vastgesteld tijdens deze fase.
Voorbeeld kwantitatief en kwalitatief
Kwalitatief: studenten vragen stellen over hun ervaringen met online lessen
Kwantitatief: tentamencijfers na het leren van stof in hoorcollege in vergelijking
tot via online les
Kwalitatief onderzoek
Verschillende data verzamelingsmethodes;
1. Kwalitatief interview: ervaringen uitvragen (diepte ingaan)
2. Focusgroep: specifiek onderwerp (interactie, details)
3. Bestaande gegevens: geen last van reactiviteit
4. Observatie: natuurlijke context (waarnemen sociaal wenselijke
onderwerpen)
Kwalitatief interview
- Eén op één interview
- Gesprek over ideeën, motieven en ervaringen
- Geen gesloten vragen
- Vaak meerdere aparte onderwerpen kunnen bespreken
- Nadelen; onbetrouwbaar of liegen en kost veel tijd
Focusgroep
- In groep tegelijk praten
, - Interactie tussen de deelnemers
- Anonimiteit en vertrouwelijkheid is lastiger te waarborgen
- Specifieker onderwerp, iedereen kan elkaar aanvullen en eigen ervaringen
over specifiek onderwerp delen
- Moderator functie rol
- Vaak 6-10 personen
o Homogene groep bij voorkeur: dus niet studenten en docenten in
één groep
o Wel heterogene ervaringen; dus breed scala (niet alleen 1e jaar
maar ook master studenten)
Moderator: stelt vragen die de onderzoeker heeft geformuleerd
- Zorgt ervoor dat het gesprek niet teveel afdwaalt
- Zorgt ervoor dat iedereen een kans heeft om actief deel te nemen
Onderzoeker kan verschillende rollen aannemen;
- Participant; hierdoor kan je je op je gemak voelen, maar ook niet
(doorvertellen)
- Buitenstaander; iemand los van het onderzoeker
Interview: gesprek waarin één persoon zich alleen richt op de specifieke vragen
die invloed hebben op het onderwerp (sociaal fenomeen). Dus eigen meningen
en ideeën worden niet besproken. Er zijn verschillende soorten interviews;
- Ongestructureerd: aan de hand van de antwoorden worden nieuwe
vragen bedacht
- Semigestructureerd: onderwerpen die besproken moeten worden zijn
duidelijk, maar ook hangen nieuwe vragen af van antwoorden
- Gestructureerd: vooraf vastgelegde vragen (survey)
Kwaliteit interview/focusgroep
- Verloop van gesprek hangt af van interviewer
- Doorvragen is belangrijk
- Lichaamstaal is cruciaal
- Verstandhouding (rapport) verhouding tussen mensen
Voordelen kwalitatief onderzoek
- Sociale fenomenen begrijpen vanuit natuurlijke context
- Empirische patronen kunnen vinden (gedrag observeren/beeldmateriaal)
- Startpunt voor theorievorming (aanpassen bestaande of ontwikkelen
nieuwe)
Kenmerken kwalitatief onderzoek
- Interesse in natuurlijke omgeving van respondent
, - Contextuele benadering: beschouwen de relatie tussen individuen en
hun fysieke, cognitieve en sociale werelden
- Perspectief van respondent achterhalen
- Sociale werkelijkheid omschrijven
- Karakter = iteratief
Inductie: vanuit specifieke data theorieën vormen of bestaande aanpassen
Populatie: groep mensen of dingen waarin de onderzoeker interesse toont
