Dekolonisatie en Koude Oorlog in Vietnam
H1 Koude Oorlog en dekolonisatie
Internationale verhoudingen na 1945
- Amerika en de Sovjet-Unie zouden de wereldpolitiek gaan beheersen, maar beide supermachten
vertegenwoordigden twee volkomen tegengestelde ideologieën.
- De liberale ideologie van het Westen ging uit van de vrijheid van het individu en propageerde
democratische besluitvorming, een meerpartijensysteem, regelmatige verkiezingen, vrije
meningsuiting en een kapitalistische productiewijze -> vrijheid voor de ondernemers om hun
bedrijven te leiden zoals zij dit het voordeligst achtten en zelf te beschikken over de winsten,
zonder al te veel richtlijnen van de kant van de overheid.
- De ideologie van de Sovjet-Unie ging juist uit van veel staatsinvloed. Het communisme baseert
zich op de ideeën van Karl Marx. Productiemiddelen (grond, arbeid en kapitaal) zijn
gemeenschappelijk bezit. In de samenleving is geen uitbuiting van arbeiders door ondernemers
('kapitalisten') en is de welvaart eerlijk verdeeld. In 1917 grepen communisten in Rusland met
geweld de macht. Hun leider, Lenin, stelde een harde dictatuur in.
- De Communistische Partij van de Sovjet-Unie was de voorhoede van de arbeiders en moest het
arbeidersparadijs beschermen tegen mogelijke nieuwe uitbuiters. Andere partijen werden
afgeschaft. Er kwam censuur op de pers, er verrezen concentratiekampen en de geheime politie
trad hard op. De dictatuur van de partij zou het land zeventig jaar in haar greep houden. Ook de
economie kwam onder toezicht van de partij. Fabrieken, landbouwbedrijven, winkels en banken -
de hele economie van de Sovjet-Unie werd centraal geleid. Niet de vrije ondernemer, maar de
raad bepaalde voortaan wat en hoeveel er moest worden geproduceerd.
- Het privébezit werd vrijwel geheel afgeschaft. De Amerikaanse en Britse leiders tijdens de
Tweede Wereldoorlog, Roosevelt en Churchill, wisten heel goed dat zij samenwerkten met een
dictatoriaal regime. Maar ter wille van het geallieerde bondgenootschap negeerde ze het. Stalins
hulp was onmisbaar. Toen in 1945 Duitsland verslagen was, traden de oude tegenstellingen
tussen liberalisme en communisme weer op de voorgrond.
- Bij de ideologische tegenstelling kwam een machtspolitiek geschil. Het wegvallen van Duitsland
als machtsfactor betekende dat elk van beide grootmachten dit vacuüm in Europa wilde opvullen.
Amerika én Rusland hadden beide een enorm militair apparaat opgebouwd. Waar het Rode Leger
stond, stelde Stalin de wet. In plaats van de democratie te bevorderen, zoals Stalin, Roosevelt en
Churchill op de conferentie van Jalta (februari 1945) hadden afgesproken, trok Stalin de door de
Sovjet-Unie bevrijde gebieden binnen zijn invloedssfeer. Polen, Roemenië, Bulgarije, Hongarije,
Tsjechoslowakije en Oost-Duitsland werden satellietstaten.
- De Russische propaganda wees onophoudelijk op de gevaren van (West-)Duits revanchisme en
militarisme, en rechtvaardigde daarmee de aanwezigheid van het Rode Leger in Oost-Europa.
De Koude Oorlog
- Democratieën naar westers model - inclusief de kapitalistische productiewijze - bestonden alleen
in het deel van Europa dat door de westelijke geallieerden was bevrijd. Het door de oorlog
gehavende Europa viel dus in twee delen uiteen. Beide supermachten Amerika en Rusland bleven
, militair aanwezig. Duitsland werd in vier bezettingszones verdeeld: een Amerikaanse, een Britse,
een Franse én een Russische. De Russen weigerden hun tropen uit Midden- en Oost-Europa terug
te trekken. Het wantrouwen snel toe. De deling van Europa in een kapitalistisch en een
communistisch blok kreeg een permanent karakter. Tientallen jarenlang zou deze tegenstelling de
wereldpolitiek beheersen. Al spoedig spraken we van een Koude Oorlog tussen Oost en West.
