Begrippenlijst GEO
BEGRIPPEN VERKLARING
Creationisme God heeft de mens gemaakt
Gedragsgenetica Gedrag wordt bepaald door interactie van verschillende genen
Epigenetica niet het DNA op zich reguleert de overerving, maar epigenomen
bepalen, op basis van interactie met de omgeving (bijv. op basis
van voedingsgewoonten) of bepaalde genen worden aan- of
uitgeschakeld of gedemp
Ethologische evolutionaire Vele gedragingen zijn erfelijk bepaald vanuit een oorsprongelijke
visie functionaliteit voor overleving en voortplanting
Neurofysiologie Taal helpt om herinneringen beter te verankeren in de hersenen.
Echter:
– Neurofysiologische componenten vormen niet altijd een
verklaring voor het gedrag
– Veel betekenisvol en complex gedrag kan men niet op
psychoanalyse kinderen verdringen vroege ervaringen omdat ze seksueel geladen
zijn. Dit laatste is betwistbaar. Wél is het zo dat:
– Vroegkinderlijke ervaringen een langdurig of onuitwisbaar effect
kunnen hebben
– Seksuele driften een uitlaatklep zoeken als ze niet op een
“gewone” manier bevredigd worden
– Het onbewuste is ook talig gestructuree
Ontwikkelingsplasticiteit Het vermogen van de hersenen om zich aan te passen aan
verschillende omstandigheden en om bepaalde gebeurtenissen te
bufferen
Psychoseksuele een orale, anale en fallische fase(jongens die zich vragen stellen
ontwikkeling over het ontbreken van een penis bij meisjes en meisjes die een
afgunst hebben aan een penis)
Complexe modellen Dynamic systems visie :iets kleins die een invloed zou kunnen
hebben op iets groots
Transactionele visie:
Geheugen Semantisch (invloed door taal om herinneringen vast te leggen),
procentueel (invloed handelingen, aanleren, aansturen, episodisch
(gebeurtenissen)
Causaliteit een interactie tussen verschillende gebeurtenissen die invloed
hebben op elkaar
Interactie verschillende gebeurtenissen die elkaar beïnvloeden
Drempelwaarde-effect een buffersysteem waardoor er pas effect verkregen is nadat een
bepaalde drempelwaarde overschreden is
Nativisme alles ligt vast door genetische factoren en rijping
Empirisme Omgeving speelt een grote rol in de ontwikkeling
Associationisme toevallige samengang en gelijkenissen
Holisme brede kijk nodig om iets te begrijpen
Organismisch wereldbeeld groei van systemen en voorgeprogrammeerd gedrag
TERATOS= MONSTERLIJK (MOMO)
,Mechanistisch wereldbeeld het leven is als een motor, de onderdelen zijn aanwezig en men
heeft slechts brandstof een een startsignaal nodig
Transactioneel model vanuit start en eindpunten op een dynamische manier naar
ontwikkeling wordt gekeken
Behaviorisme richt zich niet op een ideaal eindpunt van de ontwikkeling aar geeft
aan welke leerprocessen verantwoordelijk zijn voor de
ontwikkeling van gedrag
Ethologie gedragsontwikkeling van de mens breed bekijken in zijn huidige
maar ook in zijn historische leefomgeving (bv kijken welke
denkpatronen kinderen nog niet hebben)
Prospectieve benadering mechanismen aangeven waarmee ontwikkeling vanaf het
beginpunt plaatsvindt en cruciale levensloop periode identificeren
zonder uitspraken te doen over een eindpunt
Retrospectieve benadering vanaf eindpunt terugkijkend naar het beginpunt
Transversaal onderzoek groepen van verschillende leeftijden onderzoeken, men bekomt
een ydoorsnede van gemiddelde ontwikkeling per leeftijd
Longitudinaal onderzoek dezelfde kinderen over een langere periode opvolgen op
verschillende leeftijden
Time-lag onderzoek onderzoek naar de fouten die gemaakt kunnen worden in een
onderzoek door invloeden van tijdsgebonden factoren
(programma’s, nieuwe wetten, initiatieven, …)
(longitudinaal en cross sectioneel onderzoek)
Onderzoekmethoden transversaal, time lag, longitudinaal, …
Gevalsbeschrijvingen een bepaald persoon gaan opvolgen, kan men niet veralgemenen
Cross-sectioneel onderzoek idem transversaal
Testeffect men presteert beter door de test meerdere keren af te leggen, er
treed een specifieke vooruitgang op wat de resultaten minder
betrouwbaar zijn
Cohort(effect) kinderen van hetzelfde geboortejaar
Observatie en interpretatie kijken naar het gedrag van iets/iemand en eruit afleiden wat de