Steekproef: subgroep van de populatie, groep waarvan informatie wordt
verzameld
Soorten steekproeven bij kwalitatief onderzoek
- Doelgerichte steekproef
- Gemak steekproef
- Quota steekproef
- Sneeuwbal steekproef
- Sequentiële steekproef
Doelgerichte steekproef: aan specifieke voorwaarden voldoen
- Case study logic: onderzoeker gaat op zoek naar specifieke individuen
die belangrijke informatie kunnen geven
- Sample for range: onderzoeker gaat op zoek naar een zo breed
mogelijke scala aan ervaringen
Voorbeeld: sporters zonder been of ouderen die thuis wonen en echtgenoot in
afgelopen twee jaar hebben verloren
Gemak steekproef: eenvoudig te bereiken personen gebruiken voor steekproef
Quota steekproef: een doelgerichte of gemak steekproef met een voorwaarde
voor de aantallen binnen de groep (bv. 5 jongens en 5 meiden)
Sneeuwbal steekproef: doelgerichte steekproef waar elke deelnemer gevraagd
wordt nieuwe deelnemers te leveren (via-via)
Sequentiële steekproef: tijdens het onderzoek wordt de steekproef aangepast,
vaak eerst gemak steekproef en vervolgens doelgerichte steekproef
Verzamelde data
- Transcript: letterlijke woorden van een gesprek)
- Field notes: aantekeningen die waardevol zijn tijdens analyseren data
o Directe observatie; chronologisch verloop
Er zijn verschillende bronnen van informatie;
- Intuïtie
- Ervaring
- Autoriteit
- Wetenschappelijk onderzoek, er zijn drie belangrijke onderdelen;
o Empirisch: gebaseerd op systematische waarnemingen
o Controleerbaar: peer review (controle door ander)
o Probabilistisch: grote of kleine kans (dat theorie waar is)
Deterministisch: geen sprake van kans (tegenovergestelde)
Theorie-data cyclus
1. Theorie : geheel van denkbeelden of hypothesen die in onderlinge
samenhang worden beschreven
2. Onderzoeksvragen
3. Onderzoek ontwerp
4. Hypothesen
5. Data verzameling
6. Data analyse
Theorie
Kenmerken wetenschappelijke theorie:
- Ondersteund door data
- Falsifieerbaar: theorie weerleggen aan de hand van verzamelde
gegevens
- Spaarzaam (parsimonious): eenvoudig is genoeg, hoeft niet complex te
zijn
Onderzoeksvragen
De twee soorten onderzoeksvragen;
1. Fundamenteel (basic): kijkt naar hoe iets precies zit of werkt (relatie
ertussen)
2. Toegepast (applied): gericht op interventie/behandeling
3. (translational: beginnen met ene en vormt zich tot andere vraag)
De onderzoeksvragen kun je herkennen aan de volgende elementen: SPI(C)E
,S: setting welke locatie (waar)
P: perspectief/populatie wie
I: interest wat (hoofdonderwerp)
C: comparison/vergelijking vergelijken met wie/wat
E: evaluatie met welk resultaat (waar gaan we naar kijken bij het
hoofdonderwerp)
Voorbeeld: Wat zijn de motieven om te daten bij 1e jaar studenten in NL?
- S: Nederland
- P: 1e jaar studenten
- I: daten
- E: motieven
Onderzoek ontwerp
De methode toelichten hoe empirische gegevens verzameld zullen worden. Ook
wordt er gekozen voor kwalitatief (gesproken tekst bv.) of kwantitatief
(nummers) onderzoek. De doelgroep wordt vastgesteld tijdens deze fase.
