OG 1: Enkele begrippen met betrekking tot het objectieve recht
Oefening 1
“Echte juridische gedragsvoorschriften zijn normen waarvan van de overheidswege opgelegde, minstens van overheidswege erkende,
sancties verbonden zijn”
- Juist, om van een juridische norm te spreken,moet de norm door de overheid afdwingbaar zijn. Je moet weten dat er een
sanctie is als je het niet naleeft.
Oefening 2
a) Gemeen recht: recht dat geldt in alle omstandigheden, waarbij er geen uitzondering van toepassing is ( = lex generalis ). ( vb:
stoppen voor rood licht )
● Uitzonderingsrecht: bijzondere gevallen ( lex specialis ). ( vb: zelfverdediging )
➔ Gemeen recht geldt standaard wanneer er geen uitzonderingsrecht is ( lex specialis derogat legi generali ).
b) Casus 1:
● Art. 1728: gemeen recht ( huurovereenkomsten in het algemeen ).
● Art. 14: uitzonderingsrecht ( het gaat over een woninghuurdecreet -> is pas sinds 01-01-2019 ).
● Art. 5: uitzonderingsrecht ( het gaat over handelshuurwet ).
Casus 2:
● Art. 1647: gemeen recht ( toepassing koop verkoop ).
● Art. 1649quater: uitzonderingsrecht ( verkoop aan een consument ).
c) Om bescherming te bieden aan de zwakke groep ( bb: voorkomen dat je niet zomaar uit je woning wordt gezet ) -> anders
handelen in bijzondere omstandigheden.
Oefening 3
a) Definitie openbare orde:
● Belangen en normen die voor iedereen gelden/in het belang van de SL spelen ( p.953 codex ).
➔ Art 203 p786 (raakt de openbare orde)
➔ Hoe weet je wat de openbare raakt?
● Overspel is niet meer belangrijk voor de openbare orde.
b) Dwingend recht: niet van afwijken anders gesanctioneerd + beschermen zwakkere partij ( zie codex p.953 ).
c) Normen waarvan je kan afwijken maar als je ze toepast zijn ze afdwingbaar ( vb: art. 1756 -> je kan ervan afwijken ).
d) Kun je uit de vaak tekst ( wet )
afleiden, rechtspraak of rechtsleer.
Oefening 4
a) Contra legemen (iets wat tegen de wet in gaat ) & wettig ( rechtsgeldig).
b) Consensualisme ( juridisch beginsel waar in staat het wil beginsel om tot een overeenkomst te komen ).
c) Ex tunc ( met terugwerkende kracht ).
Oefening 5
a) Kijken in de huurovereenkomst -> woninghuurdecreet ( p.885 art. 10 ovedracht ).
b) Verhuurder kan niet vrij bepalen wat er in het huurcontract wordt opgenomen, want moet zich aan de wetgeving houden (
p.877 ).
● Hypothese 1: je mag niet onderverhuren want staat niet huurovereenkomst maar je kunt contact opnemen met de
verhuurder.
● Hypothese: verhuurder zegt nee: verhuurder moet gegronde reden geven want wij zijn op stage ( alleen van
toepassing op stage ).
➔ VB gegronde reden: onderverhuurder heeft onmacht ( kan huur niet betalen ).
● Hypothese 4: het staat in de huurovereenkomst -> het mag.
, ● Hypothese 3: niks gezegd in de huurovereenkomst -> op het recht beroepen -> dat artikel toepassen.
Oefening 6
a)
Nietigheid Ontbinding
Problemen bij geldigheidsvoorwaarden van de handeling ( Beëindiging van de overeenkomst ( ex nunc, naar de
overeenkomst bestaat niet meer -> werkt ex tunc -> geacht nooit te toekomst ).
bestaan, terug in de tijd ).
Vb: auto terugkrijgen en geld teruggeven.
b) + c)
Absoluut Relatief
Geschonden regel is van openbare orde en hoofdzaak bescherming Schending dwingend recht ( art. 5.58 en 5.59 BW ).
algemeen belang.
