1. Positivisme en Rechtspositivisme
Auguste Comte – vader positiv, (1798-1857), ‘Drie stadia van de mensheid’
1. Theologisch (religieus)
Mens verklaart de werkelijkheid door te verwijzen
stadium
Mens interpreteert het recht als gefundeerd in God:
naar (een) persoonlijke, concrete God(en). Goddelijke Wetten.
2. Metafysisch (filosofisch/abstract) stadium
Mens verklaart de werkelijkheid door te verwijzen Mens interpreteert het recht als gegrond in
naar onpersoonlijke, absolute/abstracte begrippen. absolute/abstracte beginselen: Natuurrecht.
3. Positivistisch (wetenschappelijk) stadium
Mens verklaart de werkelijkheid door te verwijzen Mens interpreteert het recht als gebaseerd op de
naar observeerbare, relatieve feiten. wil/macht van de feitelijke wetgever: Positief Recht.
1
,1. Positivisme en Rechtspositivisme
Positivisme = stroming in de filosofie die het gebied van het weten
beperkt tot wat met de zintuigen kan worden waargenomen/vastgesteld.
Rechtspositivisme = stroming in de rechtsfilosofie die het gebied van de
rechtswetenschap beperkt tot het zintuiglijk waarneembare/vaststelbare.
Positief recht = onderwerp van de positivistische rechtswetenschap, te
weten: recht dat door mensen, i.h.b. de staat/gemeenschap, is gesteld of
erkend en dat op vastgestelde wetten of gewoonten berust.
≠ Natuurrechttheorie: rechtsfilosofische stroming die het gebied van de
rechtsleer uitbreidt tot het bovenzinnelijke en die het natuurrecht als ideaal
beschouwd, een universeel recht dat niet door mensen is gemaakt maar aan
de natuur wordt ontleend.
2
, 1. Positivisme en Rechtspositivisme
Het Rechtspositivisme gaat uit, in tegenstelling tot de Natuurrechttheorie,
van de volgende stellingen:
Rechtsgeldigheid is afhankelijk van sociale feiten:
bevelen afkomstig van een soeverein, regels ontstaan uit gewoonten
Recht en moraal zijn niet noodzakelijk verbonden:
recht en moraal komen soms overeen mr niet noodzakelijk ter vaststelling
van het positieve recht dat het ook inhoudelijk overeenstemt met de
moraal. De vraag ‘wat IS recht?’ is strikt gescheiden van ‘wat BEHOORT
recht te zijn?’
3
Auguste Comte – vader positiv, (1798-1857), ‘Drie stadia van de mensheid’
1. Theologisch (religieus)
Mens verklaart de werkelijkheid door te verwijzen
stadium
Mens interpreteert het recht als gefundeerd in God:
naar (een) persoonlijke, concrete God(en). Goddelijke Wetten.
2. Metafysisch (filosofisch/abstract) stadium
Mens verklaart de werkelijkheid door te verwijzen Mens interpreteert het recht als gegrond in
naar onpersoonlijke, absolute/abstracte begrippen. absolute/abstracte beginselen: Natuurrecht.
3. Positivistisch (wetenschappelijk) stadium
Mens verklaart de werkelijkheid door te verwijzen Mens interpreteert het recht als gebaseerd op de
naar observeerbare, relatieve feiten. wil/macht van de feitelijke wetgever: Positief Recht.
1
,1. Positivisme en Rechtspositivisme
Positivisme = stroming in de filosofie die het gebied van het weten
beperkt tot wat met de zintuigen kan worden waargenomen/vastgesteld.
Rechtspositivisme = stroming in de rechtsfilosofie die het gebied van de
rechtswetenschap beperkt tot het zintuiglijk waarneembare/vaststelbare.
Positief recht = onderwerp van de positivistische rechtswetenschap, te
weten: recht dat door mensen, i.h.b. de staat/gemeenschap, is gesteld of
erkend en dat op vastgestelde wetten of gewoonten berust.
≠ Natuurrechttheorie: rechtsfilosofische stroming die het gebied van de
rechtsleer uitbreidt tot het bovenzinnelijke en die het natuurrecht als ideaal
beschouwd, een universeel recht dat niet door mensen is gemaakt maar aan
de natuur wordt ontleend.
2
, 1. Positivisme en Rechtspositivisme
Het Rechtspositivisme gaat uit, in tegenstelling tot de Natuurrechttheorie,
van de volgende stellingen:
Rechtsgeldigheid is afhankelijk van sociale feiten:
bevelen afkomstig van een soeverein, regels ontstaan uit gewoonten
Recht en moraal zijn niet noodzakelijk verbonden:
recht en moraal komen soms overeen mr niet noodzakelijk ter vaststelling
van het positieve recht dat het ook inhoudelijk overeenstemt met de
moraal. De vraag ‘wat IS recht?’ is strikt gescheiden van ‘wat BEHOORT
recht te zijn?’
3