Week 1: Peritonitus, operatie en anesthesie
Uitleggen wat het doel is van preoperatief onderzoek en waaruit dit kan bestaan.
Gezondheidstoestand van de zorgvrager wordt in kaart gebracht. Hiermee kan ook een inschatting
worden gemaakt van de risico’s van de gewenste operatie.
De aandachtspunten van de anamnese bij het preoperatieve onderzoek benoemen.
Welke aandoeningen en operaties de zorgvrager al heeft gehad, of hij allergieën heeft en of hij
eerder problemen heeft gehad rondom narcose of verdoving.
Ook wordt er lichamelijk onderzoek gedaan, hierbij worden in ieder geval de lengte en het gewicht
van de zorgvrager bepaald, de bloeddruk en de saturatie gemeten, en vindt auscultatie van hart en
longen plaats. Inspectie van de mond. Wanneer de zorgvrager in aanmerking komt voor epidurale of
spinale anesthesie (via ruggenprik), kan er inspectie van de rug plaats vinden.
Beschrijven welke classificatie wordt gebruikt bij de operatieve risico-inschatting.
ASA-classificatie (American Society of Anesthesiologits Physucal Status Classification System). Deze
loopt van klasse 1 tot klasse 5.
Voorbeeld klasse 3: myocard
infarct gehad.
Uitleggen welk aanvullend onderzoek gedaan kan worden bij een preoperatieve screening en
waarom.
Bloedonderzoek of een ecg. Bij bloedonderzoek wordt onder andere gekeken naar stollingswaarden
en lever- en nierfunctie, vanwege inschatten van het bloedingsrisico en mogelijke interactie met
geplande medicatie.
Verpleegkundige aandachtspunten benoemen bij de preoperatieve fase op een afdeling.
▪ Voorlichting over het verloop van de operatie en over wat de zorgvrager na de operatie kan
verwachten.
▪ Bij de verpleegkundige anamnese kunnen er nieuwe bevindingen worden gedaan.
▪ Medicatie is niet optijd gestopt.
▪ Per operatie is er een preoperatief protocol met alle afspraken en interventies.
▪ Voorafgaand op de operatie wordt op de afdeling al medicatie gegeven: Premedicatie
Uitleggen wat de werking en bijwerking is van de medicatie die wordt gebruikt bij premedicatie en
sedatie.
De verschillende vormen van anesthesie benoemen en de effecten op het lichaam.
,Algehele anesthesie (narcose) bij grote operaties.
Regionale of lokale anesthesie om plaatselijke pijn niet te voelen.
Uitleggen wat de werking, mogelijke bijwerkingen en complicaties bij algehele anesthesie zijn.
Voornamelijk bij grote operaties. Hierbij krijgt de zorgvrager middelen toegediend waarmee het
bewustzijn tijdelijk wordt gedaald. de zorgvrager kan zich niks herinneren van de operatie. Als
pijnbestrijding worden opioïden toegediend.
Verschillende fases:
▪ Inleiding, waarbij het bewustzijn wordt verlaagd, de zorgvrager wordt ‘in slaap gebracht’
▪ De onderhoudsfase, gedurende de operatie zelf;
▪ De uitleiding, waarbij de zorgvrager weer bij bewustzijn komt.
Gedurende de hele operatie worden de vitale functies bewaakt.
Mogelijke bijwerkingen:
▪ Slaperig;
▪ Misselijk;
▪ Braken;
▪ Keelpijn en heesheid.
Complicaties:
▪ Allergische reactie op de gebruikte medicatie;
▪ Gebitsbeschadiging tijdens het inbrengen van de endotracheale tube of het larynxmasker;
▪ Neuropathie met tintelingen en krachtsverlies door een beknelde zenuw als gevolg van een
verkeerde positie van het lichaam tijdens de operatie.
Sedatie is een lichte vorm van algehele anesthesie. Sedatie bestaat uit een benzodiazepine als
slaapmiddel, gecombineerd met een pijnstiller. Hiervoor maakt de zorgvrager de operatie minder
bewust mee, maar blijft hij wel zelf ademen.
Uitleggen wat de werking, mogelijke bijwerking en complicaties van de verschillende vormen van
regionale anesthesie zijn.
Spinale anesthesie wordt via een ruggenprik medicatie toegediend in de subarachnoïdale ruimte
rondom de cauda equina. De zorgvrager kan hierdoor tijdelijk zijn benen niet gebruiken en voelt geen
pijn.
