Stappenplan VBR tentamen
Week 1
Overeenkomst art. 6:217 BW
Aanbond = RH (3:33) + Aanvaarding = RH (3:33) = overeenkomst (6:217)
1. Wil ≠ verklaring (3:33 + 3:34) geen RH
2. Geslaagd beroep op gerechtvaardigd vertrouwen (3:35) wel RH
3. R&B (6:2) geen RH (terug bij 3:33)
(3:35 niet geldig bij 3:32)
Vertegenwoordiging volmacht
Volmacht verlening art. 3:60 BW
1. bevoegdheid
2. in naam van (HR kribbebijter)
Gevolgen art. 3:66
1. Rechtshandeling
2. In naam van achterman (HR kribbebijter)
3. Tussenpersoon handelt binnen bevoegdheid
Rechtshandeling ontstaat tussen achterman en wederpartij
Achterman - wederpartij
Buiten de bevoegdheid
- Uitgangspunt: er ontstaat geen rechtshandeling (art. 3:66)
Tenzij:
- Bekrachtiging rechtshandeling (art. 3:69) wel RH
- Gerechtvaardigd vertrouwen wederpartij (art. 3:61 lid 2) wel RH
- toedoensbeginsel (art. 3:61 lid 2)
- risicobeginsel (HR ING/BERA r.o. 3.4)
Gezichtspunten Fruytier of risicobeginsel van toepassing is:
- De aard van partijen
- Aard van pseudovertegenwoordiger en de inhoud van de door hem verrichte rh
- Organisatie van de pseudovertegenwoordiger
- Functie die de pseudovertegenwoordiger bekleedt binnen de organisatie
- Frequentie van de gedragingen van de vertegenwoordiger
- Kennis die de wederpartij heeft of behoort te hebben van de wil van de
pseudovertegenwoordigde om de rh te verrichten
Tussenpersoon – achterman (achterman lijdt schade)
Wanprestatie: art. 6:74 (contractuele verhouding)
Tussenpersoon - wederpartij (wederpartij lijdt schade)
- art. 3:70 aansprakelijkheid tussenpersoon
- art. 6:162 jo art. 6:170 aansprakelijkheid werkgever? (HR Globe/Groningen r.o. 3.3, onbevoegd
handelen is niet zonder meer een onrechtmatige daad, opzet nodig van tussenpersoon)
, Precontractuele fase
Rompovereenkomst
- Eens over essentiële punten van de overeenkomst
- Bedoelingen van partijen komen overeen
HR CBB/JPO r.o. 3.6: geeft aan wanneer het afbreken van onderhandelingen wel of niet meer mag.
Week 2
Rechtsverwerking
- Is de vordering verjaart (3:310 lid 1 jo lid 4)? Zo nee
HR Van den Bos/Provincial r.o. 3.3
1. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij
gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal
maken.
2. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden waardoor de positie van de wederpartij
onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend
wordt gemaakt.
Art. 3:40 BW
Art 3:40
1. lid 2
- aangaan/verrichten van rechtshandeling in strijd met dwingende wetsbepaling (wet in formele zin)
2. lid 1
- inhoud en strekking in strijd met dwingende wetsbepaling
- rechtshandeling (inhoud, strekking en aangaan) in strijd met lagere wetgeving
- rechtshandeling (inhoud en strekking) is rechtstreeks in strijd met goede zeden/openbare orde
Indien het civielrechtelijke gevolg niet in de overtreden bepaling is genoemd:
Art 3:40 gevolgen
Lid 2: nietig of vernietigbaar (als het één partij beschermd) voor zover niet uit de strekking van de
bepaling anders voortvloeit.
Tenzij
Lid 3: geldig als de wetsbepaling niet strekt tot aantasting geldigheid
Art 3:40 gevolgen
lid 1: nietig
- inhoud of strekking in strijd met dwingende wetsbepaling: mogelijk strijd met openbare orde/goede
zeden (Esmilo mediq toets) Zo ja nietig
- rechtshandeling in strijd met lagere wetgeving: mogelijk strijd met openbare orde/goede zeden
(Esmilo mediq toets) Zo ja nietig
- rechtshandeling rechtstreeks in strijd met de wet: nietig
Esmilo mediq toets: r.o. 4.4
• Belangen die worden beschermd door de geschonden regel
• Worden door de inbreuk fundamentele beginselen geschonden?
• Waren partijen zich van de inbreuk bewust?
• Voorziet de regel in een sanctie?