Het woord 'koud' duidt erop, dat het niet kwam tot een rechtstreeks gewapend treffen tussen de
Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, want dat zou een derde wereldoorlog hebben betekend.
Maar verder gedroegen beide supermachten zich alsof zij in oorlog waren. Zij stichtten
bondgenootschappen, dreven hun bewapening op, hielden zich bezig met spionage en voerden
een kwaadaardige propagandaoorlog. Het eigen systeem werd verheerlijkt en dat van de
tegenstander gitzwart gemaakt.
- De Koude Oorlog ontwikkelde zich tot een wereldwijde tegenstelling en een wedloop om het
bezit van invloedssferen en militaire steunpunten. In 1946 constateerde Churchill in een
redevoering dat een 'ijzeren gordijn' was neergelaten dwars over Europa.
De wapenwedloop
- Het bezit van het atoomwapen droeg in hoge mate bij tot de spanningen tussen de twee
supermachten. De Verenigde Staten bezaten slechts vier jaar het monopolie op dit wapen. In
1945 gebruikten zij twee atoombommen om Japan tot overgave te dwingen. De steden
Hiroshima en Nagasaki werden verwoest. Al in 1949 bleek dat de Sovjet-Unie ook kernwapens
kon produceren. Het nieuws van de Russische atoombom veroorzaakte paniek in Washington.
- De wapenwedloop die volgde, leidde tot steeds krachtiger en geraffineerder wapensystemen. De
Amerikanen ontwikkelden in 1951 de waterstofbom, een wapen met vele malen de
vernietigingskracht van de bom op Hiroshima. In 1952 bleek de Sovjet-Unie een dergelijk wapen
ook al in handen te hebben. Een totale wederzijdse vernietiging werd op den duur denkbaar. Dit
huiveringwekkende vooruitzicht leidde echter juist tot terughoudendheid. De afschrikwekkende
werking van nucleaire wapens was zo groot, dat geen van beide kernmachten deze wapens zou
durven inzetten. De vijand zou immers kunnen terugslaan. De supermachten hielden elkaar dus in
balans. De situatie werd wel omschreven als een afschrikkingsevenwicht -> een balance of terror.
- In de jaren vijftig verkondigden de leiders van de Sovjet-Unie die Stalin na zijn dood in 1953
waren opgevolgd, te streven naar vreedzame co-existentie met het Westen. Volgens de Russische
partijleider Nikita Chroesjtsjov (1953-1964) zou een vreedzame competitie tussen beide
systemen op termijn uitwijzen wie de winnaar werd. Hij verwachtte dat het communistische
systeem veel beter dan het kapitalistische in staat zou blijken om voorspoed voor zijn onderdanen
te creëren. Het Westen deed dat af als bluf, maar voelde tegelijk dat de ergste oorlogsdreiging uit
de lucht was. Hoewel het wantrouwen bleef, was er toch sprake van een soort dooi.
De Verenigde Naties
- De spanningen in de wereld maakten een gereguleerde vorm van internationaal overleg dringend
noodzakelijk. Al tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de leiders van de geallieerde landen
bijeengekomen om over een toekomstige ordening van de wereldpolitiek te praten. In 1941
vaardigden Churchill en Roosevelt het Atlantisch Handvest uit, dat sprak van een wereld van
democratie en nationale zelfbeschikking. Roosevelt koesterde toen al plannen voor een nieuwe
organisatie -> de Verenigde Naties. Roosevelt wilde bij zijn plannen per se Stalin inschakelen.
Zonder lidmaatschap van Rusland zou de volkerenorganisatie immers gedoemd zijn te mislukken.
