1
Samenvatting psychologie hoofdstuk 1: om te beginnen
waar psychologie over gaat en hoe psychologen onderzoek verrichten
1. korte toelichting bij examen
- 40 meerkeuzevragen, stam (vraag) & 4 alternatieven: 1 juist antwoord & 3 afleiders
- veel vragen: schriftelijke open 3 vragen: pech 1 hoofdstuk ni goe kennen → 40 vragen gn pech → vragen
gespreid leerstof (tijd in les verhouding # vragen)
- betrouwbaar: mensen die verdienen te slagen slagen
- 2u, meesten na 1u klaar
- afleiders: iem die ni geleerd heeft mag ni op basis intelligentie alternatieven schrappen
- quotering:
- correctie voor raden: kan je ni weten wnr iem gokt
- bestraffing foutieve antwoorden: vgln dokter: ni weten wat diagnose beter dan verkeerde
- alles kennen verdient alles, niks kent niks
- gokken: 1/4 x 40 = 10/40 (zonder bestraffing), 40 x (1/4 x 1 + 3/4 x (-1/3) = 0/40
- rationele redenering
- cesuurbepaling: hoe van x/40 naar x/20
- niet schoolmeestermethode: niet delen door 2
- methode De Groot:
- 10 cesuurvragen: vraag pijlt essentiële zaken, ni te moeilijk of makkelijk om grensstudent te
bepalen (essentie die iemand moet kennen om te slagen)
- na examen moeilijkheid cesuurvragen bepalen (hvl mensen juist)
- gemiddelde moeiljkheidsgraad (p-waarde) berekenen = proportie geslaagden (bv gemiddelde
60% = 60% geslaagden)
- nagaan met wat p-waarde overeenkomt op 40
- lineaire transformatie (bv 60% geslaagden, beste 60% min 21/40 → nodig slagen)
2. What’s in a name?
- onderscheid wet psy & psy in dagelijkse leven
- dagelijks leven: tv, radio, kranten, tijdschriften, … → voortdurende confrontatie
- wet: ++ def → vaak verkeerd ingeschat
- onenigheid: domein is zeer breed → ++ disciplines bv general, consumer, school psychology, …
- beschreven in APA: American Psychology Association = vereniging v psychologen
- 2 voorbeelden definities:
- wet studie vd mentale processen & het gedrag
- empirische studie vd mentale processen & het gedrag
- gedragsstudie: sociologie, eco, rechten doen het ook
- onderscheid: gezichtspunt → methode > onderwerp
- voorbeelden van psychologische wetenschappelijke vragen
- WEL
- meest frequente mentale stoornis komt voor bij 30% bevolking → waar: depressie
- vele dingen die we meemaken worden niet bewaard in geheugen → veel komt er niet in terecht of
wordt vervormd
- beide vierkanten zijn gelijk → ja maar rechter vierkant leek kleiner door perceptueel contrast
- NIET:
- herhaaldelijk zien van een gezicht zorgt dat we er minder van gaan houden → vertrouwde gezichten
vinden we juist aangenamer
- intelligentie is zuiver aangeboren en onveranderd → zowel resultaat erfelijkheids & omgevingsfactoren
en veranderd wel gedurende leven
- alleen mensen herkennen zichzelf in hun spiegelbeeld → Skinner aangetoond dat duif zich herkend
- leugendetector is opmerkelijk accuraat in opsporen lichamelijke reacties die erop wijzen dat een
verdachte liegt → neen want weinig objectief bewijs voor effectiviteit leugendetectors
- wat is psychologie?
