lOMoARcPSD|9695085
Creatief schrijven I: Samenvatting Hoe fictie werkt
Periode 1, 6EC
, lOMoARcPSD|9695085
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 – Het vertellen.............................................................................3
Hoofdstuk 2 – Flaubert en het moderne vertellen.............................................5
Hoofdstuk 3 – Flaubert en de opkomst van de flaneur......................................5
Hoofdstuk 4 – Detail.......................................................................................6
Hoofdstuk 5 – Personages...............................................................................7
Hoofdstuk 6 – Een beknopte geschiedenis van het bewustzijn..........................8
Hoofdstuk 7 – Genegenheid en complicaties...................................................10
Hoofdstuk 8 – Taalgebruik.............................................................................10
Hoofdstuk 9 – Waarheid, gewoonte, realisme.................................................11
, lOMoARcPSD|9695085
Hoofdstuk 1 – Het vertellen
Het huis van fictie: het huis is het verhaal en de ramen zijn de verschillende
lezersperspectieven die mogelijk zijn. De slechts twee of drie deuren zijn de
vertelperspectieven.
In praktijk zijn we gebonden aan 2 perspectieven:
- Eerste persoon (onbetrouwbaar)
- Derde persoon (betrouwbaar)
Eerste persoon (onbetrouwbaar): De ik-verteller heeft een subjectief perspectief: hij beleeft
de gebeurtenissen en gevoelens op een persoonlijke manier. Hierdoor kan de ik-verteller
onbetrouwbaar zijn, omdat hij niet altijd de waarheid vertelt. Eerder betrouwbaar dan
onbetrouwbaar.
Derde persoon (selectief betrouwbaar): De derde-persoonsverteller staat buiten het
verhaal. - Personale verteller: de verteller is beperkt tot de gedachten en gevoelens van één
personage. - Alwetende verteller: Hoewel deze verteller toegang heeft tot meerdere
personages en hun gedachten, wordt het minder populair geacht in de moderne literatuur
omdat het kan aanvoelen als afstandelijk. Een alwetende manier van vertellen heeft de
neiging de aandacht te vestigen op de schrijver, op het kunstmatige karakter van de
constructie die door de auteur is bedacht en op die manier wordt de nadruk gelegd op de
stempel van de schrijver zelf. Eerder selectief dan alwetend. Flaubert: de auteur is
onpersoonlijk en goddelijk (hij moet boven de personages staan).
De roman leert ons hoe we de verteller moeten begrijpen; maakt ons via betrouwbare
manipulaties attent op de onbetrouwbaarheid van de verteller. (p.15)
Tolstoj komt het dichtst in de buurt van het algemeen aanvaarde idee van auctoriaal verteller,
en hij hanteert met veel gezag een manier van schrijven die door Roland Barthes ‘de
referentiële code’ werd genoemd, waarbij de schrijver een beroep doet op een gedeelde
waarheid/kennis, zoals ruimte en vriendschap, de betekenis ligt niet alleen in de woorden.
‘Vrije indirecte rede’ (derde persoon): dichtbij schrijven (in het personage duiken), een
verteltechniek, waarbij de gedachten, gevoelens of woorden van een personage worden
gepresenteerd zonder expliciete vermelding van een vertelinstantie. Het mengt elementen
van zowel directe als indirecte rede.
Bij VIR wordt de interne taal van het personage niet meer als zodanig aangegeven door de
auteur; geen ‘zei hij tegen zichzelf’ of ‘vroeg hij zich af’. Hierbij zitten we dicht tegen de
stream of consciousness aan. Hij keek vluchtig naar zijn vrouw. “Ze ziet er zo ongelukkig uit,”
dacht hij, “bijna ongezond.” Hij vroeg zich af wat hij moest zeggen.’ Dit is directe of
geciteerde taal (“Ze ziet er zo ongelukkig uit.”) Gecombineerd met indirecte taal (‘Hij vroeg
zich af wat hij moest zeggen’). De vrije indirecte reden is het krachtigst als hij nauwelijks
zicht- of hoorbaar is, dus twijfel over de auteur of personage die het zegt.
- Voorbeeld: Ted keek door zijn dwaze tranen naar het concert.