, Op de Conferentie van Jalta in februari 1945 wist hij Stalin tot medewerking aan de nieuwe
vredesorganisatie te bewegen, onder meer door Stalin een invloedssfeer in Oost-Europa te
gunnen. De Verenigde Naties zouden een overkoepelende organisatie worden van landen en
beloofden al hun geschillen langs de weg van overleg en bitrage op te lossen. Internationale
conflicten zouden daar vreedzaam kunnen worden opgelost.
- In april 1945 vond in San Francisco de oprichtingsvergadering van de Verenigde Naties plaats. Het
hoofdkwartier kwam in New York. Vrijwel alle landen werden lid, en in de loop van de tijd sloot
zich nog een rij inmiddels onafhankelijk geworden landen aan. Elke lidstaat kreeg een zetel in de
Algemene Vergadering en kon aanbevelingen doen. De lidstaten onderschreven het Handvest van
de Verenigde Naties, waarmee zij beloofden de territoriale integriteit en politieke
onafhankelijkheid van andere staten te respecteren.
- Een afvaardiging van de grote vergadering moest garanderen dat deze grote organisatie toch snel
kon handelen in crisissituaties -> Veiligheidsraad. Die bestond uit vijf permanente leden en tien
niet-permanente leden. De permanente leden waren -> de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie (na
1991 Rusland), Groot-Brittannië, Frankrijk en China. Alle vijf bezaten zij het vetorecht -> daarmee
konden zij beslissingen blokkeren waar zij niet achterstonden. Het vetorecht werd ingesteld om te
voorkomen dat belangrijke lidstaten de organisatie op een bepaald moment uit ongenoegen
zouden verlaten. Tijdens de Koude Oorlog is vaak van dit recht gebruik gemaakt. Het vetorecht
werkte dus verlammend en in de praktijk heeft de Veiligheidsraad slechts in een beperkt aantal
gevallen voor vredestichter kunnen spelen.
- In 1949 ontstond een vreemde situatie rond de zetel van China in de Verenigde Naties. In dat jaar
behaalden de communisten namelijk in China een overwinning op hun vijand, Chiang Kai-shek.
Deze laatste vluchtte naar Taiwan (Formosa), dat sindsdien officieel 'nationalistisch China' heet.
Chiang wilde zich niet bij zijn verlies neerleggen en zwoer ooit het vasteland te zullen heroveren.
Mao riep op 1 oktober 1949 de Chinese Volksrepubliek uit. Hij liet weten Taiwan te beschouwen
als een nog te bevrijden provincie. Er waren nu dus twee China's en dat leidde binnen de
Verenigde Naties tot de Taiwankwestie. Omdat Washington weigerde de Volksrepubliek China te
erkennen, kon Taiwan, onder Amerikaanse bescherming, de Chinese zetel in de Veiligheidsraad
bezet houden. Pas in 1971 kwam aan deze situatie een einde.
Vijandbeelden
- In 1947 wilde de Amerikaanse president Harry Truman ingrijpen in een burgeroorlog in
Griekenland, waar een communistische verzetsorganisatie streed tegen de bestaande,
westersgezinde regering. Hiertoe lanceerde hij in een redevoering de Trumandoctrine. Die leer
hield in dat de Verenigde Staten hulp zouden bieden aan ieder land dat bedreig werd door een
communistische machtsovername. Amerika zou tegendruk geven, overal waar de militaire
Sovjetmacht de neiging tot expansie vertoonde. Deze politiek werd ook wel containmentpolitiek
genoemd. Containment betekent 'iets houden waar het is', in dit geval dus paal en perk stellen
aan Russische pogingen het communisme te verbreiden. Volgens de geestelijk vader van de
containmentpolitiek, de regeringsadviseur George Kennan, zou containment zich moeten
beperken tot Europa. Daar zou Amerika zijn handen al vol aan hebben. Bovendien zou Amerika
niet zozeer met militaire, maar vooral ook met economische middelen het communisme een halt
moeten toeroepen.