- WEL:
- de wetenschappelijke studie van mentale processen en het gedrag
- gedrag: wat we vanbuiten zien
- mentale processen: wat we niet vanbuiten zien maar wel kunnen bestuderen
- empirische studie van mentale processen en gedrag
- OPM: andere disciplines bestuderen ook gedrag bv criminologie, economie
, 2
- NIET:
- pseudo wet: elke poging fenomeen te verklaren niet gebaseerd op empirische motivatie of wet methode
- bv astrologie, grafologie (karakter voorspellen mbv geschrift, helderziendheid, …
3. belang van kritisch denken
- wet psy onderscheiden ↔ kennis → kritisch denken vereist
- ++ mensen geloven onwaarschijnlijke verschijnselen bv telepathie, helderziendheid, …
- experiment Dayl Bem
- 50 m & 50 v vr computer: 2 grijze gordijnen → niks achter & erotische scène
- eentje kiezen, erna genereert computer welk beeld getoond wordt
- stel keuze toevallig: 50% ‘juiste’ gordijn → vaststelling: 53,1% juist
- besluit: mensen toekomst voorspellen → natuurlijk fout
4. Freud en psychologie
- Sigmund Freud
- geneesheer → geen psycholoog, wel arts
- psychoanalyse: nu argwanend bekeken → ‘Freudprobleem’ genoemd (maar 10% APA staan achter zijn ideeën)
- methode: afleidingen v wetmatigheden uit klinische gevalsstudies → nt representatief
- = therapiesessies met beperkt # mensen
- 2 andere bekende: Karl Gustav Jung & Burrhus Frederic Skinner
5. een beknopt historisch overzicht
- jonge discipline: 1878 (19e E) 1e labo unief v Leipzig → Cambridge weigerde: ‘insult religion by putting soul on scale’
- wortels in filosofie en fysiologie/neurologie
- tweevoudig karakter psy:
- geesteswet onderzoeksmethoden → verklaring centraal
- positief wet onderzoeksmethoden → predictie centraal
- filosofische traditie: 2 strekkingen
- rationalisme (descartiaanse visie)
- ratio enige criterium vr kennis (bron van kennis)
- dualistische visie: lichaam en geest gescheiden
- geest kan nt objectief bestudeerd worden
- Angelsaksische traditie van empirisme en associationisme
- onbevooroordeelde zintuiglijke kennis criterium vr kennis
- gebaseerd op systematisch empirisch onderzoek
- begin wet psy
- onderwerp doorheen tijd
- bewustzijn → e19e E: onderbewustzijn ook bestuderen
- WOII: psy = gedragswet → enkel objectief waarneembaar gedrag bestuderen
- tot 1960: behaviorisme
- psy = achterhalen verbanden tss stimulus en reactie
- studie mentale processen nt wet
- diergedrag bestuderen → ook vr mens alleen nog complexer
- sinds 1960 dankzij informatica: cognitieve psy
- informatieverwerkingsmogelijkheden mens centraal
- verbanden mentale processen en neurowet
6. methodologische eisen voor wetenschappelijk onderzoek
- 3 kenmerken v wet kennis: systematisch empirisme, verifieerbare kennis & toetsbare theorieën en uitspraken
5.1 systematisch empirisme
- wat? systematisch waarnemen vd wkh
- contrast werkwijze filosofie
- geen gezagsargumenten → zonder empirisch verzamelde evidentie nt overtuigen ongeacht bekendheid
- vroeger wel:
- Francesco sizi: briljante geest, lenzenslijper: ontdekt manen rond Jupiter → status als
astronoom wilt niet zeggen dat hij iets kan beweren
- benjamin rush: gele koorts bestrijden met aderlatingen → controleerde ni systematisch of het
klopte → werkte altijd behalve bij te zieke patiënten
- poppers: wet filosoof: kritiek op psycho-analyse (leer Freud): is gn wet want verklaringen altijd
achteraf, gn voorspellingen vooraf om te kijken of het klopt, achteraf kan je zeggen wat je wil →
geen systematisch empirische check
- empirisme: wereld buiten ons → sensorische ervaring en observatie
, 3
- gebrek aan systematisch empirisme leidt tot wet dwalingen
- experiment Benjamin Rush
- Philadelphia 18e E epidemie gele koorts
- Rush behandelen met aderlatingen
- verdedigen visie: elke genezing gevolg v behandeling, toch sterven toeschrijven aan ernst ziekte
5.2 verifieerbare kennis
- wat? kennis moet repliceerbaar zijn: onderzoekers kunnen observaties overdoen na toepassen = procedure
- bv zien van aura’s heeft gn wet status want nt ied heeft ze gezien → niet per se onwaar maar wel geen wet
- praktijk: systeem van peer review
- voor publicatie wet tijdschrift beoordeling door collega’s van hetzelfde onderzoeksdomein
- beoordelen op wetenschappelijke degelijkheid
- zinvolheid vraagstelling
- procedures (methode)
- ethisch karakter
- …
- auteur herwerken & aanpassen (extra controles ↔ hypothese uitsluiten, bijkomende gegevens toevoegen, …)
5.3 toetsbare theorieën en uitspraken
- wat?
