Samenvatting Ontwikkelingspsychologie
Deel 1&7 H1, 2, 14 &17
H1 Het terrein van de ontwikkelingspsychologie
Psychologie: wil menselijk gedrag beschrijven en verklaren.
Biopsychologie: lichamelijke, biologische processen.
Sociale psychologie: mens als groepslid.
Klinische psychologie: afwijkend gedrag.
Ontwikkelingspsychologie: aaneenschakeling van veranderingen, het ontwikkelingsproces die vormt
wie je bent en waarom je dingen doet die je doet.
Ontwikkeling: het doorlopen van een reeks toestanden. Begin- en eindpunt kunnen bekend zijn,
maar eindpunt of begin van een ontwikkeling kan ook onbekend zijn.
Ontwikkeling: rijping, verandering en vooruitgang (progressie). Een reeks progressieve
veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie en functioneren leiden.
Om van de ene toestand in een andere te geraken is verandering noodzakelijk. Een getrapt proces,
waarin elke volgende trede op een ‘hoger’ niveau staat/meer op het eindresultaat lijkt.
Menselijke ontwikkeling wordt voor een groot deel bepaald door rijpingsprocessen.
Rijping: verwijst naar processen die kenmerkend zijn voor de soort. Verandering/vooruitgang op
twee niveaus:
- Kleingroot (groei)
- Eenvoudigcomplex (differentiatie)
Leren: het verwerven van kennis en vaardigheden op basis van ervaring. Contact met de
omgevingaan passen aan de eisen van de omgevingcompetentie verhoogd: ons vermogen grip
op de omgeving te krijgen.
Ontwikkelingspsychologie:
- Welke psychologische toestanden doorlopen individuen tijdens hun ontwikkeling?
- Welke mechanismen zijn verantwoordelijk voor de overgang van de ene toestand naar de
volgende?
,Kinder- en jeugdjaren
Tijd is een belangrijke factor binnen de ontwikkelingspsychologie.
Ontwikkelingsperioden:
1. Babyperiode (0-12 maanden)
2. Peuterperiode (1-4 jaar)
3. Kleuterperiode (4-6 jaar)
4. Schoolperiode (6-12 jaar)
5. Adolescentie (12-18 jaar)
Kinderen: 0-12 jaar.
Jeugdigen/jongeren: 12-18 jaar.
Baby/zuigeling (0-12 maanden):
- Zolang het kind niet loopt/eerste levensjaar
- Hoog groei- en ontwikkelingstempovooral motorische vorderingen
- Belangrijke ontwikkeling: eerste gehechtheidsrelatieeerste mijlpaal in de
persoonlijkheidsontwikkeling
- Meeste tijd in gezin, soms kinderopvang
Peuter (1-4 jaar):
- Ondernemend/zelfbewust
- Nieuwe vaardighedenverkenningsmogelijkheden/leerervaringen
- Taalontwikkeling: vormt de basis van de snel toenemende sociale/communicatieve
vaardigheden
- Vaste verzorger/gezin
- Enkele dagdelen peuterspeelzaal/kinderopvangvergemakkelijken de overgang naar het
basisonderwijs
- Eigenschap peuters: egocentrisme: denken/handelen vanuit eigen belevingswereld/niet in
anderen kunnen verplaatsen
Kleuterperiode (4-6 jaar):
- Meer op andere kinderen gericht
- Rijke fantasie
- Wet op het basisonderwijs (1985): kleuter-/lager onderwijs samenkleuterperiode: eerste
twee jaren van het basisonderwijs (1-2)
- Accent op spelen
- Leerplicht vanaf 5 jaar
- Gezin/meer contact met leeftijdsgenootjes/buurtkinderen/buitenspelen/naschoolse opvang
- 6 jaar: schoolperiodeaccent spelenleren
Schoolperiode (6-12 jaar):
- Groep 3-8
- Wordt expliciet aan school gekoppeld: de cognitieve ontwikkeling neemt een belangrijke
plaats in, in deze fase
- Verbreding sociale contacten: met andere kinderen en volwassen door school/buurt en
sport-/hobbyactiviteiten/naschoolse opvang
, Adolescentie (12-18 jaar):
- Begin van de adolescentie: puberteit: periode van geslachtsrijping (lichamelijke verandering)
- Na adolescentieperiodejongvolwassenen: adolescent
- Jeugdigen/jongeren: periode tussen kinderjaren en volwassenheidontwikkeling
seksualiteit/identiteit
- Volgt voortgezet onderwijs
- Sommige kinderen, meestal meisjes begint de puberteit voor het twaalfde jaar
- Psychologische veranderingen: kenmerkend voor de adolescentiefasebeginnen na het
twaalfde levensjaar
- Adolescentieperiode: relatie met leeftijdsgenoten (peers) minstens zo belangrijk als band
met ouders
Ontwikkelingspsychologie in historisch perspe0ctief
Belangstelling voor kinderen van relatief recente datum.
