Inhoud
Cursus: Arbeidsecht voor Zorgorganisaties.................................................1
Deel 1: Arbeidsrecht voor zorgorganisaties.................................................3
1. Situering van het opleidingsonderdeel (Slide 2)................................3
2. Leermateriaal en werkvormen...........................................................3
3. Sociaal recht, arbeidsrecht en zorgorganisaties................................4
4. Historiek van het sociaal recht..........................................................5
5. Toepassingsgebied van het arbeidsrecht...........................................6
6. Internationale Rechtsbronnen............................................................7
7. Nationale Rechtsbronnen...................................................................8
8. Eigen rechtsvorming..........................................................................9
9. De hiërarchie van rechtsbronnen.......................................................9
De arbeidsgerechten...........................................................................10
11. Inspectiediensten, sociaal strafrecht & administratieve geldboetes
.............................................................................................................11
12. Recht in verband met de arbeidsmarkt.........................................11
13. Arbeidsbemiddeling en werkgelegenheid......................................12
14. Individueel Arbeidsrecht................................................................13
15. De band van ondergeschiktheid....................................................14
16. Schijnzelfstandigen........................................................................14
17. Uitzondering op het principe van één werkgever..........................15
18. Het sluiten van de overeenkomst..................................................15
19. Selectiecriteria en sancties............................................................16
20. Algemene beginselen....................................................................17
21. Geldigheidsvereisten van de overeenkomst..................................17
22. Vormvereisten van de overeenkomst............................................18
23. Soorten arbeidsovereenkomsten...................................................18
!!!!!! Artikel 10(bis) Arbeidsovereenkomstenwet................................19
24. Varia...............................................................................................19
25. Eenheidsstatuut (Arrest GwH 2011)..............................................19
1
, 26. De vervangingsovereenkomst.......................................................20
27. Deeltijdse arbeid............................................................................20
28. Inhoud van de overeenkomst........................................................21
29. In de wet geregelde bedingen.......................................................22
30. Plichten van de werkgever............................................................23
31. Loon en Loonbescherming.............................................................23
32. Loonbescherming..........................................................................24
33. De Loonnorm.................................................................................25
34. De Arbeidswet...............................................................................26
Deel 2: Schorsing van de arbeidsovereenkomst........................................31
48. Schorsing van de arbeidsovereenkomst........................................31
49. Overmacht.....................................................................................31
Deel 3: De beëindiging van de arbeidsovereenkomst................................45
Deel 4: Collectief Arbeidsrecht: Actoren en Organen.................................63
Hoofdstuk 1: De Vakbondsvrijheid.......................................................63
Deel 5 : ontslagbescherming.....................................................................76
Bijzondere Ontslagprocedures: Beschermde Werknemers..................76
De Vakbondsafvaardiging....................................................................84
Deel 6: BIJZONDERE EN AFWIJKENDE TYPES VAN
ARBEIDSOVEREENKOMSTEN......................................................................95
Bijzondere Arbeidsovereenkomsten.....................................................95
Wetten en decreten....................................................................................97
2
,Deel 1: Arbeidsrecht voor zorgorganisaties
1. Situering van het opleidingsonderdeel (Slide 2)
Verantwoordelijke lesgever: Alexander De Becker.
o E-mailadres: .
o Contact via telefoon: 09/264.68.43 (M. Godefroid).
Vragen stellen: Vragen kunnen het beste in de les gesteld worden,
omdat dit de meest efficiënte manier is om te communiceren. Mocht
dit niet lukken, kan een e-mail gestuurd worden, bij voorkeur over de
inhoud en niet over kleine, praktische zaken.
2. Leermateriaal en werkvormen
Leermateriaal:
o De PowerPoint-slides dienen als basis voor de cursus, maar
zijn niet voldoende op zichzelf, aangezien ze vaak visuele
voorbeelden bevatten die extra uitleg vereisen. De
lesopnames vullen de slides aan en bieden context voor de
afbeeldingen.
o Synopsis van het Belgisch (Collectief en Individueel)
Arbeidsrecht: Dit is een aanbevolen handboek dat de slides
aanvult en nuttig kan zijn bij het bestuderen van de materie.
Het kan helpen bij het verhelderen van technische termen of
begrippen.
Didactische werkvorm: De lessen worden ex cathedra gegeven.
Dit is noodzakelijk vanwege de techniciteit van de stof, waarbij eerst
de basiskennis moet worden overgebracht voordat er met
oefeningen gewerkt kan worden.
Evaluatie: Het schriftelijk examen in januari bestaat uit de volgende
onderdelen:
o Open vragen (12 p): Deze vragen gaan over de terminologie
die op de juiste manier moet worden gehanteerd en uitgelegd.
o Gevallenstudie (6 p): Een praktische situatie waarin je de
geleerde procedures correct moet toepassen. Elke zin in de
opdracht heeft een specifieke betekenis en is relevant.
3
, o Actualiteitsvraag (2 p): Een vraag over een actueel
onderwerp, vaak aan de hand van een krantenartikel, waarbij
je de juridische correctheid moet beoordelen op basis van de
cursus.