- enkel oplosbare problemen onderzocht
- uitspraken moeten falsifieerbaar zijn: mogelijk zijn om aan te tonen dat uitspraak foutief is
- bv of mens goed of slecht is, is nt falsifieerbaar
- bv God bestaat: nooit wetenschap want is niet falsifieerbaar
- OPM: kan door de tijd veranderen door nieuwe technieken
- bv door statistische technieken onderzoeken intelligentie aangeleerd of erfelijk
- bv door visualisatietechnieken aantonen dyslectici info op netvlies ↔ manier verwerken
- niet falsifieerbare theorieën: post-hocverklaringen
- wat? verklaringen bedacht na bekijken onderzoeksresultaten → gevolg: stagnatie
- experiment psychoanalytische biografie Nixon door David Abrahamsen
- watergateschandaal: Nixon betrokken ongeoorloofde praktijken (afluisteren democraten) → aftreden
- oorzaak volgens David: oedipale drang nr falen (verhouding tot ouders in kindertijd)
- stel: Nixon natuurlijke dood voor schandaal → carrière stijgende lijn hoewel = kindertijd
- conclusie: theorie David klopt niet = post-hocverklaring
- experiment syndroom van Gilles de Tourette
- mensen lijden aan ziekten: oncontroleerbare tics, coprolalie (drang vloeken), …
- oorzaak volgens Tourette: degeneratief proces in hersenen
- jaren 50 nt falsifieerbare verklaringen gepubliceerd bv patiënt blijft tics hebben want bron erotisch genot
- gevolg foute verklaringen: patiënten nr psychiater ipv neuroloog
- nu aangetoond stoornis gevolg neurologisch deficit, verhelpen met medicatie
- OPM: toetsbaarheid kan variëren doorheen tijd → wat men in de oudheid nog niet kon toetsen kan men nu wel
5.4 van kennis tot wetenschappelijke wet
- wet vooruitgang door nieuwe theorieën over observeerbare fenomenen
- theorie: geeft relatie tss set van concepten die gebruikt worden om:
- data te verklaren en predicties te maken over resultaten empirische studie
- vijf staps procedure wetenschappelijke methode
- hypothese: specifieke predictie (= voorspelling) toegepast op concreet onderzoek
- bv 2 methoden kids leren lezen, welke A of B is beste, hypothese: ik denk A beter B
- hypothese gefalsifieerd? nieuwe maken → waardevol: aanpassingen om dichter bij wkh te komen
- operationele def: procedure om condities en metingen resultaten vast te leggen bv vertellen waaruit
methode A en B bestaan, werkwijze uitleggen, specifieren
- gecontroleerde test → randomisatie: enkel toeval gebruiken voor het toewijzen van pp aan bep condities
- objectieve gegevens verzamelen
- gegevens = data: informatie verzameld door onderzoeker voor testen vd hypothese
- afhankelijke variabele: responsen van deelnemers in studie = het gemeten resultaat
- onafhankelijke variabele: variabele die onderzoeker manipuleert of verandert om effect ervan te
onderzoeken, heeft effect op afhankelijke variabele
- analyse van resultaten: gebaseerd op statistische analyse vd resultaten om hypothese te staven of verwerpen
- publicatie, bekritisering en replicatie
- wetenschappelijke wet: relatie tss ++ variabelen frequent geconfirmeerd
, 4
7. onderzoeksmethoden
6.1 naturalistische observatie
- vaak eerste stap die aanzet tot meer gecontroleerd onderzoek
- mensen passen gedrag aan wanneer ze weten dat ze geobserveerd worden → situatie zo maken dat ze niet weten
- bv kijken naar geweld op tv: verband tussen geweld zien en ruzie
6.2 gevalstudies
- uitvoerige studie van 1 geval of persoon
- bv psychoanalyse Freud: ontwikkelt beperkt # gevalsstudies → Anna: 1e vrouw beschreven, zag hij 3x per week
- gevaar getuigenverklarinen: antwoord iem wel correct?
