Mycologie & Virologie ML3 Mycologie
1 Algemeen
1.1 Inleiding
Fungus = alle eukaryote, spoorvormende organismen zonder chlorofyl
- Vermenigingvuldiging = (on)geslachtelijk
- Voeding = via absorptie na extracellulaire vertering
1.2 Voorkomen
Voorkomen : Voornamelijk land-organismen, mr ook in zoet/zout water
Symbiose : ¾ v/d planten vormen symbiose met fungi rond hun wortels
1.3 Belang
Mineralisatie = afbraak complexe organische materialen + omzetting in anorganische
componenten (P, N, C, …)
- Samen met andere m.o. zoals bacteriën
Fermentatie : Fungi + gisten (= eencellige fungi) worden gebruikt tijdens industriële processen
- Bvb. Brood, wijn, bier, soja saus, kaas, geneesmiddelen …
Onderzoek : Saccgaromyces cerevisiae (= bakkersgist)
1.4 Structuur
Thallus = lichaam of vegetatieve structuur
- Afmetingen varieren
Chitine = in celwand
= zeer sterk + flexiebele polysaccharide hermetische afsluiting
Gist = eencellige fungus
: Vermenigvuldiging
1. Ongeslachtelijk via knopvorming of splitsing
2. Geslachtelijk via sporenvorming
: Uitzicht = groter dan bacteriën + bolvormig
- Bevatten klassieke eukaryote organellen
Schimmel = meercellige/filamenteuze fungus
: Bouwstenen
1. Hyfen
= lang vertakte filamenten + vormen een mycelium
Elk hyfe bevat cytoplasma + organellen
- In staat op zichzelf uit te groeien tot een nieuwe schimmel
2. Mycelium
Luchtmycelium = deel dat boven substraat uitsteekt, nr de lucht toe
- Staat in vr vermenigvuldiging + verspreiding
Substraatmycelium = deel dat in of op substraat vertakt
- Staat in vr opname nutriënten
3. Septa
= tussenschoten tussen verschillende hyfen
Poriën in septa zorgen vr transport + uitwisseling
!! Primitieve schimmels hebben dit niet + cytoplasma kan ongehinderd dr
mycelium stromen
- = coenocytisch
1
, Mycologie & Virologie ML3 Mycologie
Dimorfisme = veel fungi kunnen 2 vormen aannemen
1. Eéncellig (gist = Y)
2. Meercellig (schimmel = M)
: YM-shift afhankelijk v/ omstandigheden zoals beschikbaarheid nutriënten, T, …
: Dierlijk + menselijke pathogenen
- Gist = in gastheer
- Schimmel = in omgeving
: Plantpathogenen
- Gist = in omgeving
- Schimmel = in gastheer
1.5 Voeding & metabolisme
Groei = donkere, vochtige habitats maar ook waar ogranisch materiaal aanwezig is
Voeding : Fungi = saprofyten, dus leven van dood organisch materiaal
- Secretie hydrolytische enzymen + extracellulaire vertering via absorptie
Metabolisme : Chemoorganoheterotroof
: Meestal aëroob
: Gisten = facultatief anaëroob + doen aan fermentatie
: Obligaat anaëroben = in spijverteringsstelsel v/d koe
1.6 Reproductie
Vermenigvuldiging : Ongeslachetlijke bij gunstige omstandigheden
1. Splitsing in 2 evengrote dochtercellen
2. Knopvorming
Dochtercel snoert zich v/ moedercel af + is kleiner dan moedercel
3. Vorming ongeslachelijke sporen
a. Fragmentatie of spltsing v/e hyfe
= arthrosporen
b. Als de cellen omgeven worden dr een dikke wand voor ze afgesplitst
worden
= chlamydosporen
c. Als de spporen zich in een zakje ontwikkelen
= sporangiosporen
d. Als de sporen niet in een zakje gesloten zitten mr onstaan uit een
uiteinde v/e hyfe
= condidiosporen
e. Sporen die dr een vegetatieve hyfe via knopvorming gevormd worden
= blastosporen
: Geslachtelijk als twee compatiebel kernen versmelten
1. Homothallisch
= sommmigen kunnen zichzelf bevruchten + produceren geslachtelijke
compatiebel gameten op hetzelfde mycelium
2. Heterothallisch
= uitwisseling tss verschillende mr geschlachtelijk compatiebel mycelia
: Kortdurend twee-kernig stadium = versmelting cytoplasma + 2 haploïde
kernen tot een duploïde zygote
Sporen = gevormd dr geslachtelijke voortplanting
- Heel klein + licht -> worden m/ lucht + wind meegenomen vr verspreiding fungi
