Samenvatting Cursus proefdierkunde – MDP –
BMO 3
Proefdierkunde Een multidisciplinair vakgebied met als doel een bijdragen
leveren aan de kwaliteit van het onderzoek en welzijn van de dieren. Een
dierproef is vergunningplichtig wanneer:
Gewerveld dier of koppotige betrokken is, maar ook zelfstandig voedende
larven, en foetale vormen van zoogdieren in laatste 3 e deel van
ontwikkeling
Proef wordt uitgevoerd voor wetenschappelijk of onderwijskundig doel
Het dier zal zekere maten van ongerief ervaren.
Postulaten van Koch Set van vier criteria opgesteld om aan te tonen dat een
specifiek M.O. de oorzaak is van een bepaalde ziekte door middel van
proefdieren.
1. M.O. moet in ongewoon grote hoeveelheden aanwezig zijn in alle gevallen
van de ziekte
2. Het M.O. moet geïsoleerd kunnen worden en verder gekweekt in zuivere
cultuur
3. Het gekweekte M.O. moet in een gezond proefdier dezelfde ziekte
veroorzaken.
4. Het M.O. moet opnieuw geïsoleerd kunnen worden uit het proefdier en
gelijk zijn aan de ziektekiem in het lichaam van patiënt.
Nederlandse wetgeving die regels stel voor het gebruik van dieren in
wetenschappelijk onderzoek. Ze houden de balans tussen wetenschappelijke
vooruitgang en dierenwelzijn, door alleen dierproeven toe te staan als die echt
nodig zijn.
Toestemming en vergunningen, alleen erkende instellingen mogen
dierproeven uitvoeren en elke proef moet vooraf goedgekeurd worden door
de DEC en de CCD.
Opgeleide onderzoekers, alleen personen met erkende certificaat mogen
dierproeven uitvoeren
Toepassing van de 3 V’s, vervanging, vermindering en verfijning
Soorten dieren, wet beschrijft welke diersoorten gebruikt mogen worden
Verbod op onnodig lijden, proefdieren mogen zo min mogelijk ongerief
ervaren.
Registratie en toezicht, elk jaar worden gegevens van dierproeven
gepubliceerd
Dierexperimentencommissie (DEC) beoordeeld of een voorgestelde dierproef
ethisch en wetenschappelijk verantwoordelijk is, of het onderzoek de 3 V’s
toepast en geeft advies aan de CCD over dierproef aanvraag.
Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) richt zich op bewaken van het dierenwelzijn
binnen instellingen die werken met proefdieren, met als doel ervoor zorgen dat
het op een ethisch verantwoorde manier gebeurd
Elke vergunninghouder heeft deze
Centrale Commissie Dierproeven (CCD) Beslist of een dierproef wel of niet
uitgevoerd mag worden op basis van: Noodzaak van de proef, wetenschappelijke
onderbouwing en toepassing van 3 V’s
Centrale landelijke instantie die bepaalt of een dierproef juridische en
ethisch goedgekeurd wordt.
, Geeft de vergunningen voor een dierproef
Instellingsvergunning en projectvergunningen appart
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) Controleerd en handhaaft of
de regels rondom dierproeven worden nageleefd en voert daarbij inspecties uit
bij instellingen die met proefdieren werken. Controleert of:
Dieren goed worden verzorgd
Proeven volgens de goedgekeurde protocollen verlopen
3 V’s worden toegepast.
Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) geeft onafhankelijk advies
aan de overheid, wetenschappers en instelling over hoe om te gaan met
dierproeven op een ethische, wetenschappelijk en maatschappelijk verantwoorde
manier.
Zichtbare verbetering tot stand te brengen gericht op de 3 V’s van
dierproeven en de ethische toetsing.
Proefdiergebruik minimaliseren
Intrinsieke waarde De eigenwaarde die het dier heeft als levens wezen, het
dier is meer dan object of middel, het heeft eigen bestaansrecht en verdient
respect ongeacht het nut voor de mens
Instrumentele waarde De waarde die het dier krijgt doordat het wordt ingezet
voor een bepaald doel in wetenschappelijk onderzoek.
Ongerief term die gebruikt wordt om aan te geven hoeveel pijn, stress, angst
of ander ongemak een proefdier ervaart als gevolg van een dierproef.
Licht ongerief, zoals een simpele injectie
Matige ongerief, zoals een kleine operatie met verdoving
Ernstig ongerief, zoals langdurige pijn, ziekte of stress
Terminaal, dier wordt aan het einde van het experiment geëuthanaseerd
Vervanging Dierproef mag alleen gedaan worden als je het beoogde resultaat
niet kunt bereiken via een wetenschappelijk verantwoordelijke methode waar je
geen dieren voor gebruikt.
Vermindering Beperk het aantal dieren dat je gebruikt tot het minimum zonder
dat de doelstelling van je proef in het gedrang komt
Verfijning beperkt het aantal ongerief dat het dier ervaart door een goede
huisvestingen, verzorging en een goede methode.
Vijf vrijheden:
1. Vrijheid van honger en dorst: dier beschikt tot vers water en geschikt voer
2. Vrijheid van ongemak: dieren hebben geschikte omgeving en rustplaats
3. Vrijheid van pijn, wonden en ziekte: ziekte en pijn worden voorkomen en zo
nodig zijn diagnose en behandeling binnen handbereik
4. Vrijheid van normaal gedrag te vertonen: dieren hebben genoeg ruimte en
juiste verrijkingen. Bij sociale dieren gezelschap van eigen soort
5. Vrijheid van angst en leed: dieren bevinden zich in omgeving waarbij
mentale leed wordt voorkomen
Humane eindpunten De eerste indicatie in een dierexperiment van potentiële
pijn of ongerief, dat binnen de context van de te behalen wetenschappelijke
eindpunten, gebruik kan worden voor het ondernemen van acties, zoals humaan
doden van het dier of het wegnemen van verlichting van de pijnlijke of stressvolle
procedure
BMO 3
Proefdierkunde Een multidisciplinair vakgebied met als doel een bijdragen
leveren aan de kwaliteit van het onderzoek en welzijn van de dieren. Een
dierproef is vergunningplichtig wanneer:
Gewerveld dier of koppotige betrokken is, maar ook zelfstandig voedende
larven, en foetale vormen van zoogdieren in laatste 3 e deel van
ontwikkeling
Proef wordt uitgevoerd voor wetenschappelijk of onderwijskundig doel
Het dier zal zekere maten van ongerief ervaren.
Postulaten van Koch Set van vier criteria opgesteld om aan te tonen dat een
specifiek M.O. de oorzaak is van een bepaalde ziekte door middel van
proefdieren.
1. M.O. moet in ongewoon grote hoeveelheden aanwezig zijn in alle gevallen
van de ziekte
2. Het M.O. moet geïsoleerd kunnen worden en verder gekweekt in zuivere
cultuur
3. Het gekweekte M.O. moet in een gezond proefdier dezelfde ziekte
veroorzaken.
4. Het M.O. moet opnieuw geïsoleerd kunnen worden uit het proefdier en
gelijk zijn aan de ziektekiem in het lichaam van patiënt.
Nederlandse wetgeving die regels stel voor het gebruik van dieren in
wetenschappelijk onderzoek. Ze houden de balans tussen wetenschappelijke
vooruitgang en dierenwelzijn, door alleen dierproeven toe te staan als die echt
nodig zijn.
Toestemming en vergunningen, alleen erkende instellingen mogen
dierproeven uitvoeren en elke proef moet vooraf goedgekeurd worden door
de DEC en de CCD.
Opgeleide onderzoekers, alleen personen met erkende certificaat mogen
dierproeven uitvoeren
Toepassing van de 3 V’s, vervanging, vermindering en verfijning
Soorten dieren, wet beschrijft welke diersoorten gebruikt mogen worden
Verbod op onnodig lijden, proefdieren mogen zo min mogelijk ongerief
ervaren.
