Overzicht van alle stromingen Franse Literatuur (Grandes Lignes)
Résumé: Stof 5V (Hoofdstukken 1 t/m 3)
1-Middeleeuwen (500-1500)
Literatuur = mondeling doorverteld, vanaf 12de eeuw = meer geschreven teksten (in
Romaans). Hoofdgenres:
- Over christelijk geloof (literatuur kwam vooral uit kloosters)
- Ridderromans (in adellijke hoven); heldhaftige verhalen over legendarische
figuren (Karel de Grote, Arthur). Hoofse ridderromans: ook liefde speelt
belangrijke rol (Chrétien de Troyes).
- Satirische genres (gewone volk): spot met kerkelijke + wereldlijke machthebbers
Eind middeleeuwen: Lyrische poëzie ontwikkelde à schrijver meer als individu.
2-Renaissance (1500-1600)
Cultuur klassieke oudheid = herontdekt à grote invloed op literatuur + kunst:
Kritisch op kerk + maatschappij & intellectuele ontplooiing = humanisme
Renaissance-denken verspreidde snel door uitvinding boekdrukkunst
Literatuur = persoonlijke + individualistischer: essay + sonnet à aardse leven + liefde
Wetenschap bloeit op à homo universalis ontplooid zich op alle terreinen.
3-Classicisme (1600-1700)
Literatuur = bepaalt door Louis XIV (‘Zonnekoning’, had de absolute macht); koning
in 1661.
Versailles (Paleis Louis XIV) toont de invloed van het classicisme à strenge regels
(symmetrie, hiërarchie hofhouding). In zijn regeerperiode heeft hij protestanten
godsdienstvrijheid afgenomen, kinderen tot 14 jaar moesten naar school (dit was
Katholiek onderwijs).
Académie Française à door Louis opgericht voor 1 taal: met als doel bloeiende
literatuur + makkelijk middel om macht uit te oefenen. Kunst was er om het imago
van de koning te promoten.
Lievelings van Louis XIV: Ballet de la nuit, hij was hierin Roi soleil; de belangrijkste
auteurs in die tijd stonden in dienst bij Louis. Kunst = staatskunst.
Grootste inspiratie = klassieke oudheid (vooral opvattingen Aristoteles); invloed
ingebed in cultuur 17e eeuw.
Tragedies moeten voldoen aan de règle de trois unités (eenheid van plaats, tijd en
handeling). Er was sprake van een duidelijke inhoud; waarheid die voor alle tijden
geldt. Toneel = belangrijkste genre.
Literatuur moest voldoen aan strenge vormregels (Académie Française), was er om
van te leren (manier ontleent aan oudheid, Aristotles): door plaire et instruire (lering
& vermaak, motto 17e eeuw: dierenverhaal / comedie) en katharsis (schokken om
beter mens te worden, in theater)
Classicistische literatuur: om van te leren + op te voeden; door plaire et instruire
(mensen iets leren door hen te vermaken) en katharsis (toeschouwer schokken zodat
hij een beter mens word).
, Deze periode wordt ook wel ‘Le Grand Siècle’ genoemd, door de volgende schrijvers:
1. Molière: aan hof met Lully à komedies + plaire & instruire (spot); vergroot
zwakheden: L’avare (de vrek) & la malade imaginaire. Vernieuwing: ook
mensen moraal mee geven
Précieuses ridicules (1659); préciosite (geëmancipeerde vrouwen, die zich
met kunst bezighouden; gebruiken verfijnde taal, niets mag rechtstreeks bij
de naam genoemd worden + filosoferen man-vrouw, man: beschaafd,
geestig, galant, van goede komaf)
2. Racine: tragedies; inspireert door Bijbel + klassieken. Toneel: strenge eisen, la
regle des 3 unités; binnen 24 uur, 1 plek, 1 verhaallijn & bienséance (geen
bloed + schokkende gebeurtenissen = verhuld) + katharis (leren van fouten +
ellende personnages) (brittanicus)
3. La Fontaine: 17e = geen kritiek op macht +koning. Kritiek verpakt in fabel (uit
klassieke oudheid, Aesopus 620v.Chr. menselijk gedrag op symbolische wijze
aan de kaak stellen) Jean La Fontaine herontdekte het; plaire et instruire
Stof 6V (Hoofdstukken 4 t/m 8)
4-Verlichting (1700-1800); ‘Les Lumieres’
Na Louis XIV = literatuur vrijer & land door soepelere regent bestuurd /Emancipatie
zelfstandig denkende mens (rationalisme) zet verder door à Franse filosofen willen
‘verlichten’ = tegen onwetendheid: wetenschap + menselijk verstand. Verzet + kritiek
op gevestigde orde. Kritiek op absolute macht koning + kerk à Censuur, dus verkapt:
uitgangsoptimisme + sterke didactische inslag; Er werd veel gebruik gemaakt van
romans, briefromans, sprookjes + reisverhalen (toegankelijke genres) om
standpunten aan te brengen.
