100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting alle stof Stofwisseling II

Rating
-
Sold
1
Pages
91
Uploaded on
13-07-2025
Written in
2022/2023

Samenvatting alle stof Stofwisseling II, uit 2023

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
July 13, 2025
Number of pages
91
Written in
2022/2023
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting Stofwisseling II
Hoorcollege 1:
- Diabetes
o Pathofysiologie
 Normaalwaarde glucose = 3,5-7,8 mmol/L
 Boven 7  betacel merkt het  insulineafgifte  in vena porta  zet in lever
glucose om in glycogeen en zorgt voor opname glucose in andere weefsels
 Glucosespiegel daalt  insulineconcentratie daalt  glucagonconcentratie gaat
omhoog (alphacellen)  glucoseconcentratie omhoog
o Locatie pancreas erg handig:
 Exocriene functie = afgifte verteringsenzymen aan dunne darm
 Endocriene functie = hormonen afgegeven aan poortader
 Dagelijkse glucosebehoefte = 200 gram per dag
o Uit suikers en complexe koolhydraten, via glycogenolyse en gluconeogenese
 Secretie van insuline neemt af bij hogere leeftijd
o Indeling
 Diagnose: bij twee nuchter glucoses van 7 of hoger of een niet-nuchter glucose van 11,1 of
hoger
 Voor het ontstaan zijn insulineresistentie en insulinedeficiëntie nodig
o Ontstaan door genetische factoren en exogene factoren
o Balans ertussen bepaalt of er wel of geen diabetes ontstaat
 Soorten:
 Type 1 = insuline deficiëntie (vaak op jonge leeftijd) = PRIMAIR
o Auto-immuunziekte: bètacellen gaan kapot door T-cellen en antistoffen
(GAD en ICA) nauwelijks tot geen insulineproductie
 Antistoffen kunnen gemeten worden (markers)
 Komt door HLA systeem met DR en DQ haplotypen in combinatie
met triggers zoals koemelk of een virusinfectie
o Toename resistentie  lijn resistentie kruist lijn deficiëntie  hyperglycemie
 behandeling  insulineresistentie neemt af  normoglycemisch 
honeymoonfase
o Suiker hoog  insuline  glucose omlaag  glucose alsnog teveel voor
resterende bètacellen  glucosetoxiciteit  levenslang insuline spuiten
o Klachten: afvallen, polyurie, polydipsie, vermoeidheid, recidiverende
infecties
 Vergrote kans op krijgen keto-acidose
o Diagnose: auto-antistofconcentratie of C-peptide concentratie meten
 C = connecting peptide  verbindt alpha en bètaketen van insuline
o Heeft bij kinderen een snellere klinische presentatie
o Remmen = lastig, maar eventueel immunosuppresiva
o Subtypes:
 LADA = lijkt op type II, alleen dan met antistoffen
 Vaak predispositie van HLA-DR en HLA-DQ
 PD1 blokkers of CTLA-4 blokkers  induceren
 Gebruikt bij immunotherapie tegen gemetastaseerd
melanoom en non-small cell carcinoom van de long
 Lokkeert receptoren die tumorcel kan aanmaken om liganden
op T-cel te activeren
 Verhoogd de kans op het ontwikkelen van een auto-
immuunziekte
 Vaak: DM type 1, hypofyseproblemen en
schildklierproblemen
 Type 2 = insulinebehoeftig = bètaceltekort +resistentie = PRIMAIR
o Ontstaat vaak op lagere leeftijd en bij hoog BMI

