Oogdruppel:
● Dubbele check + regel 5
Bloedglucosewaarde → normaal = 4-7 mmol
Controleer de datum!
Onderscheidt verschillende toedieningsvormen van medicatie;
Oraal (via de mond):
● Tabletten: Vaste vorm van medicatie die wordt ingeslikt.
● Capsules: Gelatineachtige omhulsels met vloeibare, poeder- of korrelige
medicatie erin.
● Vloeibare medicatie: Kan in de vorm van siropen, suspensies of oplossingen
zijn.
Parenteraal (buiten het maag-darmkanaal):
● Injecties: Medicatie wordt rechtstreeks in het lichaam geïnjecteerd, zoals
intramusculaire (in de spier), subcutane (onder de huid) of intraveneuze (in de
ader) injecties.
Rectaal (via de anus):
● Zetpillen
Topicaal (op de huid):
● Crèmes
● Zalven
● Pleisters
Inhalatie (via de luchtwegen):
● Inhalatoren: Medicatie in de vorm van aerosolen of poeders wordt
ingeademd.
● Vernevelaars: Vloeibare medicatie wordt omgezet in een fijne nevel voor
inademing.
Oftalmisch (via de ogen):
● Oogdruppels: Vloeibare medicatie voor de ogen.
● Oogzalven: Dikkere substanties voor de ogen.
Otic (via de oren):
● Oordruppels: Vloeibare medicatie voor de oren.
,Benoemt wat een voorbehouden handeling is;
Medische handelingen die risico's met zich meebrengen voor de gezondheid van de patiënt
en die daarom alleen mogen worden uitgevoerd door bevoegde professionals met de juiste
kwalificaties, zoals artsen of gespecialiseerde verpleegkundigen.
Farmacotherapeutisch kompas = uitleg over medicijnen.
Handboek parenteralia = uitleg hoe je het toepast.
Hypoglycemie = 3-
● Te veel insuline
● Te weinig eten
● In ernstige gevallen glucagon toedienen (arts waarschuwen)
● Duizeligheid
● Beven
● Wazig zien
● Bleekheid
● Zweten
● Moeheid
● Hoofdpijn
● Honger
● Wisselend humeur
Hyperglycemie = 8+
● Moe
● Dorst
● Droge tong
● Slaperigheid
● Vaak plassen
● Te weinig insuline
● Te veel eten
Oogdruppels toedienen:
● Ga achter de patiënt staan
● Onderste ooglid naar beneden trekken
● Pipet 2 cm afstand van het oog
● Druppels laten druppelen in roze gedeelte
● Vraag de patiënt de ogen te sluiten (1 min)
● Rechts links, boven en beneden bewegingen maken met gesloten ogen.
Week 2:
Heeft kennis van de plaatsen op het lichaam waar zich onderhuids lichaamsvet
bevindt die in aanmerking komen voor subcutane injectie
Subcutane injecties worden toegediend in het onderhuidse vetweefsel, dat zich net onder de
huid bevindt.
● Bovenarm: Injecties kunnen worden gegeven aan de achterkant of zijkant van de
bovenarm.
, ● Buik: Het gebied rond de navel is een veelgebruikte plek voor subcutane injecties.
Het wordt aanbevolen om minstens twee vingerbreedtes verwijderd van de navel te
injecteren.
● Bovenbeen: Het bovenste deel van de dij, aan de buitenkant, is een geschikte plek
voor subcutane injecties.
● Bil: Het bovenste buitenkwadrant van de bil is ook een optie, hoewel minder vaak
gebruikt dan andere gebieden.
Het is belangrijk om de injectieplaatsen af te wisselen om irritatie te verminderen en de
absorptie van medicatie te bevorderen.
Benoemt de mogelijke complicaties die zich voordoen indien een subcutane injectie
op een onjuiste plaats of met onjuiste naaldlengte geïnjecteerd wordt
● Pijn en Irritatie: Injecteren op een verkeerde plaats kan extra pijn en irritatie
veroorzaken op de injectieplaats.
● Onvoldoende Absorptie: De absorptie van het medicijn kan worden verminderd als
het niet wordt toegediend in het juiste onderhuidse vetweefsel. Dit kan de effectiviteit
van de behandeling verminderen.
● Onvoorspelbare Resorptiesnelheid: Injecteren op een onjuiste plaats kan resulteren
in een onvoorspelbare snelheid van medicijnresorptie, wat kan leiden tot variabiliteit
in de bloedspiegels van het medicijn.
● Vertraagde Werking: Sommige medicijnen zijn ontworpen om op een specifieke
plaats te worden toegediend voor een snelle en consistente werking.
● Lokale Reacties: Injecteren op een onjuiste plaats kan lokale reacties veroorzaken,
zoals zwelling, roodheid of jeuk op de injectieplaats.
● Infectie: Als de injectie niet steriel wordt uitgevoerd of als de injectieplaats niet goed
wordt schoongemaakt, kan dit leiden tot infectie op de injectieplaats.
● Onvoldoende Penetratie: Als de naald te kort is, kan deze mogelijk niet diep genoeg
doordringen in het onderhuidse vetweefsel, wat resulteert in onvoldoende absorptie
van het medicijn.
● Pijn en Irritatie: Een te korte naald kan leiden tot meer pijn en irritatie op de
injectieplaats, omdat het medicijn mogelijk te dicht bij het huidoppervlak wordt
afgegeven.
● Subcutane Lekkage: Een te korte naald kan resulteren in subcutane lekkage van het
medicijn, waarbij het medicijn niet goed wordt afgegeven in het onderhuidse
vetweefsel maar eerder tussen de huidlagen.
● Onbedoelde Intramusculaire Injectie: Als de naald te lang is, bestaat het risico dat
het medicijn per ongeluk in de spierlaag wordt geïnjecteerd in plaats van in het
onderhuidse vetweefsel.
● Bloeding: Een onjuiste naaldlengte kan leiden tot bloeding op de injectieplaats, vooral
als bloedvaten worden geraakt.
● Hematoom (bloeduitstorting): Te diepe penetratie kan leiden tot de vorming van een
hematoom op de injectieplaats.