- neuropsychologie: vaak maar enkele gevallen bv man staaf door zijn hoofd op wonderbaarlijke wijze overleefd →
karakter en persoonlijkheid veranderd → er zijn niet zoveel gevallen
6.3 interviews
- directe bevraging: neutraliteit interviewer ++b
- bv voorbehoedsmiddelen bij jongeren: gevoelig thema, neutrale manier vragen stellen & gn antwoord in mond leggen
- bv onderzoek jongeren verband geweld zien en agressief gedrag → verband toont geen causaliteit
6.4 surveys
- opinies verzamelen via steekproef: opinie grotere populatie
- bv Humo elk jaar onderzoek seks bij jongeren → socioloog in dienst die kijkt of doelgroep respresentatief is
(bv leeftijdsbereid, scholingsgraad, geo ligging in rekening brengen)
- kan ook mislopen bv voor bekendmaking winst presidentschap survey Dewey gaat winnen → uiteindelijk toch Truman
- kritiek op ouder onderzoek: pp zijn enkel WEIRD (= western educated industrialised rich democratic)
6.5 tests
- cognitieve tests:
- schoolvorderingen
- intelligentie:
- individueel: 1u30, kwalitatief, waice: wechler’s adult intelligence scale meest gebruikte test
- collectief:
- raven progressive matrices: steeds moeilijker
- niet verbale test → ook mogelijk voor anderstalige
- persoonlijkheids-attitude test:
- vragenlijsten
- projectieve technieken: psycholoog biedt een vage foto aan pers zegt wat hij ziet
- bekendste: Rorschach (inkt op blaadje dubbelvouwen symmetrische inktvlek),
interpretatie psycholoog: objectief of doen ze hetzelfde als proefpers?
- bv foto: wat vooraf, wat gebeurt, wat erna
- bv szondi test: reeks foto’s 2 meest en minst sympathieke mensen aanduiden, foto’s criminelen en
psychiatrische patiënten, mensen kiezen pers met afwijking waar ze zelf neiging toe hebben → heeft gn
enkele wet evidentie
- wat zijn goede tests? bv stressbestendigheid
- test A prisma:
- onverwacht toespraak → reactie hartklopping zenuwen blozen verlegen
- betrapt zwartrijden
- in een restaurant stoot je fles wijn om
- test B flair wet uitgeverij:
- snel in slaap snel wakker → reactie zeer vaak, zelden, nooit
- last allergie
- ik laat het snel merken als ik me aan mijn partner erger
-test C acco:
- omgaan: vriendelijk & sociaal, actief & zelfverzekerd, respectvol
- in stressituaties kan ik mezelf wegcijferen, probeer ik op mijn ervaring te steunen of pas ik me
aan aan de situatie
- OPM: kwaliteit test
- standaardisatie: test altijd op = manier afnemen (maakt ni uit wie test afneemt)
- betrouwbaarheid: hoe precies is meting, hoe sterk correleert test met zichzelf
Samenvatting psychologie hoofdstuk 1: om te beginnen
waar psychologie over gaat en hoe psychologen onderzoek verrichten
1. korte toelichting bij examen
- 40 meerkeuzevragen, stam (vraag) & 4 alternatieven: 1 juist antwoord & 3 afleiders