, o Vaak samen met metabole syndromen, zoals dyslipidemie en hypertensie
o Symptomen: dorst, polyurie, vermagering, puritus vulvae (oudere leeftijd),
recidiverende UWI, balanitis, mononeuropathie, neurogene pijnen,
sensibiliteitsstoornissen
o Behandeling = dieet, afvallen, tabletten, soms insuline
o Subtypen:
 Zwangerschap = door verandering hormonen
 Vaak op te lossen met een goed dieet
 Kind kan soms erg groot zijn bij glucose door de hoge
blootstelling aan glucose (niet gevaarlijk)
 Ketosis-prone diabetes (Flatbush) = vooral bij mensen uit West-
Afrika = kortdurend
 Secundaire diabetes
o Endocriene afwijking = acromegalie, Cushing, hyperthyreoïdie
 Bij genezing ziekte verdwijnt de diabetes vaak
o Destructie pancreas = pancreatitis of cystic fibrosis
o Virale infectie = rubella, hiv
o Medicatie-geïnduceerd = cortico (exogeen Cushing), immuunosuppressiva
(prednisone, tacrolimus), tyrosinekinaseremmers
 TKR gebruikt bij metastase, maar remmen soms ook insuline-
receptor  toename insulineresistentie
 Antipsychotica-geassocieerde diabetes  bindt in hypothalamus aan
histaminereceptor  eetlust niet te bedwingen  gewichtstoename -
 insulineresistentie
 Bètacelfunctie neemt af door binding antipsychoticum aan
serotonerge receptoren
 Overig:
o Somatische autosomale dominant overerfbare mutaties = MODY
 Meest voorkoend = MODY 2 en 3 (vooral op jonge leeftijd)
 MODY 2 = defect in glucokinase
 MODY 3 = defect in HNF 1 alpha
 Defect in productie van insuline + mutaties in ATP
afhankelijke kaliumkanaal (belangrijk bij secretie)
 Continue te laat een hoge glucoseconcentratie gemeten
 Bij de anderen een fout in insulineaanmaak na meten
o Mitochondriale mutaties
o APS = auto-immuun polyglandulair syndroom (1 en 2), bijvoorbeeld in
combinatie met ziekte van Addison of hypothyreoïdie
o Specifieke syndromen
 Syndroom van Wolfram (DIDMOAD) = diabetes insipidus, diabetes
mellitus, opticusatrofie, doofheid
o Klinische presentatie diabetes
 Kinderen:
 Relatief acuut met frequente ketoacidose bij eerste episode
 Speciaal:
o Jonger dan 6 maanden = congenitaal hypoinsulisme
o Asymptomatische hyperglycemie
 Volwassenen = langzame presentatie
 Laat type 1 of vroeg type 2 (of LADA)
o Casussen:
 Casus 1 = man, 40, polyurie, polydipsie, afvallen, partiële pancreasresectie
 Waarschijnlijk absoluut insulinetekort  sec. diabetes door destructie pancreas
 Casus 2 = vrouw, 60, blanco, slecht slapen, aangekomen, dunne/slappe benen, buffalo hump,
striae, geen kniebuigingen, BP 160/100, NA 136, K 3,4, creatinine 60, glucose 14,3
 Waarschijnlijk Cushing (teveel cortisol)

,  Casus 3 = vrouw, 30, vermoeidheid, glucose 10, geen andere klachten, moeder en broer
hebben TDM2 en zij heeft geen overgewicht
 Kan gedacht worden aan een MODY