Bij epidurale anesthesie wordt een slangetje via een ruggenprik ingebracht in de wervelkolom langs
de dura mater. Het slangetje ligt dus buiten het spinale kader. Het wordt toegepast met als doel
optimale pijnstillen ná de operatie onder algehele anesthesie.
Bijwerkingen
Of door de procedure of door de toegediende medicatie
▪ Bloeddrukverlaging;
▪ Daling hartfrequentie;
▪ Krachtsverlies;
▪ Misselijkheid;
▪ Slaperigheid;
▪ Hoofdpijn;
▪ Bloeding;
▪ Infectie en zenuwschade als gevolg van de injectie.
Het verschil uitleggen tussen epidurale en spinale anesthesie.
,Bij spinaal (ruggenprik) wordt het hele onderlichaam verdoofd. De verdoving komt in het
ruggenmergvloeistof terecht.
Epiduraal (ruggenprik) krijg je een injectie in je rug op de hoogte van de plek waar je geopereerd
word. Deze ruggenprik wordt meestal gebruikt als aanvullende pijnstilling naast algehele narcose.
De verpleegkundige aandachtspunten in de verkoeverperiode na algehele en regionale anesthesie
uitleggen.
??
De meest voorkomende postoperatieve complicaties benoemen en uitleggen hoe deze ontstaan.
▪ Nabloeding: een nabloeding in het operatie gebeid kan in een korte tijd gepaard gaan met
veel bloedverlies. De zorgvrager kan in shock raken en er kan acute anemie ontstaan.
▪ Infectie: postoperatieve infecties zijn een pneumonie, een urineweginfectie en een
wondinfectie. Kan leiden tot een langere opnameduur en tot een nieuwe operatie,
▪ Delier: hierbij is sprake van acute verwardheid, met daarbij een wisselende verstoring van de
aandacht, het cognitief vermogen en het bewustzijn.
▪ Pijn: postoperatieve pijn zorgt voor ongemak bij de zorgvrager, maar kan ook leiden tot meer
complicaties.
▪ Veneuze trombo-embolie: bij verschillende operaties krijgt de zorgvrager preventief
antistollingsmedicatie. Preventie bestaat onder andere uit subcutane toediening van
heparine.
▪ Ondervoeding: ondervoeding kan zorgen voor een langzamer herstel en gaat gepaard met
een verhoogde kans op infecties, decubitus en vertraagde wondgenezing
▪ Decubitus: kan ontstaan als gevolg van langdurige immobiliteit door bedlegerigheid of
rolstoel gebonden zijn.
▪ Wonddehiscentie: kan ontstaan als een hechting uitscheurt door verhoogde trekkracht in de
wond. Dit kan komen door oedeem of een hematoom.
▪ Littekenbreuk: als complicatie van buikoperatie kan een littekenbreuk ontstaan. Door
verhoogde abdominale druk, zoals bij hoesten, zwaar tillen en persen, kan het
littekenweefsel scheuren. Risicofactoren voor het ontstaan zijn onder andere een
doorgemaakte wondinfectie, obesitas en roken.
De risicofactoren, de symptomen, de behandeling en de preventie van de meest voorkomende
postoperatieve complicaties beschrijven.
??
De verpleegkundige aandachtspunten bij postoperatieve zorg benoemen.
, Postoperatief is er vaak per operatie een protocol aanwezig op de afdeling, met aandacht voor onder
andere pijnbestrijding, antibiotiva, antistollingsbeleid, vitale functies en specifieke aandachtspunten.
Vroeg signalering van bijwerkingen en/of complicaties van de toegediende medicatie en anesthesie is
belangrijk.
De definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling,
complicaties, en prognose van peritonitis beschrijven.
Peritonitis is een ontsteking van het peritoneum (buikvlies).
Pathofysiologie
Het peritoneum is een dubbelzijdig vlies dat de buikorganen en de buikholte bedekt. Het peritoneum
is zeer belangrijk voor de bescherming van de kwetsbare buikorganen. Het peritoneum biedt een
fysieke barrière tegen infecties en het kan een ontstekingsbaard isoleren van de rest van de
buikorganen.
De lokale peritonitis die hierbij ontstaan gaat soms gepaard met infiltraatvorming, een gebied van
ontstekingsweefsel rondom de ontstekingshaard. Als het niet lukt om een lokale ontsteking in de
buik te dammen, verspreidt de peritonitis zich naar de rest van het peritoneum.
