TENTAMENSET
tot en met
- Toelichting op colleges –
,INKOMSTENBELASTING WINST
- ONDERWERP I / Algemeen-
MR. M.C. (MARTIN) DE GRAAF
,Tentamen opgave 1 (2012/2013) – ‘uitgangspunten IB’
Het draagkrachtbeginsel wordt wel het leidende principe achter de
inkomstenbelasting genoemd.
1a. Wat verstaat u onder het draagkrachtbeginsel?
Draagkracht is het gewicht dat iemand kan dragen. In deze context gaat het om de financiële
last die iemand kan dragen. In het boek wordt als metafoor gebruikt: Een brug moet eerst
zichzelf dragen voordat hij anderen kan helpen. – De sterkste schouders dragen de zwaarste
lasten.
Draagkracht bestaat uit een objectief element en een subjectief element:
à Objectief element: De draagkracht van het inkomen vloeit voort uit een individu
à Subjectief element: Draagkracht wordt naast het inkomen tevens beïnvloedt door
persoonlijke omstandigheden.
Belasting wordt geheven naar de maatstaf van ieders mogelijkheid tot belasting betalen.
Draagkracht is eigenlijk niets ander dan de capaciteit om daadwerkelijk de
verschuldigde belasting te betalen.
,1b. Noem drie overtuigende voorbeelden in de Wet IB 2001 waarin het
draagkrachtbeginsel is terug te vinden en licht beknopt toe in welk opzicht in
dat voorbeeld het voornoemde beginsel in aanmerking is genomen.
1. In de IB hanteren wij een progressief tarief in box 1 ex art 2.10 IB welke inhoudt
dat de mogelijkheid tot belasting betalen toeneemt met een toename van het
inkomen.
2. Het heffingsvrije vermogen in box 3 heeft tot gevolg dat iemand met een vermogen
dat net uitgaat boven het heffingsvrije vermogen maar een klein beetje belasting zal
betalen, terwijl een belastingplichtige met een hoog vermogen niet veel effect ervaart
van het heffingsvrije vermogen.
Door de verhouding tussen het heffingsvrije deel en de belastbare grondslag is de
gemiddelde belastingdruk voor een belastingplichtige met een groot vermogen
aanzienlijk groter.
3. Uitgaven voor levensonderhoud in de sfeer van de buitengewone lasten, zoals
kosten voor een gehandicapt kind, zijn bij de aftrekbaar.
Dit sluit aan op het draagkrachtbeginsel aangezien er een grote lastendruk rust op
grotere vermogens in vergelijking met kleine vermogens.
,1b. Noem drie overtuigende voorbeelden in de Wet IB 2001 waarin
voornoemd beginsel is terug te vinden en licht beknopt toe in welk opzicht
in dat voorbeeld het voornoemde beginsel in aanmerking is genomen.
1. Artikel 2.10 IB waarin de progressieve tarieven van box 1 uiteengezet worden.
2. De heffingskortingen waardoor het eerste stuk van je inkomen onbelast blijft
om in je eerste levensbehoefte te kunnen voorzien.
3. Persoonsgebonden aftrek ex. hoofdstuk 6 IB. Hier wordt rekening gehouden
met de subjectieve draagkracht i.p.v. met de objectieve draagkracht. Denk aan
het voorbeeld dat je bijzondere omstandigheden hebt waardoor je extra
uitgaven moet doen om kinderen te verzorgen. In een dergelijk geval krijg je
extra aftrek, waardoor je het draagkrachtbeginsel duidelijk ziet terug komen.
4. In de ondernemingssfeer kennen we de kleinschaligheidinvesteringsaftrek ex.
3.41 IB. Dit is een aftrek die je als ondernemer krijgt als je extra investeert in
nieuwe bedrijfsmiddelen (voorraad valt hier niet onder). (zie tabel in 3.41 IB),
waardoor je kan redenereDeze aftrek wordt minder in het geval dat je als
ondernemer meer investeert n dat ook hier rekening gehouden wordt met
draagkracht.
,De wetgever wordt wel verweten te vaak ‘instrumentalisme’ te betrachten
ten aanzien van de Wet IB 2001.
1c. Wat verstaat u in voornoemd verband onder instrumentalisme?
Instrumentalisme is een incentive. De belastingwet wordt ingezet als instrument
om bepaalde beleidsdoelen te bereiken door het gedrag van burgers te
beïnvloeden. Instrumentalisme wordt vormgegeven door stimulerings- en
ontmoedigingsregels. Deze regels moeten het gedrag van burgers en bedrijven
beïnvloeden met het oog op de gestelde beleidsdoelstellingen.
Met instrumentalisme streeft de wetgever naar gedragsverandering in de
maatschappij door indirecte beïnvloeding.
Door belasting moet het gedrag worden beïnvloed.
,1d. Noem drie voorbeelden in de winstartikelen vanaf 3.30 tot 3.53 Wet IB
2001 die getuigen van instrumentalistisch gebruik van regelgeving en licht
beknopt toe waarom daarin naar uw mening sprake is van dergelijk gebruik.
1. Art 3.42a IB Milieu investeringsaftrek (MIA) is een fiscale
stimuleringsregeling voor milieuvriendelijke investeringen. De milieu
investeringsaftrek geldt voor ondernemers bij de aanschaf van een
zuinig bedrijfsmiddel.
2. Art 3.42 IB Energie Investeringsaftrek (EIA) heeft tot doel investeringen
in energiezuinige technieken te stimuleren middels een aftrek.
3. Art 3.40 IB bevat een investeringsaftrek, het stimuleert een ondernemer
te investeren in bedrijfsmiddelen voor zijn onderneming
, 1d. Noem drie voorbeelden in de winstartikelen vanaf 3.30 tot 3.53 Wet IB
2001 die getuigen van instrumentalistisch gebruik van regelgeving en licht
beknopt toe waarom daarin naar uw mening sprake is van dergelijk gebruik.
1. Willekeurige afschrijving voor milieubedrijfsmiddelen ex. artikel 3.31 IB.
Als het een milieuvriendelijk bedrijfsmiddel is, mag je sneller afschrijven.
Uiteindelijk schrijf je hetzelfde af als in de normale situatie, maar nu veel
eerder waardoor je minder belasting betaalt in de beginjaren.
2. Energie-investeringsaftrek ex. artikel 3.42 IB. In dat geval krijg je extra
aftrek op het moment dat je investeert in een bedrijfsmiddel dat
energievriendelijk opereert.
3. Milieu-investeringsaftrek ex. artikel 4.42a IB. In dat geval krijg je extra
aftrek op het moment dat je investeert in een bedrijfsmiddel dat
milieuvriendelijk opereert.