- Kort na de bekendmaking van zijn doctrine lanceerde Truman het Marshallplan. De Amerikaanse
regering reserveerde miljarden dollars voor landen die door de oorlog waren getroffen. Minister
, Marshall (Buitenlandse Zaken) overtuigde het Congres ervan dat alleen een levensvatbaar Europa
immuun zou zijn voor het communistische virus. Voor Amerika betekende het ook, dat West-
Europa weer betekenis zou krijgen als afzetgebied voor Amerikaanse producten. De Russen
weigerden de hulp en onder Russische druk moesten ook andere Oostbloklanden bedanken voor
het aanbod. Tegen de zin van George Kennan werd Amerika's ambitie om politieagent te spelen
in de loop van de jaren vijftig uitgebreid naar Azië en Afrika. Voor tal van jonge, pas
gedekoloniseerde landen klonk de boodschap van het communisme aantrekkelijk. Zeker na de
overwinning van Mao in China in 1949. Een van die landen was Vietnam.
- Veel Amerikanen vreesden een communistische wereldrevolutie. Er waren heel wat Amerikanen,
met name in de Republikeinse Partij, die containment een veel te beperkte politiek vonden. Zij
pleitten voor een roll-back-politiek en spraken hun wens uit om Oost-Europa te 'bevrijden' van
het communisme.
Westers imperialisme
- De leiders in de Sovjet-Unie, en na 1949 ook die van de Volksrepubliek China, koesterden hun
vijandbeeld van het Westen. Zij beschouwden de containmentpolitiek als een uiting van westers
imperialisme -> streven naar een groot rijk.
- Amerika mocht dan geen koloniën bezitten, maar in Russische ogen oefende het wel
economische en politieke invloed uit in grote delen van de wereld. Die invloed wilden de
Amerikanen voortdurend uitbreiden, met het doel om overal afzetmark en grondstoffen te
veroveren. De kapitalisten zouden overdadig profiteren, ten koste van de kansarmen. De
Amerikanen waren voorstander van vrijhandel en zagen liever niet dat Europa de markt met
tariefmuren -> invoerrechten, beschermde. Bepaalde maatschappelijke misstanden in het
Westen werden in de Russische pers breed uitgemeten, zoals werkloosheid, criminaliteit,
inkomensverschillen, het rassenvraagstuk in de Verenigde Staten en de kapitalistische uitbuiting
van de derde wereld. De leiders van Rusland en China wierpen zichzelf graag op als adviseurs in
bepaalde derdewereldlanden, en probeerden die met economische en technische hulp aan hun
zijde te krijgen.
Het 'rode' en het 'gele' gevaar
- De Amerikaanse buitenlandse politiek ging ervan uit, dat er één groot machtsblok bestond van de
communistische grootmachten en hun satellieten. Zij spraken van 'het rode gevaar'. Die angst
was begrijpelijk zolang Mao Zedong zich liet kennen als een trouwe vriend van Stalin. In 1950
verbleef Mao langdurig in de Sovjet-Unie om samenwerkingsafspraken te maken. Mao kon geen
waardering opbrengen voor de vreedzame co-existentie van Chroesjtsjov. Die vond hij verraad
aan de communistische zaak. De Chinese dictator bleef dan ook een uiterst onverzoenlijke
houding aannemen tegenover Amerika. Mao liet 'haat-Amerika-festijnen' organiseren, met
stadions vol enthousiaste aanhangers die de dood zwoeren van het Amerikaanse kapitalisme. De
taal van Beijing was soms zo agressief, dat het Westen steeds meer vrees ging koesteren voor het
'gele gevaar'.
- Rond 1960 kwam het tot een breuk tussen de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China. Het jaar
daarvoor had Chroesjtsjov een bezoek gebracht aan Mao. De sfeer was gespannen. Rivaliteit om
het leiderschap van de internationale communistische beweging was de hoofdoorzaak van dit
conflict. In de jaren zestig kwam China in een internationaal isolement terecht, aangezien toen
vrijwel alle communistische landen achter Moskou stonden. De beleidsmakers op het ministerie
H1 Koude Oorlog en dekolonisatie
Internationale verhoudingen na 1945
- Amerika en de Sovjet-Unie zouden de wereldpolitiek gaan beheersen, maar beide supermachten
vertegenwoordigden twee volkomen tegengestelde ideologieën.