- Indeling obv hiervan
2
1 Algemeen
1.1 Inleiding
Fungus = alle eukaryote, spoorvormende organismen zonder chlorofyl
- Vermenigingvuldiging = (on)geslachtelijk
- Voeding = via absorptie na extracellulaire vertering
1.2 Voorkomen
Voorkomen : Voornamelijk land-organismen, mr ook in zoet/zout water
Symbiose : ¾ v/d planten vormen symbiose met fungi rond hun wortels
1.3 Belang
Mineralisatie = afbraak complexe organische materialen + omzetting in anorganische
componenten (P, N, C, …)
- Samen met andere m.o. zoals bacteriën
Fermentatie : Fungi + gisten (= eencellige fungi) worden gebruikt tijdens industriële processen
- Bvb. Brood, wijn, bier, soja saus, kaas, geneesmiddelen …
Onderzoek : Saccgaromyces cerevisiae (= bakkersgist)
1.4 Structuur
Thallus = lichaam of vegetatieve structuur
- Afmetingen varieren
Chitine = in celwand
= zeer sterk + flexiebele polysaccharide hermetische afsluiting
Gist = eencellige fungus
: Vermenigvuldiging
1. Ongeslachtelijk via knopvorming of splitsing
2. Geslachtelijk via sporenvorming
: Uitzicht = groter dan bacteriën + bolvormig
- Bevatten klassieke eukaryote organellen
Schimmel = meercellige/filamenteuze fungus
: Bouwstenen
1. Hyfen
= lang vertakte filamenten + vormen een mycelium
Elk hyfe bevat cytoplasma + organellen
- In staat op zichzelf uit te groeien tot een nieuwe schimmel
2. Mycelium
Luchtmycelium = deel dat boven substraat uitsteekt, nr de lucht toe
- Staat in vr vermenigvuldiging + verspreiding
Substraatmycelium = deel dat in of op substraat vertakt
- Staat in vr opname nutriënten
3. Septa
= tussenschoten tussen verschillende hyfen
Poriën in septa zorgen vr transport + uitwisseling
!! Primitieve schimmels hebben dit niet + cytoplasma kan ongehinderd dr
mycelium stromen
- = coenocytisch
1
, Mycologie & Virologie ML3 Mycologie
Dimorfisme = veel fungi kunnen 2 vormen aannemen
1. Eéncellig (gist = Y)
2. Meercellig (schimmel = M)
: YM-shift afhankelijk v/ omstandigheden zoals beschikbaarheid nutriënten, T, …
: Dierlijk + menselijke pathogenen
- Gist = in gastheer
- Schimmel = in omgeving
: Plantpathogenen
- Gist = in omgeving
- Schimmel = in gastheer
1.5 Voeding & metabolisme
Groei = donkere, vochtige habitats maar ook waar ogranisch materiaal aanwezig is
Voeding : Fungi = saprofyten, dus leven van dood organisch materiaal
- Secretie hydrolytische enzymen + extracellulaire vertering via absorptie
Metabolisme : Chemoorganoheterotroof
: Meestal aëroob
: Gisten = facultatief anaëroob + doen aan fermentatie
: Obligaat anaëroben = in spijverteringsstelsel v/d koe
1.6 Reproductie
Vermenigvuldiging : Ongeslachetlijke bij gunstige omstandigheden
1. Splitsing in 2 evengrote dochtercellen
2. Knopvorming
Dochtercel snoert zich v/ moedercel af + is kleiner dan moedercel
3. Vorming ongeslachelijke sporen
a. Fragmentatie of spltsing v/e hyfe
= arthrosporen
b. Als de cellen omgeven worden dr een dikke wand voor ze afgesplitst
worden
= chlamydosporen
c. Als de spporen zich in een zakje ontwikkelen
= sporangiosporen
d. Als de sporen niet in een zakje gesloten zitten mr onstaan uit een
uiteinde v/e hyfe
= condidiosporen
e. Sporen die dr een vegetatieve hyfe via knopvorming gevormd worden
= blastosporen
: Geslachtelijk als twee compatiebel kernen versmelten
1. Homothallisch
= sommmigen kunnen zichzelf bevruchten + produceren geslachtelijke
compatiebel gameten op hetzelfde mycelium
2. Heterothallisch
= uitwisseling tss verschillende mr geschlachtelijk compatiebel mycelia
: Kortdurend twee-kernig stadium = versmelting cytoplasma + 2 haploïde
kernen tot een duploïde zygote
Sporen = gevormd dr geslachtelijke voortplanting
- Heel klein + licht -> worden m/ lucht + wind meegenomen vr verspreiding fungi
- Indeling obv hiervan
2