3. Sociaal recht, arbeidsrecht en zorgorganisaties
Sociaal recht: Dit is een overkoepelende term die bestaat uit drie
belangrijke onderdelen:
o Arbeidsrecht: Dit is de focus van de cursus en regelt de
arbeid die mensen verrichten en de omstandigheden waarin
dit gebeurt.
o Socialezekerheidsrecht: Dit regelt uitkeringen bij
werkloosheid, ziekte of pensioen. Er is een overlapping met
arbeidsrecht, aangezien sociale zekerheidsbijdragen deel
uitmaken van het brutoloon. De grens tussen beide kan soms
dun zijn, bijvoorbeeld bij een arbeidsongeval: het ongeval zelf
valt onder arbeidsrecht, de uitbetaling van de vergoeding
onder socialezekerheidsrecht.
o Welzijnsrecht: Dit omvat regels die ervoor zorgen dat
mensen zich goed voelen in de maatschappij, zoals de
begeleiding van werklozen terug naar de arbeidsmarkt door
organisaties als het OCMW.
Zorgorganisaties: Dit is een breed begrip dat verschillende
juridische vormen kan aannemen:
o VZW’s (Vereniging Zonder Winstoogmerk): Deze behoren
tot de non-profitsector.
o NV’s (Naamloze Vennootschappen): Grote bedrijven,
maximaal gericht op winst maken.
4
, o Publieke sector: Organisaties die onder de overheid vallen,
zoals UZ Gent.
Belangrijk verschil: Arbeidsrechtelijke regels zijn nagenoeg gelijk
voor VZW's en NV's, maar verschillen significant van die in de
publieke sector. In de publieke sector werken veel mensen met een
statutair statuut (benoemd ambtenaar), terwijl men in de private sector
met arbeidsovereenkomsten werkt.
4. Historiek van het sociaal recht
1830 – 1886: Deze periode wordt gekenmerkt door
een gebrek aan sociale wetgeving. De Belgische
wetgeving kopieerde Franse regels, waaronder de
absolute vrijheid van ondernemen. Dit betekende
dat werkgevers de arbeidsvoorwaarden, lonen en
werktijden naar eigen inzicht konden bepalen, wat
leidde tot extreme armoede bij de arbeidersklasse.
Dit principe is visueel weergegeven in de film Daens,
waar aan de fabriekspoort werd bepaald wie mocht
werken en voor welk loon.
1886 – 1921: Na de dodelijke onderdrukking van een staking in
Charleroi in 1886, die de samenleving schokte, begon de wetgever
sociale wetten in te voeren. In deze periode kwamen er verboden op
vrouwen- en kinderarbeid en werden de eerste
werkroosterwetgevingen geïntroduceerd, wat de onbeperkte vrijheid
van de werkgever inperkte. In 1921 werd de wet op de vrijheid van
vereniging aangenomen, waardoor vakbonden legaal werden.
1921 – 1944: Gedurende deze periode kregen vakbonden een
belangrijke rol. Ze kregen de kans om met werkgevers te
onderhandelen en collectieve akkoorden te sluiten, wat de basis
vormde voor de huidige collectieve arbeidsovereenkomsten (cao's).
Na 1944: Na de Tweede Wereldoorlog evolueerde België naar een
sociale verzorgingsstaat. Dit leidde tot de institutionalisering van het
sociaal overleg, de ontwikkeling van cao’s en steeds meer wetgeving
over onder andere arbeidsduur, welzijn op het werk en
loonbescherming. Deze uitgebreide bescherming heeft als gevolg
dat werkgevers soms alternatieve manieren zoeken om arbeid te
organiseren, zoals het aannemen van zelfstandigen in plaats van
werknemers.
5
,5. Toepassingsgebied van het arbeidsrecht
5.1. Ratione Personae
In deze cursus is het van belang om het onderscheid te maken tussen de
particuliere sector en de publieke sector. Terwijl de meeste cursussen
slechts op één van beide focussen, zijn zorgorganisaties te vinden in beide
sectoren, wat betekent dat de analyse van de regelgeving steeds moet
gebeuren voor beide domeinen. Elk ziekenhuis dat begint met 'Sint' is
bijvoorbeeld typisch privé, terwijl een OCMW-ziekenhuis of een universitair
ziekenhuis (met uitzondering van de VUB en KU Leuven) tot de publieke
sector behoort.
5.2. Ratione Materiae
De materie van het arbeidsrecht kan onderverdeeld worden in
verschillende aspecten:
Individueel arbeidsrecht: Dit omvat alles wat te maken heeft met
de individuele relatie tussen werkgever en werknemer. De
individuele arbeidsovereenkomst, loon, moederschapsrust en
loopbaanonderbreking zijn hier voorbeelden van.
Collectief arbeidsrecht: Dit gaat over het overleg en de
onderhandelingen tussen vakbonden en werkgeversorganisaties.