Bij een gegeneraliseerde peritonitis is een groot deel van het peritoneum ontstoken, dit gaat gepaard
met hevige pijn. De buikspieren spannen reflexmatig aan bij prikkeling van het peritoneum. De
darmen kunnen as reactie gaan stilliggen, waardoor er geen darmpassage meer is en vocht zich
ophoopt in de darmen. Bij een ernstige, gegeneraliseerde peritonitis is er ook sprake van veel
vochtverlies in de peritoneale holte, wat uiteindelijk kan leiden tot shockverschijnselen.
Etiologie
De vele oorzaken hebben met elkaar gemeen dat zij alle in de buikholte gegeneraliseerd zijn:
▪ Ontsteking van buik- en bekkenorganen die grenzen aan het peritoneum: bijvoorbeeld
appendicitis, diverticulitis, pancreatitis, cholecystitis en pelvic infammatory disease;
▪ Perforatie van holle buikorganen die grenzen aan het peritoneum: bijvoorbeeld maag- of
darmperforatie;
▪ Ischemie van de darmen: door een afsluiting of afknelling van darmvaten, waardoor de
darmwand necrotisch wordt;
▪ Een bloeding in de peritoneale holte: bijvoorbeeld bij een geruptureerd aneurysma van de
aorta abominalis, extra-uteriene graviditiet, lever- en miltruptuur en na chirurgie;
▪ Een peritoneale drain: bijvoorbeeld bij peritoneaal dialyse;
▪ Ascitis: bij zorgvrager met levercirrose en ascites kan een spontane bacteriële peritonisch
optreden zonder dat er aanleiding is voor een ontsteking elders in de buikholte.
Symptomen
Belangrijkste symptoom van peritonitis is acute buikpijn, die gepaard gaat met andere symptomen
van het spijsverteringsstelsel.
Symtomen van acute buik zijn:
▪ Acute buikpijn. Scherpe continue pijn. Buikpijn bij peritonitis gaat gepaard met:
▪ Pijn bij alle bewegingen;
▪ Pijn bij drukverhogende momenten: hoesten, niezen en persen;
▪ Vervoerspijn.
▪ Misselijkheid en braken;
▪ Anorexie;
▪ Algehele malaise;
▪ Koorts.
Uitleggen wat het doel is van preoperatief onderzoek en waaruit dit kan bestaan.
Gezondheidstoestand van de zorgvrager wordt in kaart gebracht. Hiermee kan ook een inschatting
worden gemaakt van de risico’s van de gewenste operatie.
De aandachtspunten van de anamnese bij het preoperatieve onderzoek benoemen.
Welke aandoeningen en operaties de zorgvrager al heeft gehad, of hij allergieën heeft en of hij
eerder problemen heeft gehad rondom narcose of verdoving.
Ook wordt er lichamelijk onderzoek gedaan, hierbij worden in ieder geval de lengte en het gewicht
van de zorgvrager bepaald, de bloeddruk en de saturatie gemeten, en vindt auscultatie van hart en
longen plaats. Inspectie van de mond. Wanneer de zorgvrager in aanmerking komt voor epidurale of
spinale anesthesie (via ruggenprik), kan er inspectie van de rug plaats vinden.
Beschrijven welke classificatie wordt gebruikt bij de operatieve risico-inschatting.
ASA-classificatie (American Society of Anesthesiologits Physucal Status Classification System). Deze
loopt van klasse 1 tot klasse 5.
Voorbeeld klasse 3: myocard
infarct gehad.
Uitleggen welk aanvullend onderzoek gedaan kan worden bij een preoperatieve screening en
waarom.
Bloedonderzoek of een ecg. Bij bloedonderzoek wordt onder andere gekeken naar stollingswaarden
en lever- en nierfunctie, vanwege inschatten van het bloedingsrisico en mogelijke interactie met
geplande medicatie.
Verpleegkundige aandachtspunten benoemen bij de preoperatieve fase op een afdeling.
▪ Voorlichting over het verloop van de operatie en over wat de zorgvrager na de operatie kan
verwachten.
▪ Bij de verpleegkundige anamnese kunnen er nieuwe bevindingen worden gedaan.
▪ Medicatie is niet optijd gestopt.
▪ Per operatie is er een preoperatief protocol met alle afspraken en interventies.
▪ Voorafgaand op de operatie wordt op de afdeling al medicatie gegeven: Premedicatie
Uitleggen wat de werking en bijwerking is van de medicatie die wordt gebruikt bij premedicatie en
sedatie.
