Beweging
1 Visie bewegingsopvoeding
Bewegingsopvoeding geven is een belangrijke taak in het kleuteronderwijs!
- Wie? De klasjuf en de turnjuf/turnmeester
- Waar? In de klas of in de zaal
- Wanneer? Tijdens turn uur of tijdens de dag
- Waarom?
o Kleuters: vatbaar voor indrukken en ervaringen (voorleeffunctie van de
leidster)
o Gezonde en fitte levensstijl:
Overgewicht daalt
Fysieke conditie stijgt
Deelname fysieke activiteit stijgt
o Bewegingsdrag = groot, maar…
Minder mogelijkheden om te bewegen
Tekort aan beweging = nefast voor ontwikkeling
(intelligentie, karakter, sociale vorming, lichaam)
Bewegingsopvoeding:
= Onderwijsactiviteit waarin bewegen centraal staat
- Gericht op de totale persoon
- Functioneren in de samenleving
- Bewegingscultuur
- Eigen niveau en eigen tempo kind
Ontwikkeling van motorische competentie (MC)
= Juist, aangepast en doorleefd bewegen
= Het uitbouwen van de bewegingsmogelijkheden van de leerling:
- Het ontwikkelen, het uitbreiden en het uitdiepen van motorische
basisvaardigheden
o Op fysiek vlak = lichamelijk
o Op psychomotorisch vlak = de bewuste, door de hersenen gestuurde
beweging
- Het leren van specifieke vaardigheden binnen de verschillende
bewegingsdomeinen die deel uitmaken van onze bewegingscultuur
Ontwikkeling van gezonde- en veilige levensstijl (GVL)
- Gezondheid
= lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden
(gezonde levensgewoontes, bewegen is gezond)
= fysieke fitheid (uithouding, kracht, snelheid, lenigheid)
= lichaamshygiëne = ik draag zorg voor mijn lichaam
- Veiligheid
= veilige beginsituaties
= zich veilig gedragen
, Ontwikkelen van een positief zelfconcept (PZC)
- Zelfconcept = het beeld dat men van zichzelf heeft als persoon
- Gezond zelfbeeld (eigen mogelijkheden kunnen inschatten)
o Positieve bewegingservaringen
o Positieve ontwikkeling zelfconcept
- Durf
- Hulp durven vragen
- Sociaal functioneren = contact maken of juist niet maken met anderen
- Positieve ingesteldheid tegenover bewegen
Ontwikkelen van sociaal functioneren (SF)
- Contact opbouwen met anderen en met de omgeving
- Regels en afspraken naleven
- Omgaan met winnen en verliezen
- Emoties acceptabel uiten
- Reflecteren op bewegen
SAMENGEVAT:
Bewegingsopvoeding
- Kleuter voelt zich competent
- Kleuter leert ontdekken wat hij goed kan
- Als de kleuter positief benaderd wordt, zal hij zich goed voelen en openstaan om
te leren
- Kleuter verwerft basisvaardigheden, nodig om deel te nemen aan onze
bewegingscultuur en die nuttig zijn in het dagelijkse leven
3 Beginsituatie bewegingsopvoeding
Zie observatietaak verkenningsdagen:
3.3 Planning in het weekschema
Bewegingslessen:
- Vaak vast ingepland in het lessenrooster
- 2x per week
- 40 a 50 minuten per les
- Vaak in de turnzaal
- Meestal door turnleerkracht
Bewegingsmoment:
- 20 a 30 minuten
- Door KO zelf
- In de gang, klas, speelplaats, …
- Doel = beter leren bewegen
- Vaak in combinatie met activiteiten uit andere leergebieden = geïntegreerde
activiteiten
1 Visie bewegingsopvoeding
Bewegingsopvoeding geven is een belangrijke taak in het kleuteronderwijs!
- Wie? De klasjuf en de turnjuf/turnmeester
- Waar? In de klas of in de zaal
- Wanneer? Tijdens turn uur of tijdens de dag
- Waarom?
o Kleuters: vatbaar voor indrukken en ervaringen (voorleeffunctie van de
leidster)
o Gezonde en fitte levensstijl:
Overgewicht daalt
Fysieke conditie stijgt
Deelname fysieke activiteit stijgt
o Bewegingsdrag = groot, maar…
Minder mogelijkheden om te bewegen
Tekort aan beweging = nefast voor ontwikkeling
(intelligentie, karakter, sociale vorming, lichaam)
Bewegingsopvoeding:
= Onderwijsactiviteit waarin bewegen centraal staat
- Gericht op de totale persoon
- Functioneren in de samenleving
- Bewegingscultuur
- Eigen niveau en eigen tempo kind
Ontwikkeling van motorische competentie (MC)
= Juist, aangepast en doorleefd bewegen
= Het uitbouwen van de bewegingsmogelijkheden van de leerling:
- Het ontwikkelen, het uitbreiden en het uitdiepen van motorische
basisvaardigheden
o Op fysiek vlak = lichamelijk
o Op psychomotorisch vlak = de bewuste, door de hersenen gestuurde
beweging
- Het leren van specifieke vaardigheden binnen de verschillende
bewegingsdomeinen die deel uitmaken van onze bewegingscultuur
Ontwikkeling van gezonde- en veilige levensstijl (GVL)
- Gezondheid
= lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden
(gezonde levensgewoontes, bewegen is gezond)
= fysieke fitheid (uithouding, kracht, snelheid, lenigheid)
= lichaamshygiëne = ik draag zorg voor mijn lichaam
- Veiligheid
= veilige beginsituaties
= zich veilig gedragen
, Ontwikkelen van een positief zelfconcept (PZC)
- Zelfconcept = het beeld dat men van zichzelf heeft als persoon
- Gezond zelfbeeld (eigen mogelijkheden kunnen inschatten)
o Positieve bewegingservaringen
o Positieve ontwikkeling zelfconcept
- Durf
- Hulp durven vragen
- Sociaal functioneren = contact maken of juist niet maken met anderen
- Positieve ingesteldheid tegenover bewegen
Ontwikkelen van sociaal functioneren (SF)
- Contact opbouwen met anderen en met de omgeving
- Regels en afspraken naleven
- Omgaan met winnen en verliezen
- Emoties acceptabel uiten
- Reflecteren op bewegen
SAMENGEVAT:
Bewegingsopvoeding
- Kleuter voelt zich competent
- Kleuter leert ontdekken wat hij goed kan
- Als de kleuter positief benaderd wordt, zal hij zich goed voelen en openstaan om
te leren
- Kleuter verwerft basisvaardigheden, nodig om deel te nemen aan onze
bewegingscultuur en die nuttig zijn in het dagelijkse leven
3 Beginsituatie bewegingsopvoeding
Zie observatietaak verkenningsdagen:
3.3 Planning in het weekschema
Bewegingslessen:
- Vaak vast ingepland in het lessenrooster
- 2x per week
- 40 a 50 minuten per les
- Vaak in de turnzaal
- Meestal door turnleerkracht
Bewegingsmoment:
- 20 a 30 minuten
- Door KO zelf
- In de gang, klas, speelplaats, …
- Doel = beter leren bewegen
- Vaak in combinatie met activiteiten uit andere leergebieden = geïntegreerde
activiteiten