Walter Weyns
Deadlines:
16 november 2023: Eerste leesverslag - Het communistisch Manifest
30 november 2023: Tweede leesverslag - Het individualisme en de intellectuelen
7 december 2023: een debat tijdens een studiedag vergelijking Weber/Durkheim
Einde van de lessenreeks: examen infosessie
Hoorcollege 1 - Inleiding
Theorie = een algemene verklaring van welomschreven verzameling van feiten of gebeurtenissen, zo
mogelijk bevestigd door consistente dataverzameling of experimenten.
Model = visuele, verbale of wiskundige representatie van een wetenschappelijk idee of theorie.
Paradigma = een voorbeeld. Een sociologisch paradigma is een basisvoorbeeld dat sociale fenomenen
helpt te begrijpen en verklaren. Aan de hand van 1 voorbeeld open je de deur naar een heleboel
toepassingen die je op een gelijkaardige manier kunt oplossen, bijvoorbeeld een vervoeging van
werkwoorden. Je gebruikt een basisbeeld om het vervolgens te kunnen toepassen op sociale
fenomenen. Het denkbeeld wordt een paradigma wanneer je het systematisch gaat toepassen op een
bepaald fenomeen.
Het paradigma van Thomas Kuhn kritiek op kennis als groeiende boom. De boom groeit niet door
meer kennis, maar wordt omgehakt door gebeurtennissen en opnieuw geplant. Dit is de revolutie van
de sociologie.
Fase 1 – Normale wetenschap als oplossen van puzzels
Fase 2 – Anomalieën en wetenschappelijke ontdekkingen
Fase 3 – Crisis en wetenschappelijke ontdekkingen
Fase 4 – Nieuwe fase van de normale wetenschap
Men heeft binnen een bepaalt kader gewerkt, en volgens de revolutie van Thomas Kuhn kan dit kader
worden doorbroken door de nieuwe generatie. De nieuwe generatie heeft namelijk een nieuw
paradigma.
Stroming van theorie = het sociologisch denken wordt gevoed door een erfenis van positivisme,
sociale problemen en de wens om eigen tijd te begrijpen.
Traditie van de theorie = praktijken of ideeën die op generaties worden doorgegeven.
Ontwikkeling van de sociologische theorie:
Klassieke fase: eigenzinnige auteurs - 1845-1920
Auteurs die de grondslag/fundament hebben gelegd van de sociale wetenschap. Auteurs
kenden elkaar, maar zijn wel hun eigen richting opgegaan.
Comte, Marx, Durkheim, Weber, Simmel, Mead
Moderne fase: paradigmata - 1920-1980
De fase van de naast elkaar bestaande duidelijke paradigma’s. Een poging om eenheid aan te
brengen bij de theorieën van de grondleggers.
Functionalisme / conflicttheorie / ruiltheorie / symbolisch interactionism
1
, Parsons, Merton, Dahrendorf, Homans, Blumer, Goffman
Eclecticisme en nieuwe syntheses - 1980-nu
Elias, Berger, Giddens, Habermas, Bourdieu, Luhmann, Bauman, Collins, Castells, Latour (ANT)
De 4 hoofd-paradigmata van de sociologie:
Vrij niet beïnvloed worden van buitenaf. De vrije wil om zelf te bepalen wat je doet.
Gedetermineerd beïnvloed worden van buitenaf of er zit een bepaalde gewoonte in.
Collectiviteit rekening houden met groepen.
Individu rekening houden met jezelf.
De basisvragen die bij het bovenstaande gesteld kunnen worden zijn:
Is sociaal gedrag vrij of gedetermineerd?
Gaat sociaal gedrag uit van individu of collectieve actor?
Theorieën kunnen in de hoofd-paradigmata worden verdeeld. Het onderstaande geeft een bepaalde
richting aan, maar is geen uitgangspunt voor alle sociologen:
- Ruiltheorie iets kopen van een ander. De ruil vertrekt altijd vanuit een bepaalde behoefte of
voorkeur, deze is individueel. De keuze vertrekt van de voorkeur, maar de voorkeur kies je niet.
Vandaar dat dit gedetermineerd is.