Door iedereen ( rechter moet ) en altijd . Enkel door de beschermde partij en zo snel mogelijk (
in limine litis ( begin van het proces, voor jouw
argumenten ).
c) .
d) Ja, door de rechter, door akkoord van de partijen of door schriftelijke kennisgeving.
Oefening 7
Rechtshandeling: handeling die je stelt met het oog/wil op om rechtsgevolgen tot stand te brengen. Als er iets mis is ->
nietigheid.
● Art 5.27 BW ( tot stand koming tot rechtshandeling )
● 4 zaken:
➔ Toestemming ( vb: dronken een overeenkomst ).
➔ Bekwaamheid: ( vb: minderjarig ).
➔ Betaalbaar en veroorloofd voorwerp: ( vb: mensenhandel ).
➔ Geoorloofde oorzaak: ( vb: begiftiging oogmerk om niks terug te krijgen )
Rechtsfeit: feitelijk gegeven waaraan het recht automatisch gevolgen gaat verbinden, ongeacht of je het wilt of niet.
Oefening 8
a) Rechtsfeit zonder menselijk handelen ( het gebeurt ( = relevant ), geen wil en er zijn gevolgen ).
b) Irrelevant feit.
c) Rechtshandeling ( er is een wil ).
d) Rechtsfeit zonder menselijk handelen ( overlijden ).
Rechtshandeling = met wil voor gevolgen Rechtsfeit = zonder wil voor gevolgen
Eenzijdige rechtshandeling = een partij laat zijn wil kennen: Oncontroleerbare gebeurtenissen:
- Testament - Weer omstandigheden.
- Het nemen van vrijwillig ontslag/opzegging.
- Openbaar aanbod (geen mededelingsplicht).
Meerzijdige rechtshandeling = meerdere partijen laten hun wil Menselijke ervaringen:
kennen: - Geboorte, meerderjarig worden.
- Contract.
Constitutieve rechtshandelingen = brengt nieuwe rechtssubjecten Menselijke gedraging:
tot stand: - Veroorzaken van verkeersongeval
- Maken vn een vennootschap (maakt nieuwe rechtspersonen). (onrechtmatige daad).
Translatieve / overdragende rechtshandelingen = bestaand
rechtsobject gaat van subj1 naar subj2:
, - Koopovereenkomst.
Declaratieve rechtshandeling = aanduiden van bestaande rechten.
Extra ; daden van genot, daden van beheer en bestuur, daden van
beschikking.
OG 2: Rechtsgeschiedenis
Oefening 1
- Justinianus 6E: Verzamelwerk van het
gemaakte Romeinse recht ‘Corpus iuris civilis’
= codificatie.
- Invloed conflicten tussen Germanen en
Laat Romeinse periode
Romeinen.
● Germanen: gewoonterecht.
● Veroverde Romeinse populatie: heel
primitief wetgevingssysteem.
- Terug naar het lokaal recht en gewoonterecht (
ongeschreven ).
- Ius Commune 1100 n.C.
- Europa groeide in welvaart-> populatie groeide
● Had nood aan een meer verfijnde wet:
Justinianus wet systeem
Vroege Middeleeuwen ➔ Ius commune ( gewoonte recht).
- Naam is misleidend, want niet gedeeld in heel
Europa.
- Alleen het Rooms Christelijke gedeelte, bv niet
ih Orthodox gedeelte.
- Meer een gedeeld juridisch cultuur.
- Latijn stond centraal
- Herontdekken romeins recht: professors in de
rechten maakte van Romeins recht, common
law (= ius commune) -> mix van Romeins
recht en canoniek recht ( kerkerlijk recht ) en
lokaal recht = gedeelde rechtscultuur.
- 12-15e eeuw: centrum van privaatrecht bevindt
zich in Italië.
Late Middeleeuwen - Commentatoren ( commentaar op corpus
iuris civilis ) wouden recht bruikbaarder
maken.
● Bartolus
● Maakte distincties tussen:
1) Gewoonte recht.
2) Ius Proprium (eigen recht of
behoorlijk recht/bestuur).
3) Lokale wet.
- Glossatoren ( eerste onderwijzers Romeins
recht ) bijschrijven: basis voor Romeins recht:
● Wilden RR te begrijpen -> Ius commune
evolueerde heel de tijd.
