11.1 HET INTERNE MILIEU
REGELING VAN HET INTERNE MILIEU
Homeostase – het in standhouden van een dynamisch evenwicht
(tussen boven-/ondergrens)
Receptor is in dit hoofdstuk temperatuurzintuig
Regelcentrum is temperatuurcentrum (binas 87B)
Effectoren zijn bijv. zweetklieren/haarvaten
REGELKRING VAN TEMPERATUUR
Receptor meet waarde/afwijking en geeft dit door
Kerntemperatuur (37o) bij vitale organen aan regelcentrum > regelcentrum geeft aan de
→ Hypothalamus: receptoren temperatuur + norm/regelcentrum hand van de norm (ingestelde waarde) negatieve
Schildtemperatuur bij buitenste lagen lichaam terugkoppeling (die afwijking corrigeert) > effector
→ Receptoren in skelet/huid (losse warmte-/ koudereceptoren) verricht actie (effect) > nieuwe waarde die receptor
Receptoren voor schildtemperatuur voorkomt onderkoeling kan meten
Effectoren > rillingen/bibberen/klappertanden/minder bloed naar schil
KOORTS
Koorts is verhoging norm door cytokine (eiwit) die reageert op infectie > verwarming > afweerstoffen >
norm verlaagt > afkoelen kerntemperatuur door meer bloed aan schil te geven (rode huid)
INTERNE MILIEU
Hypothalamus bevat regelcentrum samenstelling intern milieu (ieder eigen norm)(niet teveel veranderen)
Homeostase – het constant/evenwicht in stand houden van stofjes (interne milieu)
11.2 PROCESSEN IN DE LEVER
BOUW EN DOORBLOEDING VAN DE LEVER
Lever regelt concentraties stoffen in bloed > warmtebron
leverslagader met O2 & poortader met verteringsproducten> aftakking per leverlobje in sinusoïden >
direct contact met haarvaten > bewerkt bloed > leverader of galgang > galbuis
,
KOOLHYDRAATSTOFWISSELING EN DE LEVER
Glucoseconcentratie boven norm (eten) > lever zet glucose om in glycogenese > Nog over? > vetten
Dissimulatie (sporten) > onder norm > lever zet glycogeen om in glucose (door glucagon uit alvleesklier)
Raken voorraden op? > lever maakt gluconeogenese uit aminozuren/vetten
VETSTOFWISSELING EN DE LEVER
Vet eten > glycerol/vetzuren > lever zet ongeschikte vetzuren om in geschikte (geen essentiële vetzuren)
→ Cholesterol nodig voor hormonen/celmembraan (90% gemaakt
door lever)
Lever geeft hydrofobe vetten een hydrofiele buitenlaag > lipoproteïnen
EIWITSTOFWISSELING EN DE LEVER
Te veel aminozuren? > transaminering (aminogroep ketogroep) (geen
essentiële aminozuren)
Over? > deanimering (2NH3 + CO2 → (NH2)2CO + H2O) > ureum /rest
brandstof/omgezet in vet/glucose
ANDERE FUNCTIES VAN DE LEVER
Rode bloedcellen opruimen: ijzer uit hemoglobine wordt
→ Eiwit ferritine > Beenmerg/mitochondriën maakt heemgroepen/hemoglobine
→ Afvalstof biliverdine > bilirubine (galkleurstof)
Detoxificatie: alcholdehydrogenase zet ethanol om in ethanal > aldehydehydrogenase zet
om in acetaat
→ Of ethanal omzetten in vet/glucose > vaak? > doodt leverweefsel > cirrose
(levercellen>bindweefsel)
Stoffen opslaan: ijzer/glycogeen/vitamines/mineralen
Bloed leveren bij grote inspanning
Gal vormen: gal bestaat uit water/bilirubine/cholesterol (> galzouten > via
poortader weer naar lever)
11.3 LONGEN EN GASWISSELING
ADEMHALEN
Insecten gebruiken tracheeën, vissen kieuwen, amfibieën huid, vogels/zoogdieren longen om te ademen
Ademfrequentie – aantal ademhalingen per minuut
Ademvolume – hoeveelheid lucht die ververst bij 1 ademhaling (maximaal = vitale capaciteit)
Neus/mond > keelholte > luchtpijp > bronchiën > bronchiën met kraakbeen > bronchiolen > longblaasjes
OPNAME EN AFGIFTE
Gaswisseling – diffusie tussen O2/CO2 longblaasje haarvat η = diffusiesnelheid (aantal deeltjes per sec)
∆𝑐 D = diffusiecoëfficient (constante uitwisseling van stoffen)
Wet van Fick : 𝜂 = 𝐷𝐴
∆𝑥
A = grootte diffusieoppervlak
c = concentratieverschil (CO2 of O2)
x = diffusieafstand