Om gewone volk op te voeden tot verantwoordelijke burgers à encyclopedie;
uitgevonden door filosofen. Hun idealistische pleidooien voor vrijheid, gelijkheid +
broederschap hebben de Franse Revolutie van 1789 in belangrijke mate voorbereid.
Schrijvers konden alleen met koninklijke zegel boeken uitbrengen = er was veel
censuur, dus gaven veel schrijvers hun boeken uit via het buitenland. Koning + adel
hadden veel macht en waren erg rijk, terwijl de gewone bevolking leefde in
armoede. De verhoging van broodprijzen + hoge belasting zorgde voor rellen à dit
leidde tot de Franse revolutie (14 juli 1789 = bestorming Bastille; symbool macht
koning)
Belangrijkste schrijvers = filosofen:
- Voltaire: filosoof met venijnige spot; verbannen (UK: politieke vrijheid &
religieuze tolerantie) + gevangengezet. Lettres philophiques (1734) + Candide ou
l’optimisme (naïeve jongen die onrechtvaardigheid + wreedheid ondervindt =
satire op optimistische levensvisie) Bekritiseert monarchie, slavernij + religie;
gebruikte eerst een synoniem.
- Rousseau: schrijver, musicus, filosoof à vrijheid, gelijkheid, tolerantie. Mens =
van oorsprong goed. maar slecht door beschaving à hij inspireerde pedagogen.
Emile ou de l’éducation (kinderen volgens natuur zonder invloed maatschappij
opvoeden; niet dwingen te leren)
Résumé: Stof 5V (Hoofdstukken 1 t/m 3)
1-Middeleeuwen (500-1500)
Literatuur = mondeling doorverteld, vanaf 12de eeuw = meer geschreven teksten (in
Romaans). Hoofdgenres:
- Over christelijk geloof (literatuur kwam vooral uit kloosters)
- Ridderromans (in adellijke hoven); heldhaftige verhalen over legendarische
figuren (Karel de Grote, Arthur). Hoofse ridderromans: ook liefde speelt
belangrijke rol (Chrétien de Troyes).
- Satirische genres (gewone volk): spot met kerkelijke + wereldlijke machthebbers
Eind middeleeuwen: Lyrische poëzie ontwikkelde à schrijver meer als individu.
2-Renaissance (1500-1600)
Cultuur klassieke oudheid = herontdekt à grote invloed op literatuur + kunst:
Kritisch op kerk + maatschappij & intellectuele ontplooiing = humanisme
Renaissance-denken verspreidde snel door uitvinding boekdrukkunst
Literatuur = persoonlijke + individualistischer: essay + sonnet à aardse leven + liefde
Wetenschap bloeit op à homo universalis ontplooid zich op alle terreinen.
3-Classicisme (1600-1700)
Literatuur = bepaalt door Louis XIV (‘Zonnekoning’, had de absolute macht); koning
in 1661.
Versailles (Paleis Louis XIV) toont de invloed van het classicisme à strenge regels
(symmetrie, hiërarchie hofhouding). In zijn regeerperiode heeft hij protestanten
godsdienstvrijheid afgenomen, kinderen tot 14 jaar moesten naar school (dit was
Katholiek onderwijs).
Académie Française à door Louis opgericht voor 1 taal: met als doel bloeiende
literatuur + makkelijk middel om macht uit te oefenen. Kunst was er om het imago
van de koning te promoten.
Lievelings van Louis XIV: Ballet de la nuit, hij was hierin Roi soleil; de belangrijkste
auteurs in die tijd stonden in dienst bij Louis. Kunst = staatskunst.