De verschillende vormen van anesthesie benoemen en de effecten op het lichaam.
,Algehele anesthesie (narcose) bij grote operaties.
Regionale of lokale anesthesie om plaatselijke pijn niet te voelen.
Uitleggen wat de werking, mogelijke bijwerkingen en complicaties bij algehele anesthesie zijn.
Voornamelijk bij grote operaties. Hierbij krijgt de zorgvrager middelen toegediend waarmee het
bewustzijn tijdelijk wordt gedaald. de zorgvrager kan zich niks herinneren van de operatie. Als
pijnbestrijding worden opioïden toegediend.
Verschillende fases:
▪ Inleiding, waarbij het bewustzijn wordt verlaagd, de zorgvrager wordt ‘in slaap gebracht’
▪ De onderhoudsfase, gedurende de operatie zelf;
▪ De uitleiding, waarbij de zorgvrager weer bij bewustzijn komt.
Gedurende de hele operatie worden de vitale functies bewaakt.
Mogelijke bijwerkingen:
▪ Slaperig;
▪ Misselijk;
▪ Braken;
▪ Keelpijn en heesheid.
Complicaties:
▪ Allergische reactie op de gebruikte medicatie;
▪ Gebitsbeschadiging tijdens het inbrengen van de endotracheale tube of het larynxmasker;
▪ Neuropathie met tintelingen en krachtsverlies door een beknelde zenuw als gevolg van een
verkeerde positie van het lichaam tijdens de operatie.
Sedatie is een lichte vorm van algehele anesthesie. Sedatie bestaat uit een benzodiazepine als
slaapmiddel, gecombineerd met een pijnstiller. Hiervoor maakt de zorgvrager de operatie minder
bewust mee, maar blijft hij wel zelf ademen.
Uitleggen wat de werking, mogelijke bijwerking en complicaties van de verschillende vormen van
regionale anesthesie zijn.
Spinale anesthesie wordt via een ruggenprik medicatie toegediend in de subarachnoïdale ruimte
rondom de cauda equina. De zorgvrager kan hierdoor tijdelijk zijn benen niet gebruiken en voelt geen
pijn.
Bij epidurale anesthesie wordt een slangetje via een ruggenprik ingebracht in de wervelkolom langs
de dura mater. Het slangetje ligt dus buiten het spinale kader. Het wordt toegepast met als doel
optimale pijnstillen ná de operatie onder algehele anesthesie.
Bijwerkingen
Of door de procedure of door de toegediende medicatie
▪ Bloeddrukverlaging;
▪ Daling hartfrequentie;
▪ Krachtsverlies;
▪ Misselijkheid;
▪ Slaperigheid;
▪ Hoofdpijn;
▪ Bloeding;
▪ Infectie en zenuwschade als gevolg van de injectie.
Het verschil uitleggen tussen epidurale en spinale anesthesie.
,Bij spinaal (ruggenprik) wordt het hele onderlichaam verdoofd. De verdoving komt in het
ruggenmergvloeistof terecht.
Epiduraal (ruggenprik) krijg je een injectie in je rug op de hoogte van de plek waar je geopereerd
word. Deze ruggenprik wordt meestal gebruikt als aanvullende pijnstilling naast algehele narcose.
De verpleegkundige aandachtspunten in de verkoeverperiode na algehele en regionale anesthesie
uitleggen.
??
De meest voorkomende postoperatieve complicaties benoemen en uitleggen hoe deze ontstaan.
▪ Nabloeding: een nabloeding in het operatie gebeid kan in een korte tijd gepaard gaan met
veel bloedverlies. De zorgvrager kan in shock raken en er kan acute anemie ontstaan.
▪ Infectie: postoperatieve infecties zijn een pneumonie, een urineweginfectie en een
wondinfectie. Kan leiden tot een langere opnameduur en tot een nieuwe operatie,
▪ Delier: hierbij is sprake van acute verwardheid, met daarbij een wisselende verstoring van de
aandacht, het cognitief vermogen en het bewustzijn.
▪ Pijn: postoperatieve pijn zorgt voor ongemak bij de zorgvrager, maar kan ook leiden tot meer
complicaties.
▪ Veneuze trombo-embolie: bij verschillende operaties krijgt de zorgvrager preventief
antistollingsmedicatie. Preventie bestaat onder andere uit subcutane toediening van
heparine.