Week 1
Overeenkomst art. 6:217 BW
Aanbond = RH (3:33) + Aanvaarding = RH (3:33) = overeenkomst (6:217)
1. Wil ≠ verklaring (3:33 + 3:34) geen RH
2. Geslaagd beroep op gerechtvaardigd vertrouwen (3:35) wel RH
3. R&B (6:2) geen RH (terug bij 3:33)
(3:35 niet geldig bij 3:32)
Vertegenwoordiging volmacht
Volmacht verlening art. 3:60 BW
1. bevoegdheid
2. in naam van (HR kribbebijter)
Gevolgen art. 3:66
1. Rechtshandeling
2. In naam van achterman (HR kribbebijter)
3. Tussenpersoon handelt binnen bevoegdheid
Rechtshandeling ontstaat tussen achterman en wederpartij
Achterman - wederpartij
Buiten de bevoegdheid
- Uitgangspunt: er ontstaat geen rechtshandeling (art. 3:66)
Tenzij:
- Bekrachtiging rechtshandeling (art. 3:69) wel RH
- Gerechtvaardigd vertrouwen wederpartij (art. 3:61 lid 2) wel RH
- toedoensbeginsel (art. 3:61 lid 2)
- risicobeginsel (HR ING/BERA r.o. 3.4)
Gezichtspunten Fruytier of risicobeginsel van toepassing is:
- De aard van partijen
- Aard van pseudovertegenwoordiger en de inhoud van de door hem verrichte rh
- Organisatie van de pseudovertegenwoordiger
- Functie die de pseudovertegenwoordiger bekleedt binnen de organisatie
- Frequentie van de gedragingen van de vertegenwoordiger
- Kennis die de wederpartij heeft of behoort te hebben van de wil van de
pseudovertegenwoordigde om de rh te verrichten
Tussenpersoon – achterman (achterman lijdt schade)
Wanprestatie: art. 6:74 (contractuele verhouding)
Tussenpersoon - wederpartij (wederpartij lijdt schade)
- art. 3:70 aansprakelijkheid tussenpersoon
- art. 6:162 jo art. 6:170 aansprakelijkheid werkgever? (HR Globe/Groningen r.o. 3.3, onbevoegd
handelen is niet zonder meer een onrechtmatige daad, opzet nodig van tussenpersoon)
, Precontractuele fase
Rompovereenkomst
- Eens over essentiële punten van de overeenkomst
- Bedoelingen van partijen komen overeen
HR CBB/JPO r.o. 3.6: geeft aan wanneer het afbreken van onderhandelingen wel of niet meer mag.
Week 2
Rechtsverwerking
- Is de vordering verjaart (3:310 lid 1 jo lid 4)? Zo nee
HR Van den Bos/Provincial r.o. 3.3
1. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij
gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal
maken.
2. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden waardoor de positie van de wederpartij
onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend
wordt gemaakt.
Art. 3:40 BW
Art 3:40
1. lid 2
- aangaan/verrichten van rechtshandeling in strijd met dwingende wetsbepaling (wet in formele zin)
2. lid 1
- inhoud en strekking in strijd met dwingende wetsbepaling
- rechtshandeling (inhoud, strekking en aangaan) in strijd met lagere wetgeving
- rechtshandeling (inhoud en strekking) is rechtstreeks in strijd met goede zeden/openbare orde
Indien het civielrechtelijke gevolg niet in de overtreden bepaling is genoemd:
Art 3:40 gevolgen
Lid 2: nietig of vernietigbaar (als het één partij beschermd) voor zover niet uit de strekking van de
bepaling anders voortvloeit.
Tenzij
Lid 3: geldig als de wetsbepaling niet strekt tot aantasting geldigheid
Art 3:40 gevolgen
lid 1: nietig
- inhoud of strekking in strijd met dwingende wetsbepaling: mogelijk strijd met openbare orde/goede
zeden (Esmilo mediq toets) Zo ja nietig
- rechtshandeling in strijd met lagere wetgeving: mogelijk strijd met openbare orde/goede zeden
(Esmilo mediq toets) Zo ja nietig
- rechtshandeling rechtstreeks in strijd met de wet: nietig
Esmilo mediq toets: r.o. 4.4
• Belangen die worden beschermd door de geschonden regel
• Worden door de inbreuk fundamentele beginselen geschonden?
• Waren partijen zich van de inbreuk bewust?
• Voorziet de regel in een sanctie?