- veel vragen: schriftelijke open 3 vragen: pech 1 hoofdstuk ni goe kennen → 40 vragen gn pech → vragen
gespreid leerstof (tijd in les verhouding # vragen)
- betrouwbaar: mensen die verdienen te slagen slagen
- 2u, meesten na 1u klaar
- afleiders: iem die ni geleerd heeft mag ni op basis intelligentie alternatieven schrappen
- quotering:
- correctie voor raden: kan je ni weten wnr iem gokt
- bestraffing foutieve antwoorden: vgln dokter: ni weten wat diagnose beter dan verkeerde
- alles kennen verdient alles, niks kent niks
- gokken: 1/4 x 40 = 10/40 (zonder bestraffing), 40 x (1/4 x 1 + 3/4 x (-1/3) = 0/40
- rationele redenering
- cesuurbepaling: hoe van x/40 naar x/20
- niet schoolmeestermethode: niet delen door 2
- methode De Groot:
- 10 cesuurvragen: vraag pijlt essentiële zaken, ni te moeilijk of makkelijk om grensstudent te
bepalen (essentie die iemand moet kennen om te slagen)
- na examen moeilijkheid cesuurvragen bepalen (hvl mensen juist)
- gemiddelde moeiljkheidsgraad (p-waarde) berekenen = proportie geslaagden (bv gemiddelde
60% = 60% geslaagden)
- nagaan met wat p-waarde overeenkomt op 40
- lineaire transformatie (bv 60% geslaagden, beste 60% min 21/40 → nodig slagen)
2. What’s in a name?
- onderscheid wet psy & psy in dagelijkse leven
- dagelijks leven: tv, radio, kranten, tijdschriften, … → voortdurende confrontatie
- wet: ++ def → vaak verkeerd ingeschat
- onenigheid: domein is zeer breed → ++ disciplines bv general, consumer, school psychology, …
- beschreven in APA: American Psychology Association = vereniging v psychologen
- 2 voorbeelden definities:
- wet studie vd mentale processen & het gedrag
- empirische studie vd mentale processen & het gedrag
- gedragsstudie: sociologie, eco, rechten doen het ook
- onderscheid: gezichtspunt → methode > onderwerp
- voorbeelden van psychologische wetenschappelijke vragen
- WEL
- meest frequente mentale stoornis komt voor bij 30% bevolking → waar: depressie
- vele dingen die we meemaken worden niet bewaard in geheugen → veel komt er niet in terecht of
wordt vervormd
- beide vierkanten zijn gelijk → ja maar rechter vierkant leek kleiner door perceptueel contrast
- NIET:
- herhaaldelijk zien van een gezicht zorgt dat we er minder van gaan houden → vertrouwde gezichten
vinden we juist aangenamer
- intelligentie is zuiver aangeboren en onveranderd → zowel resultaat erfelijkheids & omgevingsfactoren
en veranderd wel gedurende leven
- alleen mensen herkennen zichzelf in hun spiegelbeeld → Skinner aangetoond dat duif zich herkend
- leugendetector is opmerkelijk accuraat in opsporen lichamelijke reacties die erop wijzen dat een
verdachte liegt → neen want weinig objectief bewijs voor effectiviteit leugendetectors
- wat is psychologie?