Oefening 1
“Echte juridische gedragsvoorschriften zijn normen waarvan van de overheidswege opgelegde, minstens van overheidswege erkende,
sancties verbonden zijn”
- Juist, om van een juridische norm te spreken,moet de norm door de overheid afdwingbaar zijn. Je moet weten dat er een
sanctie is als je het niet naleeft.
Oefening 2
a) Gemeen recht: recht dat geldt in alle omstandigheden, waarbij er geen uitzondering van toepassing is ( = lex generalis ). ( vb:
stoppen voor rood licht )
● Uitzonderingsrecht: bijzondere gevallen ( lex specialis ). ( vb: zelfverdediging )
➔ Gemeen recht geldt standaard wanneer er geen uitzonderingsrecht is ( lex specialis derogat legi generali ).
b) Casus 1:
● Art. 1728: gemeen recht ( huurovereenkomsten in het algemeen ).
● Art. 14: uitzonderingsrecht ( het gaat over een woninghuurdecreet -> is pas sinds 01-01-2019 ).
● Art. 5: uitzonderingsrecht ( het gaat over handelshuurwet ).
Casus 2:
● Art. 1647: gemeen recht ( toepassing koop verkoop ).
● Art. 1649quater: uitzonderingsrecht ( verkoop aan een consument ).
c) Om bescherming te bieden aan de zwakke groep ( bb: voorkomen dat je niet zomaar uit je woning wordt gezet ) -> anders
handelen in bijzondere omstandigheden.
Oefening 3
a) Definitie openbare orde:
● Belangen en normen die voor iedereen gelden/in het belang van de SL spelen ( p.953 codex ).
➔ Art 203 p786 (raakt de openbare orde)
➔ Hoe weet je wat de openbare raakt?
● Overspel is niet meer belangrijk voor de openbare orde.
b) Dwingend recht: niet van afwijken anders gesanctioneerd + beschermen zwakkere partij ( zie codex p.953 ).
c) Normen waarvan je kan afwijken maar als je ze toepast zijn ze afdwingbaar ( vb: art. 1756 -> je kan ervan afwijken ).
d) Kun je uit de vaak tekst ( wet )
afleiden, rechtspraak of rechtsleer.
Oefening 4
a) Contra legemen (iets wat tegen de wet in gaat ) & wettig ( rechtsgeldig).
b) Consensualisme ( juridisch beginsel waar in staat het wil beginsel om tot een overeenkomst te komen ).
c) Ex tunc ( met terugwerkende kracht ).
Oefening 5
a) Kijken in de huurovereenkomst -> woninghuurdecreet ( p.885 art. 10 ovedracht ).
b) Verhuurder kan niet vrij bepalen wat er in het huurcontract wordt opgenomen, want moet zich aan de wetgeving houden (
p.877 ).
● Hypothese 1: je mag niet onderverhuren want staat niet huurovereenkomst maar je kunt contact opnemen met de
verhuurder.
● Hypothese: verhuurder zegt nee: verhuurder moet gegronde reden geven want wij zijn op stage ( alleen van
toepassing op stage ).
➔ VB gegronde reden: onderverhuurder heeft onmacht ( kan huur niet betalen ).
● Hypothese 4: het staat in de huurovereenkomst -> het mag.
, ● Hypothese 3: niks gezegd in de huurovereenkomst -> op het recht beroepen -> dat artikel toepassen.
Oefening 6
a)
Nietigheid Ontbinding
Problemen bij geldigheidsvoorwaarden van de handeling ( Beëindiging van de overeenkomst ( ex nunc, naar de
overeenkomst bestaat niet meer -> werkt ex tunc -> geacht nooit te toekomst ).
bestaan, terug in de tijd ).
Vb: auto terugkrijgen en geld teruggeven.
b) + c)
Absoluut Relatief
Geschonden regel is van openbare orde en hoofdzaak bescherming Schending dwingend recht ( art. 5.58 en 5.59 BW ).
algemeen belang.
Door iedereen ( rechter moet ) en altijd . Enkel door de beschermde partij en zo snel mogelijk (
in limine litis ( begin van het proces, voor jouw
argumenten ).
c) .
d) Ja, door de rechter, door akkoord van de partijen of door schriftelijke kennisgeving.
