Question Answer
Theorie (inleiding) Algemene verklaring voor een welomschreven
verzameling feiten of gebeurtenissen, zo mogelijk
bevestigd door consistente dataverzameling of
experimenten.
Model (inleiding) Visuele, verbale of wiskundige representatie van een
wetenschappelijk idee of theorie.
Paradigma (inleiding) * Dit betekent letterlijk: 'voorbeeld', ook in didactische
zin.
* Je leert iets adhv enkele voorbeelden
* Bv.: vervoegingen van werkwoorden: je leert 1
werkwoord vervoegen en kan daardoor een hele groep
gelijkaardige werkwoorden vervoegen.
Sociologisch paradigma (inleiding) * Dit is een basisvoorbeeld dat sociale fenomenen helpt
te begrijpen en verklaren.
* Je past een denkbeeld systematisch toe.
* Je probeert de 'sociale werkelijkheid' te begrijpen en
verklaren.
* Bekendste sociologische paradigma's zijn: ruil, conflict,
coöperatie en betekenis
Stroming (inleiding) een denkwijze/ idee dat gelanceerd wordt.
Traditie (inleiding) Praktijken/ ideeën die van generatie op generatie
worden doorgegeven.
Technocratie (A.C.) macht aan de wetenschappers, industriëlen en
ingenieurs die heel de samenleving moet inrichten.
Utopische socialisten (A.C.) Zij dachten na over hoe de samenleving veranderen,
ideeën over hoe de samenleving ingericht moet worden
met industrie als onderdeel.
Sciëntocratie (A.C.) Dit is een bestuursvorm waarbij beleidsbeslissingen
voornamelijk worden gebaseerd op wetenschappelijke
kennis en expertise, in plaats van politieke of
ideologische overwegingen ––> politiek wordt
'toegenpaste wetenschap'.
Le principe organisateur (A.C.) de samenleving inrichten obv heldere goed
georganiseerde kennis, de samenleving moet
georganiseerd worden om het beter te doen.
, Tout par l'industrie, tout pour elle (A.C.) productiviteit opdrijven dmv kennis, zo gaat de
samenleving industrialiseren. Er is dus kennis nodig om
de samenleving te ontwentelen.
Positivisme (A.C.) - De opvatting over wat wetenschap is met de uitbreiding
tot religie.
- Het is een wetenschappelijk totalitarisme dat mensen
en dingen te pakken wil krijgen, hen op de juiste plaats
zet en optimaal laat functioneren.
- Auguste Comte is grondlegger
- Denkstroming die ervan uitgaat dat de samenleving
wordt voortgeholpen wanneer ze beslissingen neemt obv
feiten, kennis en wetenschappelijke bronnen.
- Beschouwt sociologie als een objectieve wetenschap
Positivistische sociologie (A.C.) Deze neemt het religieuze aspect niet op, maar steunt
enkel op basisuitgangspunten van Comte.
Atomaire feiten (A.C.) Dit zijn de kleinste en simpelste feiten die iets over de
werkelijkheid vertellen.
Atomaire zinnen (A.C.) - Atomaire zinnen zijn eenvoudige zinnen die één basaal
feit uitdrukken en niet verder kunnen worden
opgesplitst.
- Er is een overeenstemming tussen een feit in de
werkelijkheid en een uitspraak in de taal.
- Je moet zinnen vinden die letterlijk een weerspiegeling
zijn van een feit.
- Het is een zin die altijd, overal, in elk geval geldig is.
The Lunar Society(A.C.) Dit is een vereniging van schrijvers en wetenschappers
die nieuwe ideeën toonden in een 'salon' bij volle maan.
Sociologie(A.C.) A.C. zag sociologie als een overkoepelende wetenschap,
die alle positieve kennis in zich opneemt en een juiste
plaats toewijst. Het omvatte al wat er te weten viel over
de mensheid, dus ook alle kennis die de mensheid had
verworven, met inbegrip van de kennis over de manier
waarop die zelf stapsgewijs was verworven.
Het reële(A.C.) * Objecten of dingen die onderzoekbaar of
waarneembaar zijn
* Datgene wat werkelijk is
* Staat tegenover de verbeelding.
Het chimerische(A.C.) Iets wat je je verbeeldt en gewoonweg niet bestaat.