Kwaliteit van leven bij personen met gedrags- en emotionele problemen
H1: terminologie, classificatie en diagnostiek
Inhoudstafel:
1. inleiding
2. terminologie en definiëring
2.1 terminologie: gedrags-en emotionele problemen VS gedrags- en emotionele stoornissen
2.2 aandachtspunten bij definiëring
2.3 definiëring probleemgedrag
3. classificatie
3.1 klinisch-psychiatrisch classificatiesysteem
3.2 empirisch-statistische classificatiesysteem
4. diagnostiek
4.1 diagnostiek in enge en ruime zin
4.2 voor-en nadelen van het stellen van diagnose
1. inleiding
2. terminologie en definiëring
2.1 terminologie: gedrags-en emotionele problemen VS gedrags- en emotionele stoornissen
veel benamingen → gedrags-en emotionele problemen, stoornissen, probleemgedrag, opvoedingsproblemen,..
→ in praktijk veel door elkaar gebruikt MAAR geen synoniemen van elkaar
→ orde scheppen
gedrags- en emotionele PROBLEMEN = overkoepelende beschrijvende term voor alle kinderen én jongeren die
zich zichtbaar ongewoon of abnormaal gedrag of die zichtbaar ongewone of abnormale emoties vertonen, los
van de ernst, oorzaak, context
bv; storend gedrag (woedebuien) + emotionele problemen (angstig of depressief voelen) → probleemgedrag
zowel externaliserende problemen (storend voor omgeving: vechten, stelen) als internaliserende problemen
(storen voor kind zelf: angstig, ongelukkig voelen)
Onderscheid tussen:
• Lichte problemen
• Tijdelijke problemen
• Leeftijdsgebonden problemen
• Frequentie van problemen
• Contextgebonden problemen
, • Ernstige problemen (frequent, ernstig, niet-contextgebonden, chronisch en samen voorkomen van
problemen) → gedrags-en emotionele STOORNISSEN
alle gedrags- en emotionele stoornissen vallen dus onder de noemer ‘gedrag-en emotionele problemen’
(overkoepelende term), maar niet alle gedrag-en emotionele problemen zijn ernstig genoeg om als een
‘gedrags-en emotionele stoornis te worden genoemd
gedrags-en emotionele STOORNISSEN → geen ontwikkelingsstoornissen
ontwikkelingsstoornis = aandoening die bij kinderen een belemmering vormt voor de normale ontwikkeling
(bv; verstandelijke beperking, ADHD, autisme, leerstoornis,..)
→ vertraagd of verstoord verloop van normale ontwikkeling van kind in één of meer domeinen
→ vertonen vaak bijkomende gedrags-emotionele problemen (bv: kinderen met leerstoornis hebben meer kans
op bijkomende gedrags-emotionele problemen)
zowel gedrag-emotioneel PROBLEEM als gedrag-emotionele STOORNIS → geven indruk dat er iets mis is met
het kind → het probleem/stoornis zit in het kind
opvoedingsproblemen:
het pedagogische klimaat en de wijze waarop → medebepalend voor de wijze waarop kind zich zal gedragen
situaties waar pedagogische aanpak niet adequaat is afgestemd op de pedagogische noden/behoeften van
kind kunnen zich gedragsproblemen ontwikkelen → we spreken van OPVOEDINGSPROBLEMEN
→ het gaat hier om een ‘verstoord interactieproces’ → gedrags- en emotionele problemen bij het kind en/of
handelingsverlegenheid ouders (en ruimer betrokken bij opvoeding) → ‘VERONTRUSTENDE LEEFSITUATIE’ (VLS)
2.2 aandachtspunten bij definiëring
1. Geen eenduidige criteria want:
- een welbepaald kind
- die op een welbepaald moment in de tijd
- door welbepaalde personen uit de omgeving van het kind
- in een welbepaalde socio-economische en culturele context
- als storend, ongewenst of ongewoon worden genoemd
, 2. Alvorens gedrag als problematisch te noemen dienen we rekening te houden met volgende
elementen:
• ontwikkelingsperspectief: gedrag dat we op ene leeftijd als adequaat en aangepast beschouwen, is dat
op een andere leeftijd niet (huilen en woedebuien wordt bij kleuters beschreven als ‘horend gedrag’
terwijl dit bij kinderen van laatste jaar basisonderwijs niet getolereerd zou worden)
• continuümgedachte: storend gedrag bij kinderen met gedrag-en emotionele problemen komt ook voor
bij ‘normale’ kinderen
gedragingen kunnen op continuüm geplaatst worden naargelang hun ernst, intensiteit,.. → kinderen met
gedrags-en emotionele problemen merken we dat deze gedragingen frequenter, intenser, langduriger en in
verschillende situaties vertonen.