Een opvallend kenmerk van het Belgische systeem is dat cao's, die
door deze partijen worden gesloten, als rechtsbron dienen en niet
noodzakelijk via het parlement hoeven te gaan. Dit model wordt
internationaal gezien als een succesvol voorbeeld van sociaal
overleg.
Arbeidsreglementering: Hieronder vallen de regels over
werkroosters, loonbetaling en sancties. Belangrijk hierbij is dat
boetes die in het arbeidsreglement worden opgelegd, altijd ten
goede moeten komen aan de werknemers en niet mogen leiden tot
een onrechtmatige inhouding op het loon. Het principe is dat er niet
aan het loon van een werknemer mag worden geraakt.
Sociaal handhavingsrecht: Dit onderdeel zorgt voor de naleving
van de sociale regels. Zonder handhaving, bijvoorbeeld door sociale
inspecteurs, zouden regels zoals die over zwartwerk of maximale
werktijden massaal worden overtreden. Dit kan leiden tot gevaarlijke
situaties en gezondheidsrisico's voor werknemers.
6
, Sociaal procesrecht: Dit beschrijft de procedures en regels die
gevolgd moeten worden bij conflicten. Dit is vooral relevant voor
juristen.
6. Internationale Rechtsbronnen
Internationale entiteiten creëren regels die via nationale wetgeving
worden omgezet en gerespecteerd moeten worden door
organisaties.
VN (Verenigde Naties): Een wereldwijde organisatie
waarvan de overgrote meerderheid van landen lid is.
ILO (International Labour Organisation): Een internationale
organisatie die zich specifiek richt op arbeidszaken.
RvE (Raad van Europa): Opgericht om toe te zien op het respect
voor mensenrechten in Europa. Dit orgaan telt meer lidstaten (46)
dan de Europese Unie en haar uitspraken, bijvoorbeeld die van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, moeten gerespecteerd
worden. Het Europees Comité voor Sociale Rechten is daarentegen
geen rechtbank, en diens uitspraken zijn niet bindend.
OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling): Deze organisatie is meer economisch gericht en
geeft advies.
EU (Europese Unie): De EU is de belangrijkste bron van
internationaal recht voor België, omdat het verdragen opstelt en via
verordeningen en richtlijnen eigen wetgeving creëert. Het verdrag
van Lissabon vormt de basis voor het supranationale orgaan van de
EU. De EU is ook de grondlegger van het vrij verkeer van
werknemers en sociale politiek.
De zaak Defrenne
Een belangrijk voorbeeld van de invloed van EU-recht is de zaak
Defrenne. In de jaren '70 vocht stewardess Gabrielle Defrenne aan dat
zij vanaf haar 40e minder loon zou ontvangen dan haar mannelijke
collega's. Het Europese Hof van Justitie oordeelde dat dit discriminatie
was, en hoewel het lang duurde, kreeg zij uiteindelijk gelijk. De
uitspraak was cruciaal voor het principe van gelijke verloning voor
gelijk werk in heel Europa.
7
, 7. Nationale Rechtsbronnen
Nationale rechtsbronnen bepalen de juridische kaders van het
arbeidsrecht in België.
7.1. De Grondwet
De Grondwet is de basis van de Belgische wetgeving. Twee
belangrijke artikelen voor arbeidsrecht zijn:
Artikel 27: Dit artikel waarborgt de vrijheid van vereniging,
wat betekent dat werknemers en werkgevers vrij zijn om vakbonden
en werkgeversorganisaties op te richten.
Artikel 23: Dit artikel stelt dat iedereen recht heeft op arbeid met
billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke verloning die een
menswaardig leven garandeert. Het legt de overheid de verplichting
op om naar dit recht te streven, hoewel het niet afdwingbaar is bij
de rechter.
Dit artikel omvat ook het zogenaamde
standstill-beginsel, wat inhoudt dat het niveau van sociale bescherming
dat bereikt is niet zomaar naar beneden mag worden gehaald. Het kan
alleen worden teruggedraaid in uitzonderlijke omstandigheden, zoals
wanneer de samenleving het niet langer kan financieren. In de praktijk is
dit door het Grondwettelijk Hof slechts in een beperkt aantal gevallen
aanvaard.
7.2. De Wet
Wetten, zoals de Arbeidsovereenkomstenwet en de Arbeidswet, worden
goedgekeurd door het parlement. Dit omvat ook de uitvoering van
wetgeving via Koninklijke Besluiten, zoals de
Codex Welzijn op het werk, die specifieke voorschriften geeft over
bijvoorbeeld beschermende kledij in verschillende sectoren.
7.3. Rechtspraak en rechtsleer
Rechtspraak: Uitspraken van rechters geven invulling aan de
wetten. Rechters moeten zich hierbij houden aan de uitspraken van
hogere rechtbanken zoals het
Grondwettelijk Hof en het Europees Hof van Justitie. Het Europees
Comité voor Sociale Rechten is geen rechtbank, dus diens uitspraken zijn
niet bindend voor rechters.
8