Voorbeeld kwantitatief en kwalitatief
Kwalitatief: studenten vragen stellen over hun ervaringen met online lessen
Kwantitatief: tentamencijfers na het leren van stof in hoorcollege in vergelijking
tot via online les
Kwalitatief onderzoek
Verschillende data verzamelingsmethodes;
1. Kwalitatief interview: ervaringen uitvragen (diepte ingaan)
2. Focusgroep: specifiek onderwerp (interactie, details)
3. Bestaande gegevens: geen last van reactiviteit
4. Observatie: natuurlijke context (waarnemen sociaal wenselijke
onderwerpen)
Kwalitatief interview
- Eén op één interview
- Gesprek over ideeën, motieven en ervaringen
- Geen gesloten vragen
- Vaak meerdere aparte onderwerpen kunnen bespreken
- Nadelen; onbetrouwbaar of liegen en kost veel tijd
Focusgroep
- In groep tegelijk praten
, - Interactie tussen de deelnemers
- Anonimiteit en vertrouwelijkheid is lastiger te waarborgen
- Specifieker onderwerp, iedereen kan elkaar aanvullen en eigen ervaringen
over specifiek onderwerp delen
- Moderator functie rol
- Vaak 6-10 personen
o Homogene groep bij voorkeur: dus niet studenten en docenten in
één groep
o Wel heterogene ervaringen; dus breed scala (niet alleen 1e jaar
maar ook master studenten)
Moderator: stelt vragen die de onderzoeker heeft geformuleerd
- Zorgt ervoor dat het gesprek niet teveel afdwaalt
- Zorgt ervoor dat iedereen een kans heeft om actief deel te nemen
Onderzoeker kan verschillende rollen aannemen;
- Participant; hierdoor kan je je op je gemak voelen, maar ook niet
(doorvertellen)
- Buitenstaander; iemand los van het onderzoeker
Interview: gesprek waarin één persoon zich alleen richt op de specifieke vragen
die invloed hebben op het onderwerp (sociaal fenomeen). Dus eigen meningen
en ideeën worden niet besproken. Er zijn verschillende soorten interviews;
- Ongestructureerd: aan de hand van de antwoorden worden nieuwe
vragen bedacht
- Semigestructureerd: onderwerpen die besproken moeten worden zijn
duidelijk, maar ook hangen nieuwe vragen af van antwoorden
- Gestructureerd: vooraf vastgelegde vragen (survey)
Kwaliteit interview/focusgroep
- Verloop van gesprek hangt af van interviewer
- Doorvragen is belangrijk
- Lichaamstaal is cruciaal
- Verstandhouding (rapport) verhouding tussen mensen
Voordelen kwalitatief onderzoek
- Sociale fenomenen begrijpen vanuit natuurlijke context
- Empirische patronen kunnen vinden (gedrag observeren/beeldmateriaal)
- Startpunt voor theorievorming (aanpassen bestaande of ontwikkelen
nieuwe)
Kenmerken kwalitatief onderzoek
- Interesse in natuurlijke omgeving van respondent
, - Contextuele benadering: beschouwen de relatie tussen individuen en
hun fysieke, cognitieve en sociale werelden
- Perspectief van respondent achterhalen
- Sociale werkelijkheid omschrijven
- Karakter = iteratief
Inductie: vanuit specifieke data theorieën vormen of bestaande aanpassen
Populatie: groep mensen of dingen waarin de onderzoeker interesse toont
Steekproef: subgroep van de populatie, groep waarvan informatie wordt
verzameld
Soorten steekproeven bij kwalitatief onderzoek
- Doelgerichte steekproef
- Gemak steekproef
- Quota steekproef
- Sneeuwbal steekproef
- Sequentiële steekproef
Doelgerichte steekproef: aan specifieke voorwaarden voldoen
- Case study logic: onderzoeker gaat op zoek naar specifieke individuen
die belangrijke informatie kunnen geven
- Sample for range: onderzoeker gaat op zoek naar een zo breed
mogelijke scala aan ervaringen
Voorbeeld: sporters zonder been of ouderen die thuis wonen en echtgenoot in
afgelopen twee jaar hebben verloren
Gemak steekproef: eenvoudig te bereiken personen gebruiken voor steekproef
Quota steekproef: een doelgerichte of gemak steekproef met een voorwaarde
voor de aantallen binnen de groep (bv. 5 jongens en 5 meiden)
Sneeuwbal steekproef: doelgerichte steekproef waar elke deelnemer gevraagd
wordt nieuwe deelnemers te leveren (via-via)
Sequentiële steekproef: tijdens het onderzoek wordt de steekproef aangepast,
vaak eerst gemak steekproef en vervolgens doelgerichte steekproef
Verzamelde data
- Transcript: letterlijke woorden van een gesprek)
- Field notes: aantekeningen die waardevol zijn tijdens analyseren data
o Directe observatie; chronologisch verloop