H1: Medische anamnese:
“Vraaggesprek van de ziektegeschiedenis zoals de patiënt zich die herinnert.”
+ -
Mondeling Reacties observeerbaar Tijdrovend & vergeten antw.
Begrijpt P alles? Juridisch
Schriftelijk Volledigheid & tijdbesparend Implicaties antwoorden
Juridisch
De anamnese wordt best om de 2 jaar herhaald, bij wijziging medicatie of ingrepen.
Een anamnese heeft 3 onderdelen:
• Algemene anamnese:
o Doel
o Administratieve gegevens
o Toestemming uitwisseling info
• Medische anamnese
• Tandheelkundige anamnese
De vragenlijst zal polsen naar:
• Hart- en vaat aandoeningen
• Aandoeningen ademhalingsstelsel
• Andere medische aspecten
• Medicatie
• Levensstijl
Mogelijke beperkingen van de P:
• Beperkte kennis
• Onderschatting aandoeningen
• Overschatting aandoeningen
• Nog niet gediagnosticeerde aandoening
• Taalbarrière
• Culturele verschillen
,Lichamelijk & intra-oraal onderzoek:
Lichamelijk onderzoek:
• Overgewicht
o Buffalo hump
o Moon face
• Ondergewicht
o Anorexia nervosa
o HIV
o Middelenabusus
• Dehydratatie
• Cyanose (zuurstoftekort)
• Icterus (leverfalen/pancreas)
• Bleekheid
• Haematomen (blauwe plekken)
• Xanthomen en xanthelesmata (ophoping cholesterol rond gewricht/ogen)
• Arcus senilis (opstapeling cholesterol)
• Kaposi sarcomen
• Auto-immuunziekten
• Apicanthus plooi
• Hyperthyroidie (constante stresstoestand)
• Jicht tophi (urinezuurkristallen overmatig in bloed aanwezig)
• Symmetrie
o Schildklier (struma)
o Lymfeklieren (infectie)
• Ademhaling
o Frequentie (volw 12/min)
o Hals en schouderhulp
o Geluiden
o Pauzes bij spreken
• Hartslag & bloeddruk
o Frequentie
o bloeddruk
Intra-oraal onderzoek:
• Kleur
• Exsudaat
• Halitose (foetor ex ore)
o Angina (keelontsteking)
o Tonsillitis
o Medicatie
o Lever/nier aandoening
o Roken
o Tandsteen
o Parodontitis
,H2: Farmacologie:
Farmacologie bestudeert de inwerking van geneesmiddelen op het
lichaam. Hieronder vallen de medische farmacologie en de
toxicologie.
Geneesmiddel = stof die toegepast wordt om ziekten of gevolgen ervan tegen te werken en genezing
te bevorderen
▪ Causale therapie (wegnemen oorzaak)
▪ Symptomatische therapie (bestrijden symptomen)
▪ Substitutietherapie (aanvullen tekort)
▪ Diagnostiek (hulpmiddel vaststellen ziekte)
BCFI – Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie:
• Jaarlijks compendium
• Verzameling geneesmiddelen op Belgische markt
Ontwikkelen van een nieuw geneesmiddel:
1) Preklinische fase
a. Is het middel schadelijk?
2) Klinische fase
a. Farmacokinetiek, gezonde
vrijwilligers
b. Kleine groep P
c. Grote groep P
d. Surveillance na op de markt brengen
Basisprincipes:
• Farmacokinetiek
o Wat doet het lichaam met een geneesmiddel
o ADME
▪ Absorptie
▪ Distributie
▪ Metabolisme
▪ Eliminatie/excretie
• Farmacodynamiek
o Wat geneesmiddel doet met het lichaam
o Werkingsmechanisme
,Farmacokinetiek:
• Hoe komt het in het lichaam?
o Enteraal of oraal (OPGELET, first-pass effect lever)
o Lokaal (oogdruppels, aerosols,…)
o Parentaal (injecties, sublinguaal, rectaal) (voorkomen first-pass effect)
• Waar komt het terecht?
o Fysische en chemische eigenschappen zijn bepalend
▪ Binding plasma-eiwitten
▪ Doorbloeding weefsels
▪ Bloed-hersenbarrière
• Wat doet het lichaam ermee?
o Lever staat centraal
▪ Afname/toename activiteit
▪ Afname/toename toxiciteit
• Hoe wordt het verwijdert?
▪ Urine
▪ Faeces
▪ Longen
▪ Zweet
▪ Speeksel, moedermelk
Biologische beschikbaarheid = in welke mate werkzame stof beschikbaar komt op target plek
,Farmacodynamiek:
• Wat doet het met het lichaam?
• Welke receptoren activeert het geneesmiddel?
• Welke andere effecten heeft het geneesmiddel?
Geneesmiddelen grijpen voornamelijk aan op eiwitten:
• Receptoren
• Ionkanalen
o Doorlaatbaarheid cel voor ionen
o Belangrijk voor signaaloverdracht hersenen
o Toepassing:
▪ Ingrijpen op signaaloverdracht hersenen (slaappillen)
▪ Ingrijpen signaaloverdracht pijnprikkels
• Enzymen
o Verantwoordelijk voor biochemische reacties
• Transporters
o Dubbele richting intra/extracellulair (vs ionenkanaal)
o Componenten
,H3: Infectieziekten:
Opfrissing:
Bacterie: kunnen zelfstandig leven
• Celwand: bestaat uit peptidoglycaan
• Celmembraam bekleed de binnenzijde van de
celwand
Virus: heeft een ander levend organisme nodig
• Enveloppe: omringt cel met dubbele lipidenlaag
• Glycoproteïne:
o Hecht zich aan gastcel
o Transporteert genetisch mat. Naar gastcel
• Nucleïnezuur:
o DNA
o RNA (meeste)
,Schimmel:
• Produceert sporen
Transmissie Mechanisme waarmee een pathogeen zich verspreidt
Incubatietijd Periode tussen moment infectie en 1e symptomen
Prodroom Vroeg symptoom dat ontwikkeling van een ziekte aangeeft
Virale latentie Een virus aanwezig in het lichaam dat zich niet verder verspreidt maar
‘slaapt’
Reactivatie Wanneer een latent virus ‘ontwaakt’ en terug repliceert
Secundaire infectie Infectie door nieuwe ziektekiem die tijdens of na behandeling
primaire infectie optreedt
Opportunistische infectie Infectie door organismen die normaal geen ziekte veroorzaken maar
dit wel kunnen bij mensen met verminderde weerstand
Vaccin Bevat dode of afgezwakt virus, bij contact maakt het lichaam
antilichamen.
, Viraal:
Mononucleosisis infectiosa:
= Ziekte van Pfeiffer = klierkoorts
• EBV virus (Epstein Bar Virus)
o DNA virus met latentie karakteristiek
• Besmetting via speeksel
• Incubatie 30-50d
• Infectie van orofarynx
• Afweersysteem: bloed
• Symptomen zijn afhankelijk van leeftijd
• Duur: 2-3 weken
Labo:
• Atypische afweercellen
• Leverstoornissen
Complicaties:
• Neurologische complicaties
• Miltruptuur
• Hemolytische anemie
• Reactie op AB
• Lymfoom (Afrika & immunogecompromitteerden)
• Nasofaryngeaal carcinoom (Azië & Afrika)
Behandeling:
• Supportief
Relevantie MH:
• Symptomen herkennen:
o Faryngitis (+- beslag)
o Tonsillitis
o Lymfadenopathie (gezwollen klieren halsregio)
o Petechiën palatum molle
• Complicaties herkennen
o Oral hairy leukoplatie
• Transmissie voorkomen