Grootste inspiratie = klassieke oudheid (vooral opvattingen Aristoteles); invloed
ingebed in cultuur 17e eeuw.
Tragedies moeten voldoen aan de règle de trois unités (eenheid van plaats, tijd en
handeling). Er was sprake van een duidelijke inhoud; waarheid die voor alle tijden
geldt. Toneel = belangrijkste genre.
Literatuur moest voldoen aan strenge vormregels (Académie Française), was er om
van te leren (manier ontleent aan oudheid, Aristotles): door plaire et instruire (lering
& vermaak, motto 17e eeuw: dierenverhaal / comedie) en katharsis (schokken om
beter mens te worden, in theater)
Classicistische literatuur: om van te leren + op te voeden; door plaire et instruire
(mensen iets leren door hen te vermaken) en katharsis (toeschouwer schokken zodat
hij een beter mens word).
, Deze periode wordt ook wel ‘Le Grand Siècle’ genoemd, door de volgende schrijvers:
1. Molière: aan hof met Lully à komedies + plaire & instruire (spot); vergroot
zwakheden: L’avare (de vrek) & la malade imaginaire. Vernieuwing: ook
mensen moraal mee geven
Précieuses ridicules (1659); préciosite (geëmancipeerde vrouwen, die zich
met kunst bezighouden; gebruiken verfijnde taal, niets mag rechtstreeks bij
de naam genoemd worden + filosoferen man-vrouw, man: beschaafd,
geestig, galant, van goede komaf)
2. Racine: tragedies; inspireert door Bijbel + klassieken. Toneel: strenge eisen, la
regle des 3 unités; binnen 24 uur, 1 plek, 1 verhaallijn & bienséance (geen
bloed + schokkende gebeurtenissen = verhuld) + katharis (leren van fouten +
ellende personnages) (brittanicus)
3. La Fontaine: 17e = geen kritiek op macht +koning. Kritiek verpakt in fabel (uit
klassieke oudheid, Aesopus 620v.Chr. menselijk gedrag op symbolische wijze
aan de kaak stellen) Jean La Fontaine herontdekte het; plaire et instruire
Stof 6V (Hoofdstukken 4 t/m 8)
4-Verlichting (1700-1800); ‘Les Lumieres’
Na Louis XIV = literatuur vrijer & land door soepelere regent bestuurd /Emancipatie
zelfstandig denkende mens (rationalisme) zet verder door à Franse filosofen willen
‘verlichten’ = tegen onwetendheid: wetenschap + menselijk verstand. Verzet + kritiek
op gevestigde orde. Kritiek op absolute macht koning + kerk à Censuur, dus verkapt:
uitgangsoptimisme + sterke didactische inslag; Er werd veel gebruik gemaakt van
romans, briefromans, sprookjes + reisverhalen (toegankelijke genres) om
standpunten aan te brengen.
Om gewone volk op te voeden tot verantwoordelijke burgers à encyclopedie;
uitgevonden door filosofen. Hun idealistische pleidooien voor vrijheid, gelijkheid +
broederschap hebben de Franse Revolutie van 1789 in belangrijke mate voorbereid.
Schrijvers konden alleen met koninklijke zegel boeken uitbrengen = er was veel
censuur, dus gaven veel schrijvers hun boeken uit via het buitenland. Koning + adel
hadden veel macht en waren erg rijk, terwijl de gewone bevolking leefde in
armoede. De verhoging van broodprijzen + hoge belasting zorgde voor rellen à dit
leidde tot de Franse revolutie (14 juli 1789 = bestorming Bastille; symbool macht
koning)
Belangrijkste schrijvers = filosofen:
- Voltaire: filosoof met venijnige spot; verbannen (UK: politieke vrijheid &
religieuze tolerantie) + gevangengezet. Lettres philophiques (1734) + Candide ou
l’optimisme (naïeve jongen die onrechtvaardigheid + wreedheid ondervindt =
satire op optimistische levensvisie) Bekritiseert monarchie, slavernij + religie;
gebruikte eerst een synoniem.
- Rousseau: schrijver, musicus, filosoof à vrijheid, gelijkheid, tolerantie. Mens =
van oorsprong goed. maar slecht door beschaving à hij inspireerde pedagogen.
Emile ou de l’éducation (kinderen volgens natuur zonder invloed maatschappij
opvoeden; niet dwingen te leren)