- WEL:
- de wetenschappelijke studie van mentale processen en het gedrag
- gedrag: wat we vanbuiten zien
- mentale processen: wat we niet vanbuiten zien maar wel kunnen bestuderen
- empirische studie van mentale processen en gedrag
- OPM: andere disciplines bestuderen ook gedrag bv criminologie, economie
, 2
- NIET:
- pseudo wet: elke poging fenomeen te verklaren niet gebaseerd op empirische motivatie of wet methode
- bv astrologie, grafologie (karakter voorspellen mbv geschrift, helderziendheid, …
3. belang van kritisch denken
- wet psy onderscheiden ↔ kennis → kritisch denken vereist
- ++ mensen geloven onwaarschijnlijke verschijnselen bv telepathie, helderziendheid, …
- experiment Dayl Bem
- 50 m & 50 v vr computer: 2 grijze gordijnen → niks achter & erotische scène
- eentje kiezen, erna genereert computer welk beeld getoond wordt
- stel keuze toevallig: 50% ‘juiste’ gordijn → vaststelling: 53,1% juist
- besluit: mensen toekomst voorspellen → natuurlijk fout
4. Freud en psychologie
- Sigmund Freud
- geneesheer → geen psycholoog, wel arts
- psychoanalyse: nu argwanend bekeken → ‘Freudprobleem’ genoemd (maar 10% APA staan achter zijn ideeën)
- methode: afleidingen v wetmatigheden uit klinische gevalsstudies → nt representatief
- = therapiesessies met beperkt # mensen
- 2 andere bekende: Karl Gustav Jung & Burrhus Frederic Skinner
5. een beknopt historisch overzicht
- jonge discipline: 1878 (19e E) 1e labo unief v Leipzig → Cambridge weigerde: ‘insult religion by putting soul on scale’
- wortels in filosofie en fysiologie/neurologie
- tweevoudig karakter psy:
- geesteswet onderzoeksmethoden → verklaring centraal
- positief wet onderzoeksmethoden → predictie centraal
- filosofische traditie: 2 strekkingen
- rationalisme (descartiaanse visie)
- ratio enige criterium vr kennis (bron van kennis)
- dualistische visie: lichaam en geest gescheiden
- geest kan nt objectief bestudeerd worden
- Angelsaksische traditie van empirisme en associationisme
- onbevooroordeelde zintuiglijke kennis criterium vr kennis
- gebaseerd op systematisch empirisch onderzoek
- begin wet psy
- onderwerp doorheen tijd
- bewustzijn → e19e E: onderbewustzijn ook bestuderen
- WOII: psy = gedragswet → enkel objectief waarneembaar gedrag bestuderen
- tot 1960: behaviorisme
- psy = achterhalen verbanden tss stimulus en reactie
- studie mentale processen nt wet
- diergedrag bestuderen → ook vr mens alleen nog complexer
- sinds 1960 dankzij informatica: cognitieve psy
- informatieverwerkingsmogelijkheden mens centraal
- verbanden mentale processen en neurowet
6. methodologische eisen voor wetenschappelijk onderzoek
- 3 kenmerken v wet kennis: systematisch empirisme, verifieerbare kennis & toetsbare theorieën en uitspraken
5.1 systematisch empirisme
- wat? systematisch waarnemen vd wkh
- contrast werkwijze filosofie
- geen gezagsargumenten → zonder empirisch verzamelde evidentie nt overtuigen ongeacht bekendheid
- vroeger wel:
- Francesco sizi: briljante geest, lenzenslijper: ontdekt manen rond Jupiter → status als
astronoom wilt niet zeggen dat hij iets kan beweren
- benjamin rush: gele koorts bestrijden met aderlatingen → controleerde ni systematisch of het
klopte → werkte altijd behalve bij te zieke patiënten
- poppers: wet filosoof: kritiek op psycho-analyse (leer Freud): is gn wet want verklaringen altijd
achteraf, gn voorspellingen vooraf om te kijken of het klopt, achteraf kan je zeggen wat je wil →
geen systematisch empirische check
- empirisme: wereld buiten ons → sensorische ervaring en observatie
, 3
- gebrek aan systematisch empirisme leidt tot wet dwalingen
- experiment Benjamin Rush
- Philadelphia 18e E epidemie gele koorts
- Rush behandelen met aderlatingen
- verdedigen visie: elke genezing gevolg v behandeling, toch sterven toeschrijven aan ernst ziekte
5.2 verifieerbare kennis
- wat? kennis moet repliceerbaar zijn: onderzoekers kunnen observaties overdoen na toepassen = procedure
- bv zien van aura’s heeft gn wet status want nt ied heeft ze gezien → niet per se onwaar maar wel geen wet
- praktijk: systeem van peer review
- voor publicatie wet tijdschrift beoordeling door collega’s van hetzelfde onderzoeksdomein
- beoordelen op wetenschappelijke degelijkheid
- zinvolheid vraagstelling
- procedures (methode)
- ethisch karakter
- …
- auteur herwerken & aanpassen (extra controles ↔ hypothese uitsluiten, bijkomende gegevens toevoegen, …)
5.3 toetsbare theorieën en uitspraken
- wat?