Hoorcollege 2:
- Brownlee hypothese = door hyperglycemie komt er een overschot aan itermediairen vrij bij de
citroenzuurcyclus, die zorgen voor de chronische complicaties van diabetes
- Complicaties diabetes
o Acuut
 Hyperglycemie: ketoacedotisch coma (type 1) of niet-ketoacedotisch coma (type 2)
 Ketoacedotisch = ernstig insulinetekort  ontremming lipolyse met ketogenese 
ketoacidose
o Zorgt ook voor glucosurie, polyurie, verlies elektrolyten en vocht, prerenale
nierfunctiestoornis, bloeddrukdaling (en eventueel lactaatacidose)
 Niet-ketoacedotisch coma = hyperglycemie door insulinetekort  geen ontremming
lipolyse (genoeg insuline om dat te onderdrukken)  geen ketogenese  geen
ketoacidose maar wel glucosurie, polyurie, verlies vocht en elektrolyten  kan
zorgen voor lactaatacidose
o Vee plassen, dorst, dehydratie en soms koorts
o Therapie = vocht aanvullen, bewaken circulatie, bestrijden hyperglycemie,
bewaken elektrolyten en identificeren en bestrijden uitlokkende factor
 Hypoglycemie: mild of ernstig (hulp nodig, convulsie, coma, overlijden)
 Diabetische ketoacidose: pH < 7,3 (metabool), hyperglycemie, ketonurie = levensbedreigend
 Ontstaat door:
o Minder insuline: eerste manifestatie, niet of onvoldoende gespoten, defect in
insulinepomp
o Verhoogde behoefte: ontstekingsreactie, medicatie, eerste manifestatie
 Osmotische diurese (glucose > 60 mmol/L
 Wazig zien (hyperosmoliteit glasvocht  reactieafwijking), polyurie, polydipsie,
 Malaise, uitdroging + nierfunctiestoornissen, elektrolytstoornissen,
 Buikklachten door maagatonie (maag stil door hypergelcemie en ketoacidose)
o Chronisch
 Microvasculair:
 Cerebraal = ischemisch infarct, TIA
 Coronair = angina pectoris, acute hartdood, myocardinfarct
 Perifeer = claudication intermittens, diabetscihe voet
 Microvasculair:
 Retinopathie = beschadiging netvlies (geleidelijk)
o Bloedvaatjes rekken uit  cocht gaat lekken  hoopt op  meer lekken 
niet-proliferatieve diabetische retinopathie
o Kan ook schade aan netvlies geven doordat beschadigde bloedvaatjes niet
genoeg zuurstof geven  nieuwe bloedvaten gemaakt --. Slechte kwaliteit 
gaan lekken  proliferatieve diabetsiche retinopathie
o Vormen:
 Achtergrondsretinopathie = exsudatief (mild)
 Geen invloed op visus, maar wel gemonitord
 Micro-aneurysmata (pericyten ziek  minder goed)
 Harde exsudaten (eiwitten uit bloed slaan neer)
 Bloedingen
 Zachte exsudaten (tekenen ischemie = cotton wool spots)
 Prepoliferatieve retinopathie (doordat lege gebieden niet goed
worden doorbloed)
 Proliferatieve retinopatie
 Macula-afwijkingen (oedemateus of ischemisch)

, o Retinabloeding = wazig of afwezig gezichtsveld  fibrose  litteken
verschrompelt  trekt retina los  blindheid
o Behandeling = reguleren glucose
 Oppassen voor tijdelijke toename bij zeer snelle verbetering regulatie
en door hormonale veranderingen rondom zwangerschap
 Verder: laseren (stuk netvlies ook kapot), of injecteren anti-VEGF
(anti-groeihormoon vaten iedere 4-6 wkn), of vervangen glasvocht
 Nefropathie = verminderd GFR doordat mesangiale weefsel en glomerulaire
basaalmembraan toenemen + podoctyten van vorm veranderen  schade glomerulus
o Ingedeeld volgens K/DOQI-kwalificatie (GFR= mL/min/1,73 m2)
 Stadium 1 = hyperfiltratie = GFR > 90 + verhoogde eiwituitscheiding
 Stadium 2 = normale klaring = GFR 60-90 + verhoogde
eiwituitscheiding
 Stadium 3 = verminderde klaring = GFR 30-60
 Stadium 4 = nierfalen (preterminaal) = GFR 15-30
 Stadium 5 = nierfalen (terminaal) = GFR < 15
o Bij stadium 1 of 2 eigenlijk al ingrijpen  goede glucoseregulatie en
bloeddrukbehandeling door RAAS remming (SGLT 2 remmers)
 Neuropathie
o Polyneuropathie = begint in voeten, pas later gaan handen meedoen
 Verminderd gevoel, afwijkend gevoel, niet-functionele jeuk,
neuropathische pijn
 Sensibiliteit, spierinnervatie en autonome zenuwstelsel aangetast:
 Klauwtenen, zweetsecretie valt uit (Drogere huid,
makkelijkere wondjes), voet voelt warm aan (oppervlakkige
doorbloeding is toegenomen)
o Autonome neuropathie
 Motoriekstoornissen van darm en maag  sneller een vol gevoel
 Blaasontledigingsstoornissen  recidiverende UWI
 Erectiele dysfunctie
 Reactie op dalende plasmaglucosewaarde
 Voet  sneler wondjes aan voeten
o Mononeuropathie (door druk en/of microvasculaire hypoxie)
 Carpaal tunnelsyndroom, oogbewegingsstoornissen
 Diabetische voet:
o Vermidnerde sensibiliteit  patiënt voelt niet als ergens op staat
o Klauwtenen  gebied onder hoge druk
o Lage doorbloeding + klauwtenen  ulcus  grotere kans op infectie
o Behandeling:
 Infectie = antibiotica, debridement
 Doorbloