Topic 1: meten binnen de kinesitherapie
Introductie
Leerdoelen
1. Weten wat eigenschappen zijn van een bruikbaar meetinstrument
2. Weten wat het verschil is tussen betrouwbaarheid en validiteit en
hoe ze geralteerd zijn aan een meetfout
3. Weten wat de verschillende vormen van validiteit zijn en hoe ze zich
tot elkaar verhouden
Belang
Meten = weten: patiënten die vragen hoelang zal mijn revalidatie
duren? Via metingen kan je daar een antwoord op geven
Kwaliteitsbevordering
Bijsturen therapie op basis van onderzoek
Begrijpen en kritisch reflecteren op onderzoeksresultaten
Kinesitherapie
In de kinesitherapie wordt vaak gebruik gemaakt van toestellen
zoals een goniometer, krachttoestellen of andere motorische
testbatterijtjes
Voorbeeld een therapeut die in ziekenhuissetting werkt. Er is een
patiënt die een operatie moest ondergaan aan de knie. De patiënt
vertoont een verbetering van 12° flexie na de operatie.
Je zou je kunnen afvragen of dit een betekenisvolle
vooruitgang is van 12° is niet zoveel.
Je zou je ook kunnen afvragen of een andere therapeut
hetzelfde resultaat bekomt.
Definities
Grootste koepel = meettheorie
Alle metingen die bestaan
Vb. Fysische metingen (temperatuur, massa) als
fysiologische metingen (IQ, karaktertrekkingen)
Middelste koepel = psychometrie
Specifieke tak van de meettheorie die zich
bezichhoudt met psychologische metingen
Vb. IQ, karakter
Kleinste koepel = clinietrie
Specifieke tak binnen klinische setting
Vb. Ziekenhuis, arts, kinesitherapeut
Meeteigenschappen
, Enkele eenvoudige regels
Ken de grootheid van jouw meetinstrument (wat je meet): massa,
lengte, IQ, pijn
Ken de eenheid van jouw meetinstrument: cm, gram (sommige
hebben geen eenheid)
Ken de begrenzing van jouw meetinstrument: beduidende cijfers
Een goede meting
Wat is een goede meting?
COSMIN (consensus-based standaards for the selection of health
measurement instruments) is een instituut die zich bezighoudt met
eigenschappen van metingen
Volgens de COSMIN voldoet een goede meting aan 3 eigenschappen
1. Valide/ juist: gaat over de juistheid van een meting en niet de
nauwkeurigheid
2. Betrouwbaar/precies: gaat over de nauwkeurigheid van de
meting
3. Rensponsief: als de toestand van de patiënt verandert, moet de
meting ook veranderen
𝑋𝑜 = 𝑋 ± 𝜀
Hierboven zie je de formule van een goede meting
X0 = de observatie (je gebruikt een goniometer en je meet
130° flexie, dat is de observatie)
X = de echte waarde
Epsilon = de fout die we maken
Perfecte meetwaarde: X0 = X (geen meetfout)
Een goede meting wordt gekenmerkt door:
Minimale willekeurige meetfouten =
betrouwbaar
o Ontstaan door toevallige invloeden
(afleiding, vermoeidheid, omgeving)
o Zorgen ervoor dat meetresultaten variëren
o Als ze laag zijn, zijn de resultaten betrouwbaar
Vrij van systematische meetfouten = valide
o Systematiek = het consistent een afwijking hebben
o Kan gebeuren door een verkeerd meetinstrument of
telkens dezelfde interpretatiefout
o Als ze laag zijn is de meting valide
Het perfecte resultaat = LAAG, LAAG
Introductie
Leerdoelen
1. Weten wat eigenschappen zijn van een bruikbaar meetinstrument
2. Weten wat het verschil is tussen betrouwbaarheid en validiteit en
hoe ze geralteerd zijn aan een meetfout
3. Weten wat de verschillende vormen van validiteit zijn en hoe ze zich
tot elkaar verhouden
Belang
Meten = weten: patiënten die vragen hoelang zal mijn revalidatie
duren? Via metingen kan je daar een antwoord op geven
Kwaliteitsbevordering
Bijsturen therapie op basis van onderzoek
Begrijpen en kritisch reflecteren op onderzoeksresultaten
Kinesitherapie
In de kinesitherapie wordt vaak gebruik gemaakt van toestellen
zoals een goniometer, krachttoestellen of andere motorische
testbatterijtjes
Voorbeeld een therapeut die in ziekenhuissetting werkt. Er is een
patiënt die een operatie moest ondergaan aan de knie. De patiënt
vertoont een verbetering van 12° flexie na de operatie.
Je zou je kunnen afvragen of dit een betekenisvolle
vooruitgang is van 12° is niet zoveel.
Je zou je ook kunnen afvragen of een andere therapeut
hetzelfde resultaat bekomt.
Definities
Grootste koepel = meettheorie
Alle metingen die bestaan
Vb. Fysische metingen (temperatuur, massa) als
fysiologische metingen (IQ, karaktertrekkingen)
Middelste koepel = psychometrie
Specifieke tak van de meettheorie die zich
bezichhoudt met psychologische metingen
Vb. IQ, karakter
Kleinste koepel = clinietrie
Specifieke tak binnen klinische setting
Vb. Ziekenhuis, arts, kinesitherapeut
Meeteigenschappen
, Enkele eenvoudige regels
Ken de grootheid van jouw meetinstrument (wat je meet): massa,
lengte, IQ, pijn
Ken de eenheid van jouw meetinstrument: cm, gram (sommige
hebben geen eenheid)
Ken de begrenzing van jouw meetinstrument: beduidende cijfers
Een goede meting
Wat is een goede meting?
COSMIN (consensus-based standaards for the selection of health
measurement instruments) is een instituut die zich bezighoudt met
eigenschappen van metingen
Volgens de COSMIN voldoet een goede meting aan 3 eigenschappen
1. Valide/ juist: gaat over de juistheid van een meting en niet de
nauwkeurigheid
2. Betrouwbaar/precies: gaat over de nauwkeurigheid van de
meting
3. Rensponsief: als de toestand van de patiënt verandert, moet de
meting ook veranderen
𝑋𝑜 = 𝑋 ± 𝜀
Hierboven zie je de formule van een goede meting
X0 = de observatie (je gebruikt een goniometer en je meet
130° flexie, dat is de observatie)
X = de echte waarde
Epsilon = de fout die we maken
Perfecte meetwaarde: X0 = X (geen meetfout)
Een goede meting wordt gekenmerkt door:
Minimale willekeurige meetfouten =
betrouwbaar
o Ontstaan door toevallige invloeden
(afleiding, vermoeidheid, omgeving)
o Zorgen ervoor dat meetresultaten variëren
o Als ze laag zijn, zijn de resultaten betrouwbaar
Vrij van systematische meetfouten = valide
o Systematiek = het consistent een afwijking hebben
o Kan gebeuren door een verkeerd meetinstrument of
telkens dezelfde interpretatiefout
o Als ze laag zijn is de meting valide
Het perfecte resultaat = LAAG, LAAG