- ArièsDe ontdekking van het kind: opkomst burgerlijke gezin/toenemende belang van het
onderwijskind plaats in de maatschappij
- 17e/18e eeuw: al op jonge leeftijd kennis met alle facetten van het leven
(werk/ziekte/dood/seksualiteit/geboorte).
- 17e/18e eeuw: kansrijke/talentvolle kinderen privéonderwijs (Grieks/Latijn). Meeste kinderen
analfabeet: geen leerplicht/boeken duur/tekort aan didactiek van het lezen.
- Weinig verborgen gehouden voor kinderen
- Westerse cultuur: kinderen geïsoleerd/beschermd/weg naar volwassen
onafhankelijkheid/zelfstandigheid langer
Locke:
- Tabula rasa-principe: elk kind als onbeschreven blad ter wereld/zonder erfelijke bagage.
- Opgedane ervaringen bepalend voor verdere levensloop.
- Pleitte voor strikte opvoeding optimale zelfdiscipline en vorming van de geest
Rousseau:
- Gevoel belangrijk
- Aangeboren natuurlijke goedheid van de mens
- Kind=onbedorven/energiek/nieuwsgierigalleen ruimte/respect/stimulans nodig: zo min
mogelijk correctie van opvoeder/leermeester
- Emile: hierin staan de pedagogische principes van Rousseau beschreven
- Kind actief/onderzoekend wezen met een sterke wilkrijgt tracht op de
realiteitomschrijving past bij ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget
Locke en Rousseau:
- Geen onderzoek naar de ontwikkeling van het menselijk gedrag
Charles Darwin:
- Bioloog, deed onderzoek naar de ontwikkeling van het menselijk gedrag
- Evolutieleer Origins of species
Deel 1&7 H1, 2, 14 &17
H1 Het terrein van de ontwikkelingspsychologie
Psychologie: wil menselijk gedrag beschrijven en verklaren.
Biopsychologie: lichamelijke, biologische processen.
Sociale psychologie: mens als groepslid.
Klinische psychologie: afwijkend gedrag.
Ontwikkelingspsychologie: aaneenschakeling van veranderingen, het ontwikkelingsproces die vormt
wie je bent en waarom je dingen doet die je doet.
Ontwikkeling: het doorlopen van een reeks toestanden. Begin- en eindpunt kunnen bekend zijn,
maar eindpunt of begin van een ontwikkeling kan ook onbekend zijn.
Ontwikkeling: rijping, verandering en vooruitgang (progressie). Een reeks progressieve
veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie en functioneren leiden.
Om van de ene toestand in een andere te geraken is verandering noodzakelijk. Een getrapt proces,
waarin elke volgende trede op een ‘hoger’ niveau staat/meer op het eindresultaat lijkt.
Menselijke ontwikkeling wordt voor een groot deel bepaald door rijpingsprocessen.
Rijping: verwijst naar processen die kenmerkend zijn voor de soort. Verandering/vooruitgang op
twee niveaus:
- Kleingroot (groei)
- Eenvoudigcomplex (differentiatie)
Leren: het verwerven van kennis en vaardigheden op basis van ervaring. Contact met de
omgevingaan passen aan de eisen van de omgevingcompetentie verhoogd: ons vermogen grip
op de omgeving te krijgen.
Ontwikkelingspsychologie:
- Welke psychologische toestanden doorlopen individuen tijdens hun ontwikkeling?
- Welke mechanismen zijn verantwoordelijk voor de overgang van de ene toestand naar de
volgende?
,Kinder- en jeugdjaren
Tijd is een belangrijke factor binnen de ontwikkelingspsychologie.
Ontwikkelingsperioden:
1. Babyperiode (0-12 maanden)
2. Peuterperiode (1-4 jaar)
3. Kleuterperiode (4-6 jaar)
4. Schoolperiode (6-12 jaar)
5. Adolescentie (12-18 jaar)
Kinderen: 0-12 jaar.
