3.1
verzorgingsstaat → een staat waarin de overheid zich garant stelt voor alla materiële
en niet-materiële voorzieningen. Een overheid die, met andere woorden, dus de
kansongelijkheid tegengaan
Overheid
financiering: door belastingen en premies
alles vastleggen in wetten: wie heeft wel en wie niet rechten
voordeel: gelijkheid
nadeel: geen keuzevrijheid
markt
zorg op basis van vrijheid en wederkerigheid. Contract afsluiten
voordeel: keuzevrijheid
nadeel: niet iedereen kan het betalen
particulier initiatief
zorgen voor elkaar omdat het zo hoort
voordeel: sociale cohesie versterkt + geen kosten
nadeel: niet iedereen heeft een sociaal netwerk
nabuurschap: waarin in een andere tijd het nabuurschap hoog in het vaandel stond,
toen buren nog vrienden waren, deuren openstonden. Nu tegels in de voortuinen,
deuren op slot, niemand voor het raam
3 belangrijke stromingen
sociaal democratie: komt op voor de zwakkeren van de samenleving. Zij vinden dat de
overheid een belangrijke rol heeft in het vertrekken van de zorg en de SP is zelfs tegen
de marktwerking in de zorg. partijen: SP, PvdA
christendemocratie: zij gaan uit van het geloof. Naastenliefde vinden zij erg
belangrijk. Mensen moeten voor elkaar zorgen. Zij vinden daarom het particulier
initiatief belangrijk. CDA, CU, SGP, NSC
liberalisme: willen dat de overheid zich zo min mogelijk met de burgers bemoeit. Zij
gaan uit van individuele vrijheid. Daarom zijn zij voorstander van de marktwerking in
de zorg. Iederen kan dan kiezen welke zorg die wil. VVD (D66)
3.2 betutteling of noodzaak
werken in de fabriek: de noodzaak van onze sociale wetgeving ligt bij het bestaan van
sociale ongelijkheid
kinderwetje van van houten: het begin van sociale wetgeving in nederland. waar
eindigt de verantwoordelijkheid van ouders en waar begint de verantwoordelijkheid
van de overheid
Overheidsbemoeienis: het ontstaan van de verzorgingsstaat
, drie lijnen die samenkomen in de 19e eeuw
1. groeiende interdependentie (theorie van de Swaan)
2. georganiseerde arbeidsbeweging
3. beschavingsoffensief
De Swaan
industrialisering: door industrialisatie kregen fabrieken meer behoefte aan geschoold
personeel. Het werk werd namelijk ingewikkelder zodat lezen en schrijven een must
werd
interdependentie: daarnaast werd de economie in steeds grotere mate afhankelijk van
verscheidene actoren. dit verschijnsel speelt ook een belangrijke rol in het
duurzaamheidsvraagstuk
externe effecten: deze toegenomen interdependentie leidde vervolgens tot meer
onbedoelde negatieve gevolgen voor anderen: externe effecten. bijvoorbeeld:
milieuschade die optreedt bij de productie van goederen.
dilemma van collectieve actie: en zelfs al zijn we ons bewust van de externe effecten.
soms leiden individuele (logische) keuzes tot collectieve ongewenste uitkomsten
de verzorgingsstaat is volgens de theorie van De Swaan te verklaren vanuit zelfbehoud
van de elite
het beschavingsoffensief
in de 19e eeuw maakten gegoede burgers zich zorgen over ‘het volk’. een
beschavingsoffensief moest opvoeden tot gedisciplineerde arbeid en een deugdzaam
leven.
arbeidsbeweging
door de industrialisering ontstond de arbeidersklasse. deze arbeiders werkten onder
slechte omstandigheden en eiste dat de overheid hier iets aan deed. lang mochten zij
zich niet organiseren (1866 opheffing van dir verbod). vakbonden en politieke partijen
streefden naar wetgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden, -tijden en sociale
zekerheid
Theorie van De Swaan
hoe is de invoering van de leerplicht te verklaren vanuit de theorie van De Swaan
door de industrialisering kregen bedrijven veel meer behoefte aan goed opgeleid
personeel. wanneer je niet goed opgeleid bent, val je buiten de boot en daar heeft de
samenleving last van: armoede en bedelaars (extern effect). ook de economie heeft
steeds meer last van tekorten in de productieketen (interdependentie). ook kostte het
de werkgevers veel tijd om mensen goed in te werken en de werknemers normen en
waarden mee te geven waarmee samengewerkt kon worden. de leerplicht was nodig
om ouders te dwingen hun kinderen niet bij te laten verdienen (korte termijn), maar
zich te laten ontplooien en bij te dragen aan de samenleving op de lange termijn. we
herkennen hierin het probleem van collectieve actie.
