Casus 1: Vernauwd of verstopt I
Wat is het mechanisme van Atherosclerose?
Ontstaan
Normale functies endotheel: antitrombose, moduleren vaatwand doormiddel van NO,
reguleren ontsteking, beïnvloeden groei van (spier)cellen.
De hypothese voor het ontstaan van atherosclerose is dat het een reactie is op endotheel
schade.
Atherosclerose kan versterkt worden door:
- Verhoogd LDL en verlaagd HDL is een versterker van atherosclerose. LDL zorgt
voor ROS en het breekt NO juist af. Hierdoor worden adhesiemoleculen
gestimuleerd maar ook pro-inflammatoire cytokinen en vasoconstrictie.
- Atherosclerose komt vaker bij hemodynamische verstoringen door bijvoorbeeld
veel vertakkingen van de bloedvaten en een turbulente bloedflow. Ook meer
plaques verhogen dus de kans op een plaque.
- Ontstekingen kunnen artherosclerose versterken omdat de eerste stap van
artherosclerose macrofagen infiltratie is.
- Een bacteriële infectie kan ook een rol spelen: micro organismes in de plaque
aangetroffen.
Verloop (verschillende stadia)
1. Schade aan het endotheel: door hyperlipidemie/hypercholesterolemie
(toegenomen ROS, mitochondriële schade), hypertensie, roken, toxines ect.
2. Endotheel dysfunctie: dit zorgt voor permeabiliteit, leukocyt adhesie en trombose.
3. Lipoproteïnen (voornamelijk ox-LDL door ROS uit
endotheelschade) accumulatie aan de wand.
4. Er komen adhesiemoleculen op het endotheel: monocyt
adhesie aan het endotheel, migreert naar de intima en
transformeert naar macrofaag d.m.v. MCSF (microphage
colony stimulating factor).
5. Plaatjesadhesie, geven samen met macrofagen en wandcellen
factoren af die zorgen voor gladde spiercel migratie.
6. Gladde spiercellen gaan vanuit de tunica media naar de
tunica intima. Macrofagen worden geactiveerd en zorgen voor
proliferatie van gladde spiercellen.
7. Macrofagen en gladde spiercellen nemen LDL op via
scavenger-receptoren en worden dan schuimcellen, ook wel
‘foam cellen’. Ophopende foam cellen vormen aan de
binnenkant van het vat een ‘fatty streak’.
Macrofagen produceren zelf ook ROS waardoor ze LDL
oxideren.
8. De schuimcellen hopen op en vormen een subendothele
plaque. Geactiveerde bloedplaatjes en schuimcellen geven
groeifactoren af (PDGF, FGF, TGF-alfa) die zorgen voor nog
meer gladde spiercellen en synthese van ECM.
9. De schuimcellen zorgen ook voor T-lymfocyten in de intima
wat leidt tot cytokinen en chronische ontsteking.
10. Uiteindelijk wordt een plaque gevormd verandert in een
atheroma en uiteindelijk een fibroatheroma (door dode en
stervende foamcellen).
Inflammatoire cellen in atheroma’s: afbraak van ECM waardoor een
instabiele plaque ontstaat.
Als de plaque groter wordt: binnenste cellen dood, calcium komt vrij
wat collageenvezelproductie vermindert.
• Stabiele plaque: fibreuze cap groot, lipide ophoping klein
• Gevoelige plaque: fibreuze cap kleiner, lipide ophoping
groot: scheurt gemakkelijker
Wat is het mechanisme van Atherosclerose?
Ontstaan
Normale functies endotheel: antitrombose, moduleren vaatwand doormiddel van NO,
reguleren ontsteking, beïnvloeden groei van (spier)cellen.
De hypothese voor het ontstaan van atherosclerose is dat het een reactie is op endotheel
schade.
Atherosclerose kan versterkt worden door:
- Verhoogd LDL en verlaagd HDL is een versterker van atherosclerose. LDL zorgt
voor ROS en het breekt NO juist af. Hierdoor worden adhesiemoleculen
gestimuleerd maar ook pro-inflammatoire cytokinen en vasoconstrictie.
- Atherosclerose komt vaker bij hemodynamische verstoringen door bijvoorbeeld
veel vertakkingen van de bloedvaten en een turbulente bloedflow. Ook meer
plaques verhogen dus de kans op een plaque.
- Ontstekingen kunnen artherosclerose versterken omdat de eerste stap van
artherosclerose macrofagen infiltratie is.
- Een bacteriële infectie kan ook een rol spelen: micro organismes in de plaque
aangetroffen.
Verloop (verschillende stadia)
1. Schade aan het endotheel: door hyperlipidemie/hypercholesterolemie
(toegenomen ROS, mitochondriële schade), hypertensie, roken, toxines ect.
2. Endotheel dysfunctie: dit zorgt voor permeabiliteit, leukocyt adhesie en trombose.
3. Lipoproteïnen (voornamelijk ox-LDL door ROS uit
endotheelschade) accumulatie aan de wand.
4. Er komen adhesiemoleculen op het endotheel: monocyt
adhesie aan het endotheel, migreert naar de intima en
transformeert naar macrofaag d.m.v. MCSF (microphage
colony stimulating factor).
5. Plaatjesadhesie, geven samen met macrofagen en wandcellen
factoren af die zorgen voor gladde spiercel migratie.
6. Gladde spiercellen gaan vanuit de tunica media naar de
tunica intima. Macrofagen worden geactiveerd en zorgen voor
proliferatie van gladde spiercellen.
7. Macrofagen en gladde spiercellen nemen LDL op via
scavenger-receptoren en worden dan schuimcellen, ook wel
‘foam cellen’. Ophopende foam cellen vormen aan de
binnenkant van het vat een ‘fatty streak’.
Macrofagen produceren zelf ook ROS waardoor ze LDL
oxideren.
8. De schuimcellen hopen op en vormen een subendothele
plaque. Geactiveerde bloedplaatjes en schuimcellen geven
groeifactoren af (PDGF, FGF, TGF-alfa) die zorgen voor nog
meer gladde spiercellen en synthese van ECM.
9. De schuimcellen zorgen ook voor T-lymfocyten in de intima
wat leidt tot cytokinen en chronische ontsteking.
10. Uiteindelijk wordt een plaque gevormd verandert in een
atheroma en uiteindelijk een fibroatheroma (door dode en
stervende foamcellen).
Inflammatoire cellen in atheroma’s: afbraak van ECM waardoor een
instabiele plaque ontstaat.
Als de plaque groter wordt: binnenste cellen dood, calcium komt vrij
wat collageenvezelproductie vermindert.
• Stabiele plaque: fibreuze cap groot, lipide ophoping klein
• Gevoelige plaque: fibreuze cap kleiner, lipide ophoping
groot: scheurt gemakkelijker