Registratie en toezicht, elk jaar worden gegevens van dierproeven
gepubliceerd
Dierexperimentencommissie (DEC) beoordeeld of een voorgestelde dierproef
ethisch en wetenschappelijk verantwoordelijk is, of het onderzoek de 3 V’s
toepast en geeft advies aan de CCD over dierproef aanvraag.
Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) richt zich op bewaken van het dierenwelzijn
binnen instellingen die werken met proefdieren, met als doel ervoor zorgen dat
het op een ethisch verantwoorde manier gebeurd
Elke vergunninghouder heeft deze
Centrale Commissie Dierproeven (CCD) Beslist of een dierproef wel of niet
uitgevoerd mag worden op basis van: Noodzaak van de proef, wetenschappelijke
onderbouwing en toepassing van 3 V’s
Centrale landelijke instantie die bepaalt of een dierproef juridische en
ethisch goedgekeurd wordt.
, Geeft de vergunningen voor een dierproef
Instellingsvergunning en projectvergunningen appart
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) Controleerd en handhaaft of
de regels rondom dierproeven worden nageleefd en voert daarbij inspecties uit
bij instellingen die met proefdieren werken. Controleert of:
Dieren goed worden verzorgd
Proeven volgens de goedgekeurde protocollen verlopen
3 V’s worden toegepast.
Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) geeft onafhankelijk advies
aan de overheid, wetenschappers en instelling over hoe om te gaan met
dierproeven op een ethische, wetenschappelijk en maatschappelijk verantwoorde
manier.
Zichtbare verbetering tot stand te brengen gericht op de 3 V’s van
dierproeven en de ethische toetsing.
Proefdiergebruik minimaliseren
Intrinsieke waarde De eigenwaarde die het dier heeft als levens wezen, het
dier is meer dan object of middel, het heeft eigen bestaansrecht en verdient
respect ongeacht het nut voor de mens
Instrumentele waarde De waarde die het dier krijgt doordat het wordt ingezet
voor een bepaald doel in wetenschappelijk onderzoek.
Ongerief term die gebruikt wordt om aan te geven hoeveel pijn, stress, angst
of ander ongemak een proefdier ervaart als gevolg van een dierproef.
Licht ongerief, zoals een simpele injectie
Matige ongerief, zoals een kleine operatie met verdoving
Ernstig ongerief, zoals langdurige pijn, ziekte of stress
Terminaal, dier wordt aan het einde van het experiment geëuthanaseerd
Vervanging Dierproef mag alleen gedaan worden als je het beoogde resultaat
niet kunt bereiken via een wetenschappelijk verantwoordelijke methode waar je
geen dieren voor gebruikt.
Vermindering Beperk het aantal dieren dat je gebruikt tot het minimum zonder
dat de doelstelling van je proef in het gedrang komt
Verfijning beperkt het aantal ongerief dat het dier ervaart door een goede
huisvestingen, verzorging en een goede methode.
Vijf vrijheden:
1. Vrijheid van honger en dorst: dier beschikt tot vers water en geschikt voer
2. Vrijheid van ongemak: dieren hebben geschikte omgeving en rustplaats
3. Vrijheid van pijn, wonden en ziekte: ziekte en pijn worden voorkomen en zo
nodig zijn diagnose en behandeling binnen handbereik
4. Vrijheid van normaal gedrag te vertonen: dieren hebben genoeg ruimte en
juiste verrijkingen. Bij sociale dieren gezelschap van eigen soort
5. Vrijheid van angst en leed: dieren bevinden zich in omgeving waarbij
mentale leed wordt voorkomen
Humane eindpunten De eerste indicatie in een dierexperiment van potentiële
pijn of ongerief, dat binnen de context van de te behalen wetenschappelijke
eindpunten, gebruik kan worden voor het ondernemen van acties, zoals humaan
doden van het dier of het wegnemen van verlichting van de pijnlijke of stressvolle
procedure