- De liberale ideologie van het Westen ging uit van de vrijheid van het individu en propageerde
democratische besluitvorming, een meerpartijensysteem, regelmatige verkiezingen, vrije
meningsuiting en een kapitalistische productiewijze -> vrijheid voor de ondernemers om hun
bedrijven te leiden zoals zij dit het voordeligst achtten en zelf te beschikken over de winsten,
zonder al te veel richtlijnen van de kant van de overheid.
- De ideologie van de Sovjet-Unie ging juist uit van veel staatsinvloed. Het communisme baseert
zich op de ideeën van Karl Marx. Productiemiddelen (grond, arbeid en kapitaal) zijn
gemeenschappelijk bezit. In de samenleving is geen uitbuiting van arbeiders door ondernemers
('kapitalisten') en is de welvaart eerlijk verdeeld. In 1917 grepen communisten in Rusland met
geweld de macht. Hun leider, Lenin, stelde een harde dictatuur in.
- De Communistische Partij van de Sovjet-Unie was de voorhoede van de arbeiders en moest het
arbeidersparadijs beschermen tegen mogelijke nieuwe uitbuiters. Andere partijen werden
afgeschaft. Er kwam censuur op de pers, er verrezen concentratiekampen en de geheime politie
trad hard op. De dictatuur van de partij zou het land zeventig jaar in haar greep houden. Ook de
economie kwam onder toezicht van de partij. Fabrieken, landbouwbedrijven, winkels en banken -
de hele economie van de Sovjet-Unie werd centraal geleid. Niet de vrije ondernemer, maar de
raad bepaalde voortaan wat en hoeveel er moest worden geproduceerd.
- Het privébezit werd vrijwel geheel afgeschaft. De Amerikaanse en Britse leiders tijdens de
Tweede Wereldoorlog, Roosevelt en Churchill, wisten heel goed dat zij samenwerkten met een
dictatoriaal regime. Maar ter wille van het geallieerde bondgenootschap negeerde ze het. Stalins
hulp was onmisbaar. Toen in 1945 Duitsland verslagen was, traden de oude tegenstellingen
tussen liberalisme en communisme weer op de voorgrond.
- Bij de ideologische tegenstelling kwam een machtspolitiek geschil. Het wegvallen van Duitsland
als machtsfactor betekende dat elk van beide grootmachten dit vacuüm in Europa wilde opvullen.
Amerika én Rusland hadden beide een enorm militair apparaat opgebouwd. Waar het Rode Leger
stond, stelde Stalin de wet. In plaats van de democratie te bevorderen, zoals Stalin, Roosevelt en
Churchill op de conferentie van Jalta (februari 1945) hadden afgesproken, trok Stalin de door de
Sovjet-Unie bevrijde gebieden binnen zijn invloedssfeer. Polen, Roemenië, Bulgarije, Hongarije,
Tsjechoslowakije en Oost-Duitsland werden satellietstaten.
- De Russische propaganda wees onophoudelijk op de gevaren van (West-)Duits revanchisme en
militarisme, en rechtvaardigde daarmee de aanwezigheid van het Rode Leger in Oost-Europa.
De Koude Oorlog
- Democratieën naar westers model - inclusief de kapitalistische productiewijze - bestonden alleen
in het deel van Europa dat door de westelijke geallieerden was bevrijd. Het door de oorlog
gehavende Europa viel dus in twee delen uiteen. Beide supermachten Amerika en Rusland bleven
, militair aanwezig. Duitsland werd in vier bezettingszones verdeeld: een Amerikaanse, een Britse,
een Franse én een Russische. De Russen weigerden hun tropen uit Midden- en Oost-Europa terug
te trekken. Het wantrouwen snel toe. De deling van Europa in een kapitalistisch en een
communistisch blok kreeg een permanent karakter. Tientallen jarenlang zou deze tegenstelling de
wereldpolitiek beheersen. Al spoedig spraken we van een Koude Oorlog tussen Oost en West.