gepaste dwang noodzakelijk
verzorgingsstaat → een staat waarin de overheid zich garant stelt voor alla materiële
en niet-materiële voorzieningen. Een overheid die, met andere woorden, dus de
kansongelijkheid tegengaan
Overheid
financiering: door belastingen en premies
alles vastleggen in wetten: wie heeft wel en wie niet rechten
voordeel: gelijkheid
nadeel: geen keuzevrijheid
markt
zorg op basis van vrijheid en wederkerigheid. Contract afsluiten
voordeel: keuzevrijheid
nadeel: niet iedereen kan het betalen
particulier initiatief
zorgen voor elkaar omdat het zo hoort
voordeel: sociale cohesie versterkt + geen kosten
nadeel: niet iedereen heeft een sociaal netwerk
nabuurschap: waarin in een andere tijd het nabuurschap hoog in het vaandel stond,
toen buren nog vrienden waren, deuren openstonden. Nu tegels in de voortuinen,
deuren op slot, niemand voor het raam
3 belangrijke stromingen
sociaal democratie: komt op voor de zwakkeren van de samenleving. Zij vinden dat de
overheid een belangrijke rol heeft in het vertrekken van de zorg en de SP is zelfs tegen
de marktwerking in de zorg. partijen: SP, PvdA
christendemocratie: zij gaan uit van het geloof. Naastenliefde vinden zij erg
belangrijk. Mensen moeten voor elkaar zorgen. Zij vinden daarom het particulier
initiatief belangrijk. CDA, CU, SGP, NSC
liberalisme: willen dat de overheid zich zo min mogelijk met de burgers bemoeit. Zij
gaan uit van individuele vrijheid. Daarom zijn zij voorstander van de marktwerking in
de zorg. Iederen kan dan kiezen welke zorg die wil. VVD (D66)
3.2 betutteling of noodzaak
werken in de fabriek: de noodzaak van onze sociale wetgeving ligt bij het bestaan van
sociale ongelijkheid
kinderwetje van van houten: het begin van sociale wetgeving in nederland. waar
eindigt de verantwoordelijkheid van ouders en waar begint de verantwoordelijkheid
van de overheid
Overheidsbemoeienis: het ontstaan van de verzorgingsstaat
, drie lijnen die samenkomen in de 19e eeuw
1. groeiende interdependentie (theorie van de Swaan)
2. georganiseerde arbeidsbeweging
3. beschavingsoffensief
De Swaan
industrialisering: door industrialisatie kregen fabrieken meer behoefte aan geschoold
personeel. Het werk werd namelijk ingewikkelder zodat lezen en schrijven een must
werd
interdependentie: daarnaast werd de economie in steeds grotere mate afhankelijk van
verscheidene actoren. dit verschijnsel speelt ook een belangrijke rol in het
duurzaamheidsvraagstuk
externe effecten: deze toegenomen interdependentie leidde vervolgens tot meer
onbedoelde negatieve gevolgen voor anderen: externe effecten. bijvoorbeeld:
milieuschade die optreedt bij de productie van goederen.
dilemma van collectieve actie: en zelfs al zijn we ons bewust van de externe effecten.
soms leiden individuele (logische) keuzes tot collectieve ongewenste uitkomsten
de verzorgingsstaat is volgens de theorie van De Swaan te verklaren vanuit zelfbehoud
van de elite
het beschavingsoffensief
in de 19e eeuw maakten gegoede burgers zich zorgen over ‘het volk’. een
beschavingsoffensief moest opvoeden tot gedisciplineerde arbeid en een deugdzaam
leven.
arbeidsbeweging
door de industrialisering ontstond de arbeidersklasse. deze arbeiders werkten onder
slechte omstandigheden en eiste dat de overheid hier iets aan deed. lang mochten zij
zich niet organiseren (1866 opheffing van dir verbod). vakbonden en politieke partijen
streefden naar wetgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden, -tijden en sociale
zekerheid
Theorie van De Swaan
hoe is de invoering van de leerplicht te verklaren vanuit de theorie van De Swaan
door de industrialisering kregen bedrijven veel meer behoefte aan goed opgeleid
personeel. wanneer je niet goed opgeleid bent, val je buiten de boot en daar heeft de
samenleving last van: armoede en bedelaars (extern effect). ook de economie heeft
steeds meer last van tekorten in de productieketen (interdependentie). ook kostte het
de werkgevers veel tijd om mensen goed in te werken en de werknemers normen en
waarden mee te geven waarmee samengewerkt kon worden. de leerplicht was nodig
om ouders te dwingen hun kinderen niet bij te laten verdienen (korte termijn), maar
zich te laten ontplooien en bij te dragen aan de samenleving op de lange termijn. we
herkennen hierin het probleem van collectieve actie.
gepaste dwang noodzakelijk