resultaten van betekenis hebben
Screening specifiekere test om een achterstand etc na te gaan
Ontwikkelingstesten BOS, DOS, ABC movement test, genormeerde testen voor de
ontwikkeling te testen op grote groepen
Dynamische diagnostiek (dynamic assessment) 22 kijken hoe een kind gebruik maakt van
hulp of informatie
((Voornamelijk bij revalidatie
Bv kind hints geven zodat ze toch antwoord weten ))
Proximale factoren recente of dichtbijzijnde gebeurtenissen
Distale factoren biologisch factoren of uit de omgeving die veraf liggen in de tijd
Predictie idem voorspelbaarheid, capaciteiten en intelligentie voorspellen
voor op een latere leeftijd, hoe jonger hoe moeilijker, zie
predictiekloof
Intelligentie capaciteiten van een kind
Ontwikkelingsschalen index om een intelligentie te voorspellen
Trechtermodel vanaf een bepaalde leeftijd is het gemakkelijker om een bepaalde
weg in te slaan en personelijke verschillen worden duidelijker
Kanalisatie op een bepaalde leeftijd waar alle kinderen grotendeels op een
gelije manier en tempo ontwikkelen, een afwijking kan door
ontwikkelingsplasticiteit gecorrigeerd worden.
TERATOS= MONSTERLIJK (MOMO)
, bv. kind die 2j is scoort hoog op een IQ test, later gaat hij minder
goed scoren. Dus wilt niet zeggen dat ze slim gaan zijn
Perinatale asfyxie verhoogd kans op neurologische functiestoornissen met 15%
Habituatie ( of gewenning) het opmerken dat een beeld niet of weinig veranderd waardoor er
geen nood meer is om geconcentreerd te blijven erop, kan
informatie geven over mentale achterstand
((bv. als je vroeger woont in rustige dorp, later bij spoor eerste
dagen ga je niet kunnen slapen later wen je eraan.
Bv kind laten kijken naar scherm en je toont een voorwerp
verschillende keren, bij voorwerp A is er een verhoogde aandacht.
Wanneer aandacht daalt en je toont zelfde voorwerp dan daalt
aandacht en dit gebeurt telkens meer en meer.
Bij sommige kinderen gaat het heel snel. Je toont dan een beeld
die er op lijkt maar niet 100% zelfde en die gaan opmerken maar
later weer gaat de aandacht dalen))
Oriëntatiereactie aandacht terugbrengen na verandering in de omgeving
Apgar-score index gebasseerd op verschillende aspecten van een pasgeborene,
een lage score kan wijzen op een zuurstoftekort
totale maximum 10
per aspect maximum 2
A= appearance
P= Pulse
G= Grimace
A= activity
R= Respiration
Infantiele encefalopathie cerebrale parese, kan aangetoond worden door afwijkende
algemene bewegingen (lage fidgety-leeftijd)
fidgety movement:
-variatie
-complexiteit
-elegatie
Cerebrale parese zie infantiele encefalopatho
Ontwikkelingsfasen (stadia) fysieke/mentale, competentie, vermogen, capaciteit, prestatie,
gewoonte, vooral processen die niet herhaalbaar zijn en meestal
omkeerbaar,
Evolutionaire psychologie gericht op het bestuderen van gedragskenmerken die een
belangrijke rol spelen in de evolutiegeschiedenis van de mens als
soort
Rijping toename en groei (biologische rijping), rijping van de hersenen tot
een volwassen leeftijd en van het lichaam, lange rijping heeft
voordelen op vlak van plasticiteit, adaptatie, flexibiliteit, …
Levensloopbenadering 30,
34, 42
Ontogenese en fylogenese evolutie van de menselijke soort binnen het geheel van levende
wezens/individuele mens binnen zijn levensloop
Antropogenese specifieke eigenschappen van de mens als soort
Juveniele periode periode van leren
Prematuriteit geboren voor voorziene leeftijd
Kalenderleeftijd leeftijd vanaf de geboorte
Maturiteitsindex
TERATOS= MONSTERLIJK (MOMO)
BEGRIPPEN VERKLARING
Creationisme God heeft de mens gemaakt
Gedragsgenetica Gedrag wordt bepaald door interactie van verschillende genen
Epigenetica niet het DNA op zich reguleert de overerving, maar epigenomen
bepalen, op basis van interactie met de omgeving (bijv. op basis
van voedingsgewoonten) of bepaalde genen worden aan- of
uitgeschakeld of gedemp
Ethologische evolutionaire Vele gedragingen zijn erfelijk bepaald vanuit een oorsprongelijke
visie functionaliteit voor overleving en voortplanting
Neurofysiologie Taal helpt om herinneringen beter te verankeren in de hersenen.