Het woord 'koud' duidt erop, dat het niet kwam tot een rechtstreeks gewapend treffen tussen de
Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, want dat zou een derde wereldoorlog hebben betekend.
Maar verder gedroegen beide supermachten zich alsof zij in oorlog waren. Zij stichtten
bondgenootschappen, dreven hun bewapening op, hielden zich bezig met spionage en voerden
een kwaadaardige propagandaoorlog. Het eigen systeem werd verheerlijkt en dat van de
tegenstander gitzwart gemaakt.
- De Koude Oorlog ontwikkelde zich tot een wereldwijde tegenstelling en een wedloop om het
bezit van invloedssferen en militaire steunpunten. In 1946 constateerde Churchill in een
redevoering dat een 'ijzeren gordijn' was neergelaten dwars over Europa.
De wapenwedloop
- Het bezit van het atoomwapen droeg in hoge mate bij tot de spanningen tussen de twee
supermachten. De Verenigde Staten bezaten slechts vier jaar het monopolie op dit wapen. In
1945 gebruikten zij twee atoombommen om Japan tot overgave te dwingen. De steden
Hiroshima en Nagasaki werden verwoest. Al in 1949 bleek dat de Sovjet-Unie ook kernwapens
kon produceren. Het nieuws van de Russische atoombom veroorzaakte paniek in Washington.
- De wapenwedloop die volgde, leidde tot steeds krachtiger en geraffineerder wapensystemen. De
Amerikanen ontwikkelden in 1951 de waterstofbom, een wapen met vele malen de
vernietigingskracht van de bom op Hiroshima. In 1952 bleek de Sovjet-Unie een dergelijk wapen
ook al in handen te hebben. Een totale wederzijdse vernietiging werd op den duur denkbaar. Dit
huiveringwekkende vooruitzicht leidde echter juist tot terughoudendheid. De afschrikwekkende
werking van nucleaire wapens was zo groot, dat geen van beide kernmachten deze wapens zou
durven inzetten. De vijand zou immers kunnen terugslaan. De supermachten hielden elkaar dus in
balans. De situatie werd wel omschreven als een afschrikkingsevenwicht -> een balance of terror.
- In de jaren vijftig verkondigden de leiders van de Sovjet-Unie die Stalin na zijn dood in 1953
waren opgevolgd, te streven naar vreedzame co-existentie met het Westen. Volgens de Russische
partijleider Nikita Chroesjtsjov (1953-1964) zou een vreedzame competitie tussen beide
systemen op termijn uitwijzen wie de winnaar werd. Hij verwachtte dat het communistische
systeem veel beter dan het kapitalistische in staat zou blijken om voorspoed voor zijn onderdanen
te creëren. Het Westen deed dat af als bluf, maar voelde tegelijk dat de ergste oorlogsdreiging uit
de lucht was. Hoewel het wantrouwen bleef, was er toch sprake van een soort dooi.
De Verenigde Naties
- De spanningen in de wereld maakten een gereguleerde vorm van internationaal overleg dringend
noodzakelijk. Al tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de leiders van de geallieerde landen
bijeengekomen om over een toekomstige ordening van de wereldpolitiek te praten. In 1941
vaardigden Churchill en Roosevelt het Atlantisch Handvest uit, dat sprak van een wereld van
democratie en nationale zelfbeschikking. Roosevelt koesterde toen al plannen voor een nieuwe
organisatie -> de Verenigde Naties. Roosevelt wilde bij zijn plannen per se Stalin inschakelen.
Zonder lidmaatschap van Rusland zou de volkerenorganisatie immers gedoemd zijn te mislukken.