▪ Ondervoeding: ondervoeding kan zorgen voor een langzamer herstel en gaat gepaard met
een verhoogde kans op infecties, decubitus en vertraagde wondgenezing
▪ Decubitus: kan ontstaan als gevolg van langdurige immobiliteit door bedlegerigheid of
rolstoel gebonden zijn.
▪ Wonddehiscentie: kan ontstaan als een hechting uitscheurt door verhoogde trekkracht in de
wond. Dit kan komen door oedeem of een hematoom.
▪ Littekenbreuk: als complicatie van buikoperatie kan een littekenbreuk ontstaan. Door
verhoogde abdominale druk, zoals bij hoesten, zwaar tillen en persen, kan het
littekenweefsel scheuren. Risicofactoren voor het ontstaan zijn onder andere een
doorgemaakte wondinfectie, obesitas en roken.
De risicofactoren, de symptomen, de behandeling en de preventie van de meest voorkomende
postoperatieve complicaties beschrijven.
??
De verpleegkundige aandachtspunten bij postoperatieve zorg benoemen.
, Postoperatief is er vaak per operatie een protocol aanwezig op de afdeling, met aandacht voor onder
andere pijnbestrijding, antibiotiva, antistollingsbeleid, vitale functies en specifieke aandachtspunten.
Vroeg signalering van bijwerkingen en/of complicaties van de toegediende medicatie en anesthesie is
belangrijk.
De definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling,
complicaties, en prognose van peritonitis beschrijven.
Peritonitis is een ontsteking van het peritoneum (buikvlies).
Pathofysiologie
Het peritoneum is een dubbelzijdig vlies dat de buikorganen en de buikholte bedekt. Het peritoneum
is zeer belangrijk voor de bescherming van de kwetsbare buikorganen. Het peritoneum biedt een
fysieke barrière tegen infecties en het kan een ontstekingsbaard isoleren van de rest van de
buikorganen.
De lokale peritonitis die hierbij ontstaan gaat soms gepaard met infiltraatvorming, een gebied van
ontstekingsweefsel rondom de ontstekingshaard. Als het niet lukt om een lokale ontsteking in de
buik te dammen, verspreidt de peritonitis zich naar de rest van het peritoneum.
Bij een gegeneraliseerde peritonitis is een groot deel van het peritoneum ontstoken, dit gaat gepaard
met hevige pijn. De buikspieren spannen reflexmatig aan bij prikkeling van het peritoneum. De
darmen kunnen as reactie gaan stilliggen, waardoor er geen darmpassage meer is en vocht zich
ophoopt in de darmen. Bij een ernstige, gegeneraliseerde peritonitis is er ook sprake van veel
vochtverlies in de peritoneale holte, wat uiteindelijk kan leiden tot shockverschijnselen.
Etiologie
De vele oorzaken hebben met elkaar gemeen dat zij alle in de buikholte gegeneraliseerd zijn:
▪ Ontsteking van buik- en bekkenorganen die grenzen aan het peritoneum: bijvoorbeeld
appendicitis, diverticulitis, pancreatitis, cholecystitis en pelvic infammatory disease;
▪ Perforatie van holle buikorganen die grenzen aan het peritoneum: bijvoorbeeld maag- of
darmperforatie;
▪ Ischemie van de darmen: door een afsluiting of afknelling van darmvaten, waardoor de
darmwand necrotisch wordt;
▪ Een bloeding in de peritoneale holte: bijvoorbeeld bij een geruptureerd aneurysma van de
aorta abominalis, extra-uteriene graviditiet, lever- en miltruptuur en na chirurgie;
▪ Een peritoneale drain: bijvoorbeeld bij peritoneaal dialyse;
▪ Ascitis: bij zorgvrager met levercirrose en ascites kan een spontane bacteriële peritonisch
optreden zonder dat er aanleiding is voor een ontsteking elders in de buikholte.
Symptomen
Belangrijkste symptoom van peritonitis is acute buikpijn, die gepaard gaat met andere symptomen
van het spijsverteringsstelsel.
Symtomen van acute buik zijn:
▪ Acute buikpijn. Scherpe continue pijn. Buikpijn bij peritonitis gaat gepaard met:
▪ Pijn bij alle bewegingen;
▪ Pijn bij drukverhogende momenten: hoesten, niezen en persen;
▪ Vervoerspijn.
▪ Misselijkheid en braken;
▪ Anorexie;
▪ Algehele malaise;
▪ Koorts.