Echter:
– Neurofysiologische componenten vormen niet altijd een
verklaring voor het gedrag
– Veel betekenisvol en complex gedrag kan men niet op
psychoanalyse kinderen verdringen vroege ervaringen omdat ze seksueel geladen
zijn. Dit laatste is betwistbaar. Wél is het zo dat:
– Vroegkinderlijke ervaringen een langdurig of onuitwisbaar effect
kunnen hebben
– Seksuele driften een uitlaatklep zoeken als ze niet op een
“gewone” manier bevredigd worden
– Het onbewuste is ook talig gestructuree
Ontwikkelingsplasticiteit Het vermogen van de hersenen om zich aan te passen aan
verschillende omstandigheden en om bepaalde gebeurtenissen te
bufferen
Psychoseksuele een orale, anale en fallische fase(jongens die zich vragen stellen
ontwikkeling over het ontbreken van een penis bij meisjes en meisjes die een
afgunst hebben aan een penis)
Complexe modellen Dynamic systems visie :iets kleins die een invloed zou kunnen
hebben op iets groots
Transactionele visie:
Geheugen Semantisch (invloed door taal om herinneringen vast te leggen),
procentueel (invloed handelingen, aanleren, aansturen, episodisch
(gebeurtenissen)
Causaliteit een interactie tussen verschillende gebeurtenissen die invloed
hebben op elkaar
Interactie verschillende gebeurtenissen die elkaar beïnvloeden
Drempelwaarde-effect een buffersysteem waardoor er pas effect verkregen is nadat een
bepaalde drempelwaarde overschreden is
Nativisme alles ligt vast door genetische factoren en rijping
Empirisme Omgeving speelt een grote rol in de ontwikkeling
Associationisme toevallige samengang en gelijkenissen
Holisme brede kijk nodig om iets te begrijpen
Organismisch wereldbeeld groei van systemen en voorgeprogrammeerd gedrag
TERATOS= MONSTERLIJK (MOMO)
,Mechanistisch wereldbeeld het leven is als een motor, de onderdelen zijn aanwezig en men
heeft slechts brandstof een een startsignaal nodig
Transactioneel model vanuit start en eindpunten op een dynamische manier naar
ontwikkeling wordt gekeken
Behaviorisme richt zich niet op een ideaal eindpunt van de ontwikkeling aar geeft
aan welke leerprocessen verantwoordelijk zijn voor de
ontwikkeling van gedrag
Ethologie gedragsontwikkeling van de mens breed bekijken in zijn huidige
maar ook in zijn historische leefomgeving (bv kijken welke
denkpatronen kinderen nog niet hebben)
Prospectieve benadering mechanismen aangeven waarmee ontwikkeling vanaf het
beginpunt plaatsvindt en cruciale levensloop periode identificeren
zonder uitspraken te doen over een eindpunt
Retrospectieve benadering vanaf eindpunt terugkijkend naar het beginpunt
Transversaal onderzoek groepen van verschillende leeftijden onderzoeken, men bekomt
een ydoorsnede van gemiddelde ontwikkeling per leeftijd
Longitudinaal onderzoek dezelfde kinderen over een langere periode opvolgen op
verschillende leeftijden
Time-lag onderzoek onderzoek naar de fouten die gemaakt kunnen worden in een
onderzoek door invloeden van tijdsgebonden factoren
(programma’s, nieuwe wetten, initiatieven, …)
(longitudinaal en cross sectioneel onderzoek)
Onderzoekmethoden transversaal, time lag, longitudinaal, …
Gevalsbeschrijvingen een bepaald persoon gaan opvolgen, kan men niet veralgemenen
Cross-sectioneel onderzoek idem transversaal
Testeffect men presteert beter door de test meerdere keren af te leggen, er
treed een specifieke vooruitgang op wat de resultaten minder
betrouwbaar zijn
Cohort(effect) kinderen van hetzelfde geboortejaar
Observatie en interpretatie kijken naar het gedrag van iets/iemand en eruit afleiden wat de