, Op de Conferentie van Jalta in februari 1945 wist hij Stalin tot medewerking aan de nieuwe
vredesorganisatie te bewegen, onder meer door Stalin een invloedssfeer in Oost-Europa te
gunnen. De Verenigde Naties zouden een overkoepelende organisatie worden van landen en
beloofden al hun geschillen langs de weg van overleg en bitrage op te lossen. Internationale
conflicten zouden daar vreedzaam kunnen worden opgelost.
- In april 1945 vond in San Francisco de oprichtingsvergadering van de Verenigde Naties plaats. Het
hoofdkwartier kwam in New York. Vrijwel alle landen werden lid, en in de loop van de tijd sloot
zich nog een rij inmiddels onafhankelijk geworden landen aan. Elke lidstaat kreeg een zetel in de
Algemene Vergadering en kon aanbevelingen doen. De lidstaten onderschreven het Handvest van
de Verenigde Naties, waarmee zij beloofden de territoriale integriteit en politieke
onafhankelijkheid van andere staten te respecteren.
- Een afvaardiging van de grote vergadering moest garanderen dat deze grote organisatie toch snel
kon handelen in crisissituaties -> Veiligheidsraad. Die bestond uit vijf permanente leden en tien
niet-permanente leden. De permanente leden waren -> de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie (na
1991 Rusland), Groot-Brittannië, Frankrijk en China. Alle vijf bezaten zij het vetorecht -> daarmee
konden zij beslissingen blokkeren waar zij niet achterstonden. Het vetorecht werd ingesteld om te
voorkomen dat belangrijke lidstaten de organisatie op een bepaald moment uit ongenoegen
zouden verlaten. Tijdens de Koude Oorlog is vaak van dit recht gebruik gemaakt. Het vetorecht
werkte dus verlammend en in de praktijk heeft de Veiligheidsraad slechts in een beperkt aantal
gevallen voor vredestichter kunnen spelen.
- In 1949 ontstond een vreemde situatie rond de zetel van China in de Verenigde Naties. In dat jaar
behaalden de communisten namelijk in China een overwinning op hun vijand, Chiang Kai-shek.
Deze laatste vluchtte naar Taiwan (Formosa), dat sindsdien officieel 'nationalistisch China' heet.
Chiang wilde zich niet bij zijn verlies neerleggen en zwoer ooit het vasteland te zullen heroveren.
Mao riep op 1 oktober 1949 de Chinese Volksrepubliek uit. Hij liet weten Taiwan te beschouwen
als een nog te bevrijden provincie. Er waren nu dus twee China's en dat leidde binnen de
Verenigde Naties tot de Taiwankwestie. Omdat Washington weigerde de Volksrepubliek China te
erkennen, kon Taiwan, onder Amerikaanse bescherming, de Chinese zetel in de Veiligheidsraad
bezet houden. Pas in 1971 kwam aan deze situatie een einde.
Vijandbeelden
- In 1947 wilde de Amerikaanse president Harry Truman ingrijpen in een burgeroorlog in
Griekenland, waar een communistische verzetsorganisatie streed tegen de bestaande,
westersgezinde regering. Hiertoe lanceerde hij in een redevoering de Trumandoctrine. Die leer
hield in dat de Verenigde Staten hulp zouden bieden aan ieder land dat bedreig werd door een
communistische machtsovername. Amerika zou tegendruk geven, overal waar de militaire
Sovjetmacht de neiging tot expansie vertoonde. Deze politiek werd ook wel containmentpolitiek
genoemd. Containment betekent 'iets houden waar het is', in dit geval dus paal en perk stellen
aan Russische pogingen het communisme te verbreiden. Volgens de geestelijk vader van de
containmentpolitiek, de regeringsadviseur George Kennan, zou containment zich moeten
beperken tot Europa. Daar zou Amerika zijn handen al vol aan hebben. Bovendien zou Amerika
niet zozeer met militaire, maar vooral ook met economische middelen het communisme een halt
moeten toeroepen.