- enkel oplosbare problemen onderzocht
- uitspraken moeten falsifieerbaar zijn: mogelijk zijn om aan te tonen dat uitspraak foutief is
- bv of mens goed of slecht is, is nt falsifieerbaar
- bv God bestaat: nooit wetenschap want is niet falsifieerbaar
- OPM: kan door de tijd veranderen door nieuwe technieken
- bv door statistische technieken onderzoeken intelligentie aangeleerd of erfelijk
- bv door visualisatietechnieken aantonen dyslectici info op netvlies ↔ manier verwerken
- niet falsifieerbare theorieën: post-hocverklaringen
- wat? verklaringen bedacht na bekijken onderzoeksresultaten → gevolg: stagnatie
- experiment psychoanalytische biografie Nixon door David Abrahamsen
- watergateschandaal: Nixon betrokken ongeoorloofde praktijken (afluisteren democraten) → aftreden
- oorzaak volgens David: oedipale drang nr falen (verhouding tot ouders in kindertijd)
- stel: Nixon natuurlijke dood voor schandaal → carrière stijgende lijn hoewel = kindertijd
- conclusie: theorie David klopt niet = post-hocverklaring
- experiment syndroom van Gilles de Tourette
- mensen lijden aan ziekten: oncontroleerbare tics, coprolalie (drang vloeken), …
- oorzaak volgens Tourette: degeneratief proces in hersenen
- jaren 50 nt falsifieerbare verklaringen gepubliceerd bv patiënt blijft tics hebben want bron erotisch genot
- gevolg foute verklaringen: patiënten nr psychiater ipv neuroloog
- nu aangetoond stoornis gevolg neurologisch deficit, verhelpen met medicatie
- OPM: toetsbaarheid kan variëren doorheen tijd → wat men in de oudheid nog niet kon toetsen kan men nu wel
5.4 van kennis tot wetenschappelijke wet
- wet vooruitgang door nieuwe theorieën over observeerbare fenomenen
- theorie: geeft relatie tss set van concepten die gebruikt worden om:
- data te verklaren en predicties te maken over resultaten empirische studie
- vijf staps procedure wetenschappelijke methode
- hypothese: specifieke predictie (= voorspelling) toegepast op concreet onderzoek
- bv 2 methoden kids leren lezen, welke A of B is beste, hypothese: ik denk A beter B
- hypothese gefalsifieerd? nieuwe maken → waardevol: aanpassingen om dichter bij wkh te komen
- operationele def: procedure om condities en metingen resultaten vast te leggen bv vertellen waaruit
methode A en B bestaan, werkwijze uitleggen, specifieren
- gecontroleerde test → randomisatie: enkel toeval gebruiken voor het toewijzen van pp aan bep condities
- objectieve gegevens verzamelen
- gegevens = data: informatie verzameld door onderzoeker voor testen vd hypothese
- afhankelijke variabele: responsen van deelnemers in studie = het gemeten resultaat
- onafhankelijke variabele: variabele die onderzoeker manipuleert of verandert om effect ervan te
onderzoeken, heeft effect op afhankelijke variabele
- analyse van resultaten: gebaseerd op statistische analyse vd resultaten om hypothese te staven of verwerpen
- publicatie, bekritisering en replicatie
- wetenschappelijke wet: relatie tss ++ variabelen frequent geconfirmeerd
, 4
7. onderzoeksmethoden
6.1 naturalistische observatie
- vaak eerste stap die aanzet tot meer gecontroleerd onderzoek
- mensen passen gedrag aan wanneer ze weten dat ze geobserveerd worden → situatie zo maken dat ze niet weten
- bv kijken naar geweld op tv: verband tussen geweld zien en ruzie
6.2 gevalstudies
- uitvoerige studie van 1 geval of persoon
- bv psychoanalyse Freud: ontwikkelt beperkt # gevalsstudies → Anna: 1e vrouw beschreven, zag hij 3x per week
- gevaar getuigenverklarinen: antwoord iem wel correct?