Oefening 7
Rechtshandeling: handeling die je stelt met het oog/wil op om rechtsgevolgen tot stand te brengen. Als er iets mis is ->
nietigheid.
● Art 5.27 BW ( tot stand koming tot rechtshandeling )
● 4 zaken:
➔ Toestemming ( vb: dronken een overeenkomst ).
➔ Bekwaamheid: ( vb: minderjarig ).
➔ Betaalbaar en veroorloofd voorwerp: ( vb: mensenhandel ).
➔ Geoorloofde oorzaak: ( vb: begiftiging oogmerk om niks terug te krijgen )
Rechtsfeit: feitelijk gegeven waaraan het recht automatisch gevolgen gaat verbinden, ongeacht of je het wilt of niet.
Oefening 8
a) Rechtsfeit zonder menselijk handelen ( het gebeurt ( = relevant ), geen wil en er zijn gevolgen ).
b) Irrelevant feit.
c) Rechtshandeling ( er is een wil ).
d) Rechtsfeit zonder menselijk handelen ( overlijden ).
Rechtshandeling = met wil voor gevolgen Rechtsfeit = zonder wil voor gevolgen
Eenzijdige rechtshandeling = een partij laat zijn wil kennen: Oncontroleerbare gebeurtenissen:
- Testament - Weer omstandigheden.
- Het nemen van vrijwillig ontslag/opzegging.
- Openbaar aanbod (geen mededelingsplicht).
Meerzijdige rechtshandeling = meerdere partijen laten hun wil Menselijke ervaringen:
kennen: - Geboorte, meerderjarig worden.
- Contract.
Constitutieve rechtshandelingen = brengt nieuwe rechtssubjecten Menselijke gedraging:
tot stand: - Veroorzaken van verkeersongeval
- Maken vn een vennootschap (maakt nieuwe rechtspersonen). (onrechtmatige daad).
Translatieve / overdragende rechtshandelingen = bestaand
rechtsobject gaat van subj1 naar subj2:
, - Koopovereenkomst.
Declaratieve rechtshandeling = aanduiden van bestaande rechten.
Extra ; daden van genot, daden van beheer en bestuur, daden van
beschikking.
OG 2: Rechtsgeschiedenis
Oefening 1
- Justinianus 6E: Verzamelwerk van het
gemaakte Romeinse recht ‘Corpus iuris civilis’
= codificatie.
- Invloed conflicten tussen Germanen en
Laat Romeinse periode
Romeinen.
● Germanen: gewoonterecht.
● Veroverde Romeinse populatie: heel
primitief wetgevingssysteem.
- Terug naar het lokaal recht en gewoonterecht (
ongeschreven ).
- Ius Commune 1100 n.C.
- Europa groeide in welvaart-> populatie groeide
● Had nood aan een meer verfijnde wet:
Justinianus wet systeem
Vroege Middeleeuwen ➔ Ius commune ( gewoonte recht).
- Naam is misleidend, want niet gedeeld in heel
Europa.
- Alleen het Rooms Christelijke gedeelte, bv niet
ih Orthodox gedeelte.
- Meer een gedeeld juridisch cultuur.
- Latijn stond centraal
- Herontdekken romeins recht: professors in de
rechten maakte van Romeins recht, common
law (= ius commune) -> mix van Romeins
recht en canoniek recht ( kerkerlijk recht ) en
lokaal recht = gedeelde rechtscultuur.
- 12-15e eeuw: centrum van privaatrecht bevindt
zich in Italië.
Late Middeleeuwen - Commentatoren ( commentaar op corpus
iuris civilis ) wouden recht bruikbaarder
maken.
● Bartolus
● Maakte distincties tussen:
1) Gewoonte recht.
2) Ius Proprium (eigen recht of
behoorlijk recht/bestuur).
3) Lokale wet.
- Glossatoren ( eerste onderwijzers Romeins
recht ) bijschrijven: basis voor Romeins recht:
● Wilden RR te begrijpen -> Ius commune
evolueerde heel de tijd.