Creatief schrijven I: Samenvatting Hoe fictie werkt
Periode 1, 6EC
, lOMoARcPSD|9695085
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 – Het vertellen.............................................................................3
Hoofdstuk 2 – Flaubert en het moderne vertellen.............................................5
Hoofdstuk 3 – Flaubert en de opkomst van de flaneur......................................5
Hoofdstuk 4 – Detail.......................................................................................6
Hoofdstuk 5 – Personages...............................................................................7
Hoofdstuk 6 – Een beknopte geschiedenis van het bewustzijn..........................8
Hoofdstuk 7 – Genegenheid en complicaties...................................................10
Hoofdstuk 8 – Taalgebruik.............................................................................10
Hoofdstuk 9 – Waarheid, gewoonte, realisme.................................................11
, lOMoARcPSD|9695085
Hoofdstuk 1 – Het vertellen
Het huis van fictie: het huis is het verhaal en de ramen zijn de verschillende
lezersperspectieven die mogelijk zijn. De slechts twee of drie deuren zijn de
vertelperspectieven.
In praktijk zijn we gebonden aan 2 perspectieven:
- Eerste persoon (onbetrouwbaar)
- Derde persoon (betrouwbaar)
Eerste persoon (onbetrouwbaar): De ik-verteller heeft een subjectief perspectief: hij beleeft
de gebeurtenissen en gevoelens op een persoonlijke manier. Hierdoor kan de ik-verteller
onbetrouwbaar zijn, omdat hij niet altijd de waarheid vertelt. Eerder betrouwbaar dan
onbetrouwbaar.
Derde persoon (selectief betrouwbaar): De derde-persoonsverteller staat buiten het
verhaal. - Personale verteller: de verteller is beperkt tot de gedachten en gevoelens van één
personage. - Alwetende verteller: Hoewel deze verteller toegang heeft tot meerdere
personages en hun gedachten, wordt het minder populair geacht in de moderne literatuur
omdat het kan aanvoelen als afstandelijk. Een alwetende manier van vertellen heeft de
neiging de aandacht te vestigen op de schrijver, op het kunstmatige karakter van de
constructie die door de auteur is bedacht en op die manier wordt de nadruk gelegd op de
stempel van de schrijver zelf. Eerder selectief dan alwetend. Flaubert: de auteur is
onpersoonlijk en goddelijk (hij moet boven de personages staan).
De roman leert ons hoe we de verteller moeten begrijpen; maakt ons via betrouwbare
manipulaties attent op de onbetrouwbaarheid van de verteller. (p.15)
Tolstoj komt het dichtst in de buurt van het algemeen aanvaarde idee van auctoriaal verteller,
en hij hanteert met veel gezag een manier van schrijven die door Roland Barthes ‘de
referentiële code’ werd genoemd, waarbij de schrijver een beroep doet op een gedeelde
waarheid/kennis, zoals ruimte en vriendschap, de betekenis ligt niet alleen in de woorden.
‘Vrije indirecte rede’ (derde persoon): dichtbij schrijven (in het personage duiken), een
verteltechniek, waarbij de gedachten, gevoelens of woorden van een personage worden
gepresenteerd zonder expliciete vermelding van een vertelinstantie. Het mengt elementen
van zowel directe als indirecte rede.
Bij VIR wordt de interne taal van het personage niet meer als zodanig aangegeven door de
auteur; geen ‘zei hij tegen zichzelf’ of ‘vroeg hij zich af’. Hierbij zitten we dicht tegen de
stream of consciousness aan. Hij keek vluchtig naar zijn vrouw. “Ze ziet er zo ongelukkig uit,”
dacht hij, “bijna ongezond.” Hij vroeg zich af wat hij moest zeggen.’ Dit is directe of
geciteerde taal (“Ze ziet er zo ongelukkig uit.”) Gecombineerd met indirecte taal (‘Hij vroeg
zich af wat hij moest zeggen’). De vrije indirecte reden is het krachtigst als hij nauwelijks
zicht- of hoorbaar is, dus twijfel over de auteur of personage die het zegt.
- Voorbeeld: Ted keek door zijn dwaze tranen naar het concert.