- neuropsychologie: vaak maar enkele gevallen bv man staaf door zijn hoofd op wonderbaarlijke wijze overleefd →
karakter en persoonlijkheid veranderd → er zijn niet zoveel gevallen
6.3 interviews
- directe bevraging: neutraliteit interviewer ++b
- bv voorbehoedsmiddelen bij jongeren: gevoelig thema, neutrale manier vragen stellen & gn antwoord in mond leggen
- bv onderzoek jongeren verband geweld zien en agressief gedrag → verband toont geen causaliteit
6.4 surveys
- opinies verzamelen via steekproef: opinie grotere populatie
- bv Humo elk jaar onderzoek seks bij jongeren → socioloog in dienst die kijkt of doelgroep respresentatief is
(bv leeftijdsbereid, scholingsgraad, geo ligging in rekening brengen)
- kan ook mislopen bv voor bekendmaking winst presidentschap survey Dewey gaat winnen → uiteindelijk toch Truman
- kritiek op ouder onderzoek: pp zijn enkel WEIRD (= western educated industrialised rich democratic)
6.5 tests
- cognitieve tests:
- schoolvorderingen
- intelligentie:
- individueel: 1u30, kwalitatief, waice: wechler’s adult intelligence scale meest gebruikte test
- collectief:
- raven progressive matrices: steeds moeilijker
- niet verbale test → ook mogelijk voor anderstalige
- persoonlijkheids-attitude test:
- vragenlijsten
- projectieve technieken: psycholoog biedt een vage foto aan pers zegt wat hij ziet
- bekendste: Rorschach (inkt op blaadje dubbelvouwen symmetrische inktvlek),
interpretatie psycholoog: objectief of doen ze hetzelfde als proefpers?
- bv foto: wat vooraf, wat gebeurt, wat erna
- bv szondi test: reeks foto’s 2 meest en minst sympathieke mensen aanduiden, foto’s criminelen en
psychiatrische patiënten, mensen kiezen pers met afwijking waar ze zelf neiging toe hebben → heeft gn
enkele wet evidentie
- wat zijn goede tests? bv stressbestendigheid
- test A prisma:
- onverwacht toespraak → reactie hartklopping zenuwen blozen verlegen
- betrapt zwartrijden
- in een restaurant stoot je fles wijn om
- test B flair wet uitgeverij:
- snel in slaap snel wakker → reactie zeer vaak, zelden, nooit
- last allergie
- ik laat het snel merken als ik me aan mijn partner erger
-test C acco:
- omgaan: vriendelijk & sociaal, actief & zelfverzekerd, respectvol
- in stressituaties kan ik mezelf wegcijferen, probeer ik op mijn ervaring te steunen of pas ik me
aan aan de situatie
- OPM: kwaliteit test
- standaardisatie: test altijd op = manier afnemen (maakt ni uit wie test afneemt)
- betrouwbaarheid: hoe precies is meting, hoe sterk correleert test met zichzelf