De student kan steriele handschoenen aantrekken en een steriel werkveld klaarmaken.
DATUM DICHT DROOG!
Zoek in de module van Skills-online onder hygiëne en infectiepreventie op hoe je
steriele handschoenen aan en uit trekt en hoe je een steriel werkveld maakt. Bekijk
tevens de bijbehorende filmpjes.
Het aantrekken van steriele handschoenen:
● Pas handhygiëne toe.
● Zorg ervoor dat je handen goed droog zijn.
● Controleer de maat, verpakking (niet nat of beschadigd), datum.
● Vouw de verpakking open (zoals die pincet).
●
● Maak de verpakking open en pak dat laatste flipje zoals de afbeelding.
●
● Doe het aan met je linkerduim en wijsvinger.
● Trek de handschoen omhoog via de binnenzijde en raak de buitenkant niet aan.
● Doe het nu aan bij de andere hand en raak de huid hierbij niet aan.
●
● Bij het uitdoen pak je de handschoen ongeveer rond de pols vast en haalt het uit.
(Raak de huid niet aan).
● De andere handschoen doe je uit door je vingers onder de handschoen te plaatsen
en dan uit te trekken (raak de buitenkant niet aan).
● Pas handhygiëne toe.
o Wat is contamineren ?
,Contamineren in de context van de zorg verwijst naar het onbedoeld overbrengen van
ziekteverwekkende organismen of schadelijke stoffen van het ene oppervlak naar het
andere, of van een persoon naar een ander object of persoon. Het kan ook verwijzen naar
het besmetten van een steriele omgeving met micro-organismen die infecties kunnen
veroorzaken. In de zorgomgeving is het voorkomen van contaminatie cruciaal om de
verspreiding van infecties te voorkomen en de veiligheid van patiënten en medisch
personeel te waarborgen.
Hoe je een steriel werkveld maakt en wat hierbij belangrijk is:
● Werkblad schoonmaken
● Controleer de maat, verpakking, datum.
● Verpakking openen.
●
● De andere verpakking openen via de hoekjes.
● RAAK JE HAAR NIET AAN EN LEG GEEN NIET STERIELE DINGEN OP HET
STERIELE WERKVELD!
Je maakt samen met de docent een steriel werkveld waarop de benodigdheden klaar
worden gelegd voor het intermitterend katheteriseren (eenmalige katheterisatie). Hierbij
benoemen jullie de stappen die hiervoor nodig zijn, beredeneren jullie het waarom.
Week 2:
,Screent een zorgvrager op mogelijke ondervoeding middels de SNAQ en BMI
berekening
De SNAQ =
BMI = Het is een maatstaf die wordt gebruikt om te beoordelen of iemand een gezond
gewicht heeft in verhouding tot zijn of haar lengte. De BMI wordt berekend door het gewicht
van een persoon in kilogram te delen door het kwadraat van zijn of haar lengte in meters
(BMI = gewicht / lengte^2).
1. BMI onder 18,5: Ondergewicht
2. BMI 18,5 tot 24,9: Gezond gewicht
3. BMI 25,0 tot 29,9: Overgewicht
4. BMI 30,0 of hoger: Obesitas
Vertelt een zorgvrager welke interventies mogelijk zijn bij een te laag of te hoog BMI
Bij een te laag BMI (ondergewicht):
1. Voedingsadvies en -ondersteuning:
● Werk samen met een diëtist om een voedingsplan op te stellen dat gericht is
op het verhogen van de calorie- en voedingsstoffeninname.
● Stimuleer de patiënt om voedingsmiddelen te consumeren die rijk zijn aan
calorieën en voedingsstoffen, zoals volle zuivelproducten, noten, avocado's,
volle granen, enzovoort.
● Moedig frequentere, kleinere maaltijden en snacks aan gedurende de dag.
2. Monitoren van de voortgang en het gewicht:
● Regelmatige weging en monitoring van de voedingsinname om de voortgang
te volgen.
● Identificeer eventuele obstakels of problemen die de voedingsinname kunnen
belemmeren en werk samen met het behandelteam om oplossingen te
vinden.
3. Psychosociale ondersteuning:
, ● Identificeer eventuele psychosociale factoren die bijdragen aan het
ondergewicht, zoals depressie, angst of sociale isolatie.
Bij een te hoog BMI (overgewicht of obesitas):
5. Dieet- en bewegingsadvies:
a. Bevorder een gezond dieet met een gebalanceerde inname van
macronutriënten (koolhydraten, eiwitten, vetten) en micronutriënten
(vitaminen en mineralen).
b. Moedig aan tot regelmatige lichaamsbeweging, zoals wandelen, zwemmen of
fietsen, afgestemd op de mogelijkheden en interesses van de patiënt.
c. Geef informatie over gezonde kooktechnieken en portiegrootte.
6. Gedragsverandering en motivatie:
a. Ondersteun de patiënt bij het stellen van realistische doelen voor
gewichtsverlies en het ontwikkelen van gezonde gewoonten op lange termijn.
b. Moedig zelfmonitoring aan, bijvoorbeeld het bijhouden van een
voedingsdagboek of het registreren van lichaamsbeweging.
7. Medische evaluatie en monitoring:
a. Beoordeel en monitor regelmatig de gezondheidstoestand van de patiënt,
inclusief het controleren van bloeddruk, bloedglucose, cholesterol en andere
relevante parameters.
Berekent hoe ver de neus-maagsonde ingebracht dient te worden met behulp van de
NEX+10
Brengt volgens protocol bij een zorgvrager (mede student) onder begeleiding van de
docent een neus-maagsonde in