HOOFDSTUK 3: ONTWIKKELING
VAN HET BOTWEEFSEL/SKELET
BOTCELLEN
Botweefsel vormt het skelet.
- Skelet = botweefsel + kraakbeen + ligamenten + bloedvaten + vet + water
- Skelet % van lichaamsgewicht:
o Geboorte: 15%
o Volw <50 j: 16-17%
o Volw >50 j: 13-14% demineralisatie
Botweefsel is harde structuur: collageen (organisch) en mineraal kristallen (anorganisch)
gebonden door soort cement.
3 types botcellen:
1. Osteocyten = mature botcel, omring door botweefsel. Reguleren mineralen en
voedingsstoffen transport tussen matrix en bloedvaten
2. Osteoblasten = botvormende cellen. Oppervlakte laag van het bot. Ze
produceren collageen en cement stof, waarna ze ingesloten osteocyten worden.
3. Osteoclasten = botafbrekende cellen. Botmatrix wordt afgebroken en mineralen
vrijgezet in circulatie (botresorptie). Zorgen voor botgroei en vormbehoud via
enzymen en zuur die botcellen afbreken.
Ce transformaties:
Osteoclasten osteoblasten osteocyten
Vanaf bepaalde leeftijd daalt botmassa.
Horizontale stippellijn geeft drempelwaarde voor
osteoporose weer.
Hoe hoger piek botmassa, hoe langer het duurt
voordat je aan drempel zit, osteoporose krijgt.
Vrouwen daalt botmassa sneller dan bij mannen
Bij jong volwassenen:
- Osteopenie: -1 tot -2,5 SD
- Osteoporose: vanaf -2,5 SD
BOTVORMING
Hoe wordt bot gevormd?
Intramembraneus: zoals botten in hersenen. Gaan we niet verder op in
, Endochondriaal: vertrekkend vanuit kraakbeen:
Prenataal (primaire ossificatiekern
diafyse)
A: bestaat uit kraakbeen en een
perichondriaal membraan. Kraakbeencellen vergroten in centrum.
B: osteoblasten vormen de kern. Verkalkte kraakbeencellen afzetten
C: nog meer bot afgezet. Kraakbeen wordt geduwd richting uiteinden van bot. In centrum
sponsachtig bot.
D: vorming groeischrijf
Na 13 weken is femurlengte ongeveer 1cm en na 40 weken 7,9cm.
Postnataal (secundaire ossificatiekern,
epifyse en diafyse groeien aan elkaar
= groeistop)
E: kraakbeencellen thv epifyse gaan
verbotten => secudnaire
ossificatiekernen
We blijven in fase F tot op het einde van de groeispurt, dan komen we in G.
G: groeischijf weg geen nieuwe botcellen, geen verbeningsfase.
BOTGROEI
Vorm van bot van kind = vorm van bot van volwassene.
Voorwaarde: groei in de lengte, breedte en remodellering
VAN HET BOTWEEFSEL/SKELET
BOTCELLEN
Botweefsel vormt het skelet.
- Skelet = botweefsel + kraakbeen + ligamenten + bloedvaten + vet + water
- Skelet % van lichaamsgewicht:
o Geboorte: 15%
o Volw <50 j: 16-17%
o Volw >50 j: 13-14% demineralisatie
Botweefsel is harde structuur: collageen (organisch) en mineraal kristallen (anorganisch)
gebonden door soort cement.
3 types botcellen:
1. Osteocyten = mature botcel, omring door botweefsel. Reguleren mineralen en
voedingsstoffen transport tussen matrix en bloedvaten
2. Osteoblasten = botvormende cellen. Oppervlakte laag van het bot. Ze
produceren collageen en cement stof, waarna ze ingesloten osteocyten worden.
3. Osteoclasten = botafbrekende cellen. Botmatrix wordt afgebroken en mineralen
vrijgezet in circulatie (botresorptie). Zorgen voor botgroei en vormbehoud via
enzymen en zuur die botcellen afbreken.
Ce transformaties:
Osteoclasten osteoblasten osteocyten
Vanaf bepaalde leeftijd daalt botmassa.
Horizontale stippellijn geeft drempelwaarde voor
osteoporose weer.
Hoe hoger piek botmassa, hoe langer het duurt
voordat je aan drempel zit, osteoporose krijgt.
Vrouwen daalt botmassa sneller dan bij mannen
Bij jong volwassenen:
- Osteopenie: -1 tot -2,5 SD
- Osteoporose: vanaf -2,5 SD
BOTVORMING
Hoe wordt bot gevormd?
Intramembraneus: zoals botten in hersenen. Gaan we niet verder op in
, Endochondriaal: vertrekkend vanuit kraakbeen:
Prenataal (primaire ossificatiekern
diafyse)
A: bestaat uit kraakbeen en een
perichondriaal membraan. Kraakbeencellen vergroten in centrum.
B: osteoblasten vormen de kern. Verkalkte kraakbeencellen afzetten
C: nog meer bot afgezet. Kraakbeen wordt geduwd richting uiteinden van bot. In centrum
sponsachtig bot.
D: vorming groeischrijf
Na 13 weken is femurlengte ongeveer 1cm en na 40 weken 7,9cm.
Postnataal (secundaire ossificatiekern,
epifyse en diafyse groeien aan elkaar
= groeistop)
E: kraakbeencellen thv epifyse gaan
verbotten => secudnaire
ossificatiekernen
We blijven in fase F tot op het einde van de groeispurt, dan komen we in G.
G: groeischijf weg geen nieuwe botcellen, geen verbeningsfase.
BOTGROEI
Vorm van bot van kind = vorm van bot van volwassene.
Voorwaarde: groei in de lengte, breedte en remodellering