- Conflicttheorie een bevroren conflict dat je niet ziet wanneer men samenwerkt. Sociologen
zien dit vaak als een conflict tussen groepen, bijvoorbeeld een conflict tussen landen. Dit is
gedetermineerd, omdat je dat niet altijd zelf in de hand hebt. Je behoort tot een bepaalde klasse,
waardoor je automatisch deel uitmaakt van een bepaalde groep.
- Functionalisme/coörporatie samenwerking in een team, tussen organen. Bijvoorbeeld in een
thuissituatie. Het is collectiviteit omdat je onderdeel bent van een samenhang. Men gaat daar in
de regel vanuit dat er sprake is van vrijheid omdat het collectieve lichaam in staat is om zelf
keuzes te maken.
- Symbolisch interactionisme achtergrondkennis gebruiken om een zinvolle interactie te
bewerkstelligen met anderen. Individuen hebben vanuit een denkvermogen een soort vrijheid
ontwikkeld om zelf te kunnen handelen. Individuen die met elkaar integreren.
Verwantschap tussen klassieke auteurs en paradigmata:
Comte Positivisme/functionalisme
Durkheim Positivisme/functionalisme
Marx Conflictparadigma
Weber Sociaal handelingsparadigma
Mead Symbolisch interactionisme
2
, Hoorcollege 2 – Auguste Comte (1798-1857) en de erfenis van het positivisme
Het denken van Comte is allerdaags van grote betekenis, maar
tegelijkertijd ook een beetje vreemd.
Technocratie = de macht aan wetenschapper en ingineurs die de
samenleving inrichten.
De onderschikking van politiek aan wetenschap is het idee van
Compte.
In de lijn van de filosofie loopt een lijn van het positivisme van
verlichters zoals Condorcet (oneindig verbeterbaar van de mens) en
Saint-Simon (moderne samenleving inrichten) via Comte tot de
neopositivisten en logisch positivisten.
In de sociologie is het positivisme doorgedrongen onder invloed van Comte en Durkheim.
Comte’s hybride positivistische droom:
Veralgemeende wetenschappelijkheid naar een kennismaatschappij.
Sociologie als koepelwetenschap.
Neiging naar sciëntocratie, politiek wordt toegepaste wetenschap.
Wetenschap als religie.
Katholicisme minus christendom = het positivisme.
Een heleboel rituelen uit het katholicisme overnemen om tot kennis te komen. Vooruitgang door
kennis, de bibliotheek van de proletariër.
Comte was wiskundige van het avondonderwijs. Vooruitgang door kennis, de bibliotheek van de
proletariër. Comte had merkwaardige opmerkingen over onderwijs. Hij was van mening dat de
toekomstige samenleving alles te danken zou hebben aan kennis. Overzicht bewaren en
wetenschappelijke disciplines samenbrengen.
Echter draagt voor Marx kennis bij voor revolutie, het laatste emmertje om te revolutioneren.
Comte wenste een klasseloze maatschappij. Orde is één van de trefwoorden van Comte.
Graaf Saint-Simon (1760-1825) was de Karel de Grote van de wetenschap. Hij had de droom om de
wetenschap te herorganiseren. Heeft een avontuurlijke levensloop gehad. De samenleving inrichten
op basis van georganiseerde kennis en innovatie.
- Politieke vernieuwing – hervorming van het parlement door bijv. wetenschap in de kamer (niet
zoals het huidige stelsel, maar door drie kamers: voorstellen, toetsen, uitvoeren) – politiek als
toegepaste wetenschap – zwaartekracht is de kracht van de politiek.
Een heerser vs. een bestuurder. Een heerser zit daar maar, een bestuurder handelt.
- Kennismaatschappij - naar algemene synthese van kennis – kennis systematiseren en
samenbrengen zoals bijv. in een encyclopedie – kennis vernieuwen.
- Technologische innovatie – uitvindingen om de maatschappij te verbeteren.
In één woord: organiseren.
Zonder industriële basis kun je geen samenleving opbouwen.
Er zijn nuttige en onnuttige beroepen. We moeten komen tot een samenleving met nuttige
groeperingen. Koppel kennis daarom aan macht. Kennis is de essentiële macht om te
koppelen met macht. Een macht kan je alleen toepassen met kennis. ORGANISATIE.
Arbeiden = samen met andere werken. De liefde. Houden van.
3