- Kort na de bekendmaking van zijn doctrine lanceerde Truman het Marshallplan. De Amerikaanse
regering reserveerde miljarden dollars voor landen die door de oorlog waren getroffen. Minister
, Marshall (Buitenlandse Zaken) overtuigde het Congres ervan dat alleen een levensvatbaar Europa
immuun zou zijn voor het communistische virus. Voor Amerika betekende het ook, dat West-
Europa weer betekenis zou krijgen als afzetgebied voor Amerikaanse producten. De Russen
weigerden de hulp en onder Russische druk moesten ook andere Oostbloklanden bedanken voor
het aanbod. Tegen de zin van George Kennan werd Amerika's ambitie om politieagent te spelen
in de loop van de jaren vijftig uitgebreid naar Azië en Afrika. Voor tal van jonge, pas
gedekoloniseerde landen klonk de boodschap van het communisme aantrekkelijk. Zeker na de
overwinning van Mao in China in 1949. Een van die landen was Vietnam.
- Veel Amerikanen vreesden een communistische wereldrevolutie. Er waren heel wat Amerikanen,
met name in de Republikeinse Partij, die containment een veel te beperkte politiek vonden. Zij
pleitten voor een roll-back-politiek en spraken hun wens uit om Oost-Europa te 'bevrijden' van
het communisme.
Westers imperialisme
- De leiders in de Sovjet-Unie, en na 1949 ook die van de Volksrepubliek China, koesterden hun
vijandbeeld van het Westen. Zij beschouwden de containmentpolitiek als een uiting van westers
imperialisme -> streven naar een groot rijk.
- Amerika mocht dan geen koloniën bezitten, maar in Russische ogen oefende het wel
economische en politieke invloed uit in grote delen van de wereld. Die invloed wilden de
Amerikanen voortdurend uitbreiden, met het doel om overal afzetmark en grondstoffen te
veroveren. De kapitalisten zouden overdadig profiteren, ten koste van de kansarmen. De
Amerikanen waren voorstander van vrijhandel en zagen liever niet dat Europa de markt met
tariefmuren -> invoerrechten, beschermde. Bepaalde maatschappelijke misstanden in het
Westen werden in de Russische pers breed uitgemeten, zoals werkloosheid, criminaliteit,
inkomensverschillen, het rassenvraagstuk in de Verenigde Staten en de kapitalistische uitbuiting
van de derde wereld. De leiders van Rusland en China wierpen zichzelf graag op als adviseurs in
bepaalde derdewereldlanden, en probeerden die met economische en technische hulp aan hun
zijde te krijgen.
Het 'rode' en het 'gele' gevaar
- De Amerikaanse buitenlandse politiek ging ervan uit, dat er één groot machtsblok bestond van de
communistische grootmachten en hun satellieten. Zij spraken van 'het rode gevaar'. Die angst
was begrijpelijk zolang Mao Zedong zich liet kennen als een trouwe vriend van Stalin. In 1950
verbleef Mao langdurig in de Sovjet-Unie om samenwerkingsafspraken te maken. Mao kon geen
waardering opbrengen voor de vreedzame co-existentie van Chroesjtsjov. Die vond hij verraad
aan de communistische zaak. De Chinese dictator bleef dan ook een uiterst onverzoenlijke
houding aannemen tegenover Amerika. Mao liet 'haat-Amerika-festijnen' organiseren, met
stadions vol enthousiaste aanhangers die de dood zwoeren van het Amerikaanse kapitalisme. De
taal van Beijing was soms zo agressief, dat het Westen steeds meer vrees ging koesteren voor het
'gele gevaar'.
- Rond 1960 kwam het tot een breuk tussen de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China. Het jaar
daarvoor had Chroesjtsjov een bezoek gebracht aan Mao. De sfeer was gespannen. Rivaliteit om
het leiderschap van de internationale communistische beweging was de hoofdoorzaak van dit
conflict. In de jaren zestig kwam China in een internationaal isolement terecht, aangezien toen
vrijwel alle communistische landen achter Moskou stonden. De beleidsmakers op het ministerie