Jeugdigen/jongeren: 12-18 jaar.
Baby/zuigeling (0-12 maanden):
- Zolang het kind niet loopt/eerste levensjaar
- Hoog groei- en ontwikkelingstempovooral motorische vorderingen
- Belangrijke ontwikkeling: eerste gehechtheidsrelatieeerste mijlpaal in de
persoonlijkheidsontwikkeling
- Meeste tijd in gezin, soms kinderopvang
Peuter (1-4 jaar):
- Ondernemend/zelfbewust
- Nieuwe vaardighedenverkenningsmogelijkheden/leerervaringen
- Taalontwikkeling: vormt de basis van de snel toenemende sociale/communicatieve
vaardigheden
- Vaste verzorger/gezin
- Enkele dagdelen peuterspeelzaal/kinderopvangvergemakkelijken de overgang naar het
basisonderwijs
- Eigenschap peuters: egocentrisme: denken/handelen vanuit eigen belevingswereld/niet in
anderen kunnen verplaatsen
Kleuterperiode (4-6 jaar):
- Meer op andere kinderen gericht
- Rijke fantasie
- Wet op het basisonderwijs (1985): kleuter-/lager onderwijs samenkleuterperiode: eerste
twee jaren van het basisonderwijs (1-2)
- Accent op spelen
- Leerplicht vanaf 5 jaar
- Gezin/meer contact met leeftijdsgenootjes/buurtkinderen/buitenspelen/naschoolse opvang
- 6 jaar: schoolperiodeaccent spelenleren
Schoolperiode (6-12 jaar):
- Groep 3-8
- Wordt expliciet aan school gekoppeld: de cognitieve ontwikkeling neemt een belangrijke
plaats in, in deze fase
- Verbreding sociale contacten: met andere kinderen en volwassen door school/buurt en
sport-/hobbyactiviteiten/naschoolse opvang
, Adolescentie (12-18 jaar):
- Begin van de adolescentie: puberteit: periode van geslachtsrijping (lichamelijke verandering)
- Na adolescentieperiodejongvolwassenen: adolescent
- Jeugdigen/jongeren: periode tussen kinderjaren en volwassenheidontwikkeling
seksualiteit/identiteit
- Volgt voortgezet onderwijs
- Sommige kinderen, meestal meisjes begint de puberteit voor het twaalfde jaar
- Psychologische veranderingen: kenmerkend voor de adolescentiefasebeginnen na het
twaalfde levensjaar
- Adolescentieperiode: relatie met leeftijdsgenoten (peers) minstens zo belangrijk als band
met ouders
Ontwikkelingspsychologie in historisch perspe0ctief
Belangstelling voor kinderen van relatief recente datum.
- ArièsDe ontdekking van het kind: opkomst burgerlijke gezin/toenemende belang van het
onderwijskind plaats in de maatschappij
- 17e/18e eeuw: al op jonge leeftijd kennis met alle facetten van het leven
(werk/ziekte/dood/seksualiteit/geboorte).
- 17e/18e eeuw: kansrijke/talentvolle kinderen privéonderwijs (Grieks/Latijn). Meeste kinderen
analfabeet: geen leerplicht/boeken duur/tekort aan didactiek van het lezen.
- Weinig verborgen gehouden voor kinderen
- Westerse cultuur: kinderen geïsoleerd/beschermd/weg naar volwassen
onafhankelijkheid/zelfstandigheid langer
Locke:
- Tabula rasa-principe: elk kind als onbeschreven blad ter wereld/zonder erfelijke bagage.
- Opgedane ervaringen bepalend voor verdere levensloop.
- Pleitte voor strikte opvoeding optimale zelfdiscipline en vorming van de geest
Rousseau:
- Gevoel belangrijk
- Aangeboren natuurlijke goedheid van de mens
- Kind=onbedorven/energiek/nieuwsgierigalleen ruimte/respect/stimulans nodig: zo min
mogelijk correctie van opvoeder/leermeester
- Emile: hierin staan de pedagogische principes van Rousseau beschreven
- Kind actief/onderzoekend wezen met een sterke wilkrijgt tracht op de
realiteitomschrijving past bij ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget
Locke en Rousseau:
- Geen onderzoek naar de ontwikkeling van het menselijk gedrag
Charles Darwin:
- Bioloog, deed onderzoek naar de ontwikkeling van het menselijk gedrag
- Evolutieleer Origins of species