• context: gedrag van kinderen mogen we niet los van de situatie zien waarin het zich voordoet (kind heeft
in klas geen problemen maar thuis wel)
• informant: ouders weten niet welk gedrag op welke leeftijd voorkomt of mag verwacht worden. ze
schatten daarom het gedrag van hun kind verkeerd in en dus als ongepast voor die leeftijd (bv; ouders
denken dat hun kind problemen heeft terwijl het gewoon in zijn 'kleuterpuberteit' zit)
→ pedagogisch advies noodzakelijk (wanneer er niet tijdig wordt ingegrepen, ouders geen andere kijk krijgen →
op lange termijn kans op gedrags-en emotionele problemen)
2.3 definiëring probleemgedrag
= We spreken van probleemgedrag als ouders, leerkrachten en andere personen dit gedrag beschouwen als
strijdig met de door hen en de samenleving gehanteerde normen en regels en/of wanneer deskundigen dit
gedrag als problematisch beoordelen op basis van valide kenmerken inzake psychische (on)gezondheid.”
Twee vormen van probleemgedrag:
3. classificatie
Grote verscheidenheid aan problemen of stoornissen → nood aan ordening en indeling (op basis van gelijke
eigenschappen en onderlinge relaties)
classificatie = systematisch ordenen en groeperen van problemen obv gelijke eigenschappen en onderlinge
relaties
Communicatie, gemeenschappelijke taal: verstaan we hetzelfde? → belangrijk voor diagnose en behandeling
classificatie NIET hetzelfde als diagnostiek
, diagnostiek = gaat verder dan classificatie → niet alleen label geven maar ook → uitzoeken hoe ze zijn ontstaan,
welke ondersteuning nodig is en wat de prognose is
2 soorten classificatiesystemen:
1. klinisch-psychiatrisch classificatiesysteem
2. empirisch-statistische classificatiesysteem
1) 3.1 klinisch-psychiatrisch classificatiesysteem
Psychiatrische stoornissen volgens deze benadering = onafhankelijke en duidelijk afgelijnde ziekte-entiteiten,
met voor elke stoornis diagnostische en differentiaal diagnostische criteria
→Indien voldaan aan nodige criteria: stoornis classificeren
categoriaal : men heeft de stoornis of men heeft het niet
voorbeeld psychiatrisch classificatiesysteem: DSM (diagnostic and statistic Manual of Mental Disorders) (5de
editie) + ICD (International Classification of Diseases) → ontwikkelt door: de World Health Organization (11e
editie)
DSM = Systeem om problematieken van individuen te beschrijven en te classificeren in 'stoornis categorieën'
• Heel sterk vanuit medische denken (uiterlijk gedrag)
• diagnostische criteria = positief gescoord op criteria
+ differentiaal diagnostische criteria = criteria van andere stoornissen kan worden uitgesloten
→ diagnose kan worden gesteld
nieuw sinds DSM-5:
• Geen Romeins cijfer meer
• Drie grote delen:
1. uitleg over indeling/uitgangspunten
2. 22 domeinen met criteria
3. classificaties die nog niet zijn opgenomen (bv; internet gaming disorder) → nog meer wet inzichten nodig
• nieuwe namen (oppositionele opstandige stoornis ipv oppositionele opstandige gedragsstoornis)
• dimensionaal aspect (licht, matig, ernstig)
2 voorbeelden van 22 domeinen:
• Trauma-en stressor-gerelateerde stoornissen (met o.a. reactieve hechtingsstoornis, posttraumatische
stressstoornis,…)
• Disruptieve, impulsbeheersings-en andere gedragsstoornissen (oppositioneel- opstandige stoornis,
normverspreid-gedragsstoornis, periodiek explosieve stoornis, …)
H1: terminologie, classificatie en diagnostiek
Inhoudstafel:
1. inleiding
2. terminologie en definiëring
2.1 terminologie: gedrags-en emotionele problemen VS gedrags- en emotionele stoornissen
2.2 aandachtspunten bij definiëring
2.3 definiëring probleemgedrag
3. classificatie
3.1 klinisch-psychiatrisch classificatiesysteem
3.2 empirisch-statistische classificatiesysteem
4. diagnostiek
4.1 diagnostiek in enge en ruime zin
4.2 voor-en nadelen van het stellen van diagnose
1. inleiding
2. terminologie en definiëring
2.1 terminologie: gedrags-en emotionele problemen VS gedrags- en emotionele stoornissen
veel benamingen → gedrags-en emotionele problemen, stoornissen, probleemgedrag, opvoedingsproblemen,..
→ in praktijk veel door elkaar gebruikt MAAR geen synoniemen van elkaar
→ orde scheppen
gedrags- en emotionele PROBLEMEN = overkoepelende beschrijvende term voor alle kinderen én jongeren die
zich zichtbaar ongewoon of abnormaal gedrag of die zichtbaar ongewone of abnormale emoties vertonen, los
van de ernst, oorzaak, context
bv; storend gedrag (woedebuien) + emotionele problemen (angstig of depressief voelen) → probleemgedrag
zowel externaliserende problemen (storend voor omgeving: vechten, stelen) als internaliserende problemen
(storen voor kind zelf: angstig, ongelukkig voelen)
Onderscheid tussen:
• Lichte problemen
• Tijdelijke problemen
• Leeftijdsgebonden problemen
• Frequentie van problemen
• Contextgebonden problemen
, • Ernstige problemen (frequent, ernstig, niet-contextgebonden, chronisch en samen voorkomen van
problemen) → gedrags-en emotionele STOORNISSEN
alle gedrags- en emotionele stoornissen vallen dus onder de noemer ‘gedrag-en emotionele problemen’
(overkoepelende term), maar niet alle gedrag-en emotionele problemen zijn ernstig genoeg om als een
‘gedrags-en emotionele stoornis te worden genoemd
gedrags-en emotionele STOORNISSEN → geen ontwikkelingsstoornissen
ontwikkelingsstoornis = aandoening die bij kinderen een belemmering vormt voor de normale ontwikkeling
(bv; verstandelijke beperking, ADHD, autisme, leerstoornis,..)
→ vertraagd of verstoord verloop van normale ontwikkeling van kind in één of meer domeinen
→ vertonen vaak bijkomende gedrags-emotionele problemen (bv: kinderen met leerstoornis hebben meer kans
op bijkomende gedrags-emotionele problemen)
zowel gedrag-emotioneel PROBLEEM als gedrag-emotionele STOORNIS → geven indruk dat er iets mis is met
het kind → het probleem/stoornis zit in het kind
opvoedingsproblemen:
het pedagogische klimaat en de wijze waarop → medebepalend voor de wijze waarop kind zich zal gedragen
situaties waar pedagogische aanpak niet adequaat is afgestemd op de pedagogische noden/behoeften van
kind kunnen zich gedragsproblemen ontwikkelen → we spreken van OPVOEDINGSPROBLEMEN
→ het gaat hier om een ‘verstoord interactieproces’ → gedrags- en emotionele problemen bij het kind en/of
handelingsverlegenheid ouders (en ruimer betrokken bij opvoeding) → ‘VERONTRUSTENDE LEEFSITUATIE’ (VLS)
2.2 aandachtspunten bij definiëring
1. Geen eenduidige criteria want:
- een welbepaald kind
- die op een welbepaald moment in de tijd
- door welbepaalde personen uit de omgeving van het kind
- in een welbepaalde socio-economische en culturele context
- als storend, ongewenst of ongewoon worden genoemd
, 2. Alvorens gedrag als problematisch te noemen dienen we rekening te houden met volgende
elementen:
• ontwikkelingsperspectief: gedrag dat we op ene leeftijd als adequaat en aangepast beschouwen, is dat
op een andere leeftijd niet (huilen en woedebuien wordt bij kleuters beschreven als ‘horend gedrag’
terwijl dit bij kinderen van laatste jaar basisonderwijs niet getolereerd zou worden)
• continuümgedachte: storend gedrag bij kinderen met gedrag-en emotionele problemen komt ook voor
bij ‘normale’ kinderen
gedragingen kunnen op continuüm geplaatst worden naargelang hun ernst, intensiteit,.. → kinderen met
gedrags-en emotionele problemen merken we dat deze gedragingen frequenter, intenser, langduriger en in
verschillende situaties vertonen.
• context: gedrag van kinderen mogen we niet los van de situatie zien waarin het zich voordoet (kind heeft
in klas geen problemen maar thuis wel)
• informant: ouders weten niet welk gedrag op welke leeftijd voorkomt of mag verwacht worden. ze
schatten daarom het gedrag van hun kind verkeerd in en dus als ongepast voor die leeftijd (bv; ouders
denken dat hun kind problemen heeft terwijl het gewoon in zijn 'kleuterpuberteit' zit)
→ pedagogisch advies noodzakelijk (wanneer er niet tijdig wordt ingegrepen, ouders geen andere kijk krijgen →
op lange termijn kans op gedrags-en emotionele problemen)
2.3 definiëring probleemgedrag
= We spreken van probleemgedrag als ouders, leerkrachten en andere personen dit gedrag beschouwen als
strijdig met de door hen en de samenleving gehanteerde normen en regels en/of wanneer deskundigen dit
gedrag als problematisch beoordelen op basis van valide kenmerken inzake psychische (on)gezondheid.”
Twee vormen van probleemgedrag:
3. classificatie
Grote verscheidenheid aan problemen of stoornissen → nood aan ordening en indeling (op basis van gelijke
eigenschappen en onderlinge relaties)
classificatie = systematisch ordenen en groeperen van problemen obv gelijke eigenschappen en onderlinge
relaties
Communicatie, gemeenschappelijke taal: verstaan we hetzelfde? → belangrijk voor diagnose en behandeling
classificatie NIET hetzelfde als diagnostiek
, diagnostiek = gaat verder dan classificatie → niet alleen label geven maar ook → uitzoeken hoe ze zijn ontstaan,
welke ondersteuning nodig is en wat de prognose is
2 soorten classificatiesystemen:
1. klinisch-psychiatrisch classificatiesysteem
2. empirisch-statistische classificatiesysteem
1) 3.1 klinisch-psychiatrisch classificatiesysteem
Psychiatrische stoornissen volgens deze benadering = onafhankelijke en duidelijk afgelijnde ziekte-entiteiten,
met voor elke stoornis diagnostische en differentiaal diagnostische criteria
→Indien voldaan aan nodige criteria: stoornis classificeren
categoriaal : men heeft de stoornis of men heeft het niet
voorbeeld psychiatrisch classificatiesysteem: DSM (diagnostic and statistic Manual of Mental Disorders) (5de
editie) + ICD (International Classification of Diseases) → ontwikkelt door: de World Health Organization (11e
editie)
DSM = Systeem om problematieken van individuen te beschrijven en te classificeren in 'stoornis categorieën'
• Heel sterk vanuit medische denken (uiterlijk gedrag)
• diagnostische criteria = positief gescoord op criteria
+ differentiaal diagnostische criteria = criteria van andere stoornissen kan worden uitgesloten
→ diagnose kan worden gesteld
nieuw sinds DSM-5:
• Geen Romeins cijfer meer
• Drie grote delen:
1. uitleg over indeling/uitgangspunten
2. 22 domeinen met criteria
3. classificaties die nog niet zijn opgenomen (bv; internet gaming disorder) → nog meer wet inzichten nodig
• nieuwe namen (oppositionele opstandige stoornis ipv oppositionele opstandige gedragsstoornis)
• dimensionaal aspect (licht, matig, ernstig)
2 voorbeelden van 22 domeinen:
• Trauma-en stressor-gerelateerde stoornissen (met o.a. reactieve hechtingsstoornis, posttraumatische
stressstoornis,…)
• Disruptieve, impulsbeheersings-en andere gedragsstoornissen (oppositioneel- opstandige stoornis,
normverspreid-gedragsstoornis, periodiek explosieve stoornis, …)