resultaten van betekenis hebben
Screening specifiekere test om een achterstand etc na te gaan
Ontwikkelingstesten BOS, DOS, ABC movement test, genormeerde testen voor de
ontwikkeling te testen op grote groepen
Dynamische diagnostiek (dynamic assessment) 22 kijken hoe een kind gebruik maakt van
hulp of informatie
((Voornamelijk bij revalidatie
Bv kind hints geven zodat ze toch antwoord weten ))
Proximale factoren recente of dichtbijzijnde gebeurtenissen
Distale factoren biologisch factoren of uit de omgeving die veraf liggen in de tijd
Predictie idem voorspelbaarheid, capaciteiten en intelligentie voorspellen
voor op een latere leeftijd, hoe jonger hoe moeilijker, zie
predictiekloof
Intelligentie capaciteiten van een kind
Ontwikkelingsschalen index om een intelligentie te voorspellen
Trechtermodel vanaf een bepaalde leeftijd is het gemakkelijker om een bepaalde
weg in te slaan en personelijke verschillen worden duidelijker
Kanalisatie op een bepaalde leeftijd waar alle kinderen grotendeels op een
gelije manier en tempo ontwikkelen, een afwijking kan door
ontwikkelingsplasticiteit gecorrigeerd worden.
TERATOS= MONSTERLIJK (MOMO)
, bv. kind die 2j is scoort hoog op een IQ test, later gaat hij minder
goed scoren. Dus wilt niet zeggen dat ze slim gaan zijn
Perinatale asfyxie verhoogd kans op neurologische functiestoornissen met 15%
Habituatie ( of gewenning) het opmerken dat een beeld niet of weinig veranderd waardoor er
geen nood meer is om geconcentreerd te blijven erop, kan
informatie geven over mentale achterstand
((bv. als je vroeger woont in rustige dorp, later bij spoor eerste
dagen ga je niet kunnen slapen later wen je eraan.
Bv kind laten kijken naar scherm en je toont een voorwerp
verschillende keren, bij voorwerp A is er een verhoogde aandacht.
Wanneer aandacht daalt en je toont zelfde voorwerp dan daalt
aandacht en dit gebeurt telkens meer en meer.
Bij sommige kinderen gaat het heel snel. Je toont dan een beeld
die er op lijkt maar niet 100% zelfde en die gaan opmerken maar
later weer gaat de aandacht dalen))
Oriëntatiereactie aandacht terugbrengen na verandering in de omgeving
Apgar-score index gebasseerd op verschillende aspecten van een pasgeborene,
een lage score kan wijzen op een zuurstoftekort
totale maximum 10
per aspect maximum 2
A= appearance
P= Pulse
G= Grimace
A= activity
R= Respiration
Infantiele encefalopathie cerebrale parese, kan aangetoond worden door afwijkende
algemene bewegingen (lage fidgety-leeftijd)
fidgety movement:
-variatie
-complexiteit
-elegatie
Cerebrale parese zie infantiele encefalopatho
Ontwikkelingsfasen (stadia) fysieke/mentale, competentie, vermogen, capaciteit, prestatie,
gewoonte, vooral processen die niet herhaalbaar zijn en meestal
omkeerbaar,
Evolutionaire psychologie gericht op het bestuderen van gedragskenmerken die een
belangrijke rol spelen in de evolutiegeschiedenis van de mens als
soort
Rijping toename en groei (biologische rijping), rijping van de hersenen tot
een volwassen leeftijd en van het lichaam, lange rijping heeft
voordelen op vlak van plasticiteit, adaptatie, flexibiliteit, …
Levensloopbenadering 30,
34, 42
Ontogenese en fylogenese evolutie van de menselijke soort binnen het geheel van levende
wezens/individuele mens binnen zijn levensloop
Antropogenese specifieke eigenschappen van de mens als soort
Juveniele periode periode van leren
Prematuriteit geboren voor voorziene leeftijd
Kalenderleeftijd leeftijd vanaf de geboorte
Maturiteitsindex
TERATOS= MONSTERLIJK (MOMO)