Anatomie
Anatomische positie= iemand staat rechtop met gezicht naar voren, armen lans lichaam en
handpalmen naar voren en benen recht onder lichaam.
Anatomische vlakken en de daar bijhorende positionele termen:
1-Sagittaal= Verdeling van links (sinister) en rechts (dexter)
Mediane vlak= precies in het midden dus creëert links en recht
Mediaal= Richting het midden (naar midden)
Lateraal= richting zijkant (naar buiten)
2-Coronaal (frontaal)= verdeling in voor en achter
Ventraal/anterior= richting
voorkant
Dorsaal/posterior= richting
achterkant
3-Transversaal
(horizontaal)=Verdeling van
boven naar onder
Craniaal/superior= richting
schedel (schedel ligt craniaal van
de schouderbladen)
Caudaal/inferior= richting de
voeten
4-Ledematen
Proximaal ledematen= richting aanhechtingspunt (oksel of lies)
Distaal ledematen= richting uiteinde (vingers en tenen)
Lichaamsgebieden:
,Buikgebieden
Menselijk lichaam
Anatomie = Bouw van het lichaam
Fysiologie = Functie van het lichaam
Pathologie = ziekteleer (diagnosticeren
van ziekten)
Hele lichaam bestaat uit 3
basisonderdelen: de cel, tussenruimte
(interstitium) en een bloedbaan. Doel
lichaam is om de cellen in leven te
houden, interne milieu in balans te
houden (homeostase). Dit gebeurt
doordat het lichaam stoffen opneemt
en uitscheidt (o2 en co2). Cel heeft
gassen, water & zout, energie en
bouwstoffen nodig.
-Al die stelsels kennen
Homeostase en Feedback Mechanismen
Milieu exterieur = alles wat er om ons heen zit (lucht, zuurstof, temp., etc)
Milieu interieur = wat er om onze cellen heen zitten (vocht, zuurstof, temp., etc)
Milieu interieur zorgt voor eten, drinken en zuurstof voor de cel en de cel zorgt weer dat het
milieu interieur constant houden -> homeostase
Homeostase = streven naar intern evenwicht, waarbij milieu interieur een stabiele
samenleving heeft.
Wordt bereikt door negatieve feedback, elke variatie buiten de normale grenzen
gecorriceerd. Negatieve terugkoppeling levert een tegengestelde reactie op (laag temp wordt
dan weer hoger en andersom).
, Detector = oppikken van prikkels
Controle centrum = deze prikkel interpreteren (te laag, stabiel of te hoog)
Effector = wordt ingezet om probleem te verhelpen
Positieve feedback = zal waarden versterken, dus als waarde te hoog is wordt die nog hoger
Dit is zeldzaam en gaat tegen de principes in van homeostase (bloedstolling, bevalling of
spijsvertering) als het is voltooid dan terug naar evenwicht.
Boek Klinisch redeneren 1.1 en 1.2
Verpleegkundigen krijgen vaak vragen van patiënten of moeten de gezondheidsconditie
beoordelen. De antwoorden leiden tot conclusies en deze weer tot besluiten.
De 4 basisvragen:
Diagnostische vraag- wat is er aan de hand?
Oorzakelijke/etiologisch vraag- waar komt dat door?
Prognostische vraag- hoe loopt het af met dit probleem?
Therapeutische vraag- wat denken we eraan te kunnen doen?
Bij elke basisvragen horen een aantal vaste standaardvragen.
Klinisch redeneren = het continue proces van kritisch denken, gegevensverzameling en
analyse, gericht op de vragen en problemen van een individu en diens naasten, in relatie tot
ziekte en gezondheid, om tot het beste besluit over de zorg voor deze patient te komen.
(kritisch denken hoe je de beste zorg verleent)
Meerdere besluiten mogelijk, waar welke is het beste?
Het gaat om omgaan met de informatie en jezelf de juiste vragen stellen.
Veel besluiten gaan over routinesituaties, die ze dagelijk tegenkomen of over overzichtelijke
en niet-complexe situaties. Deze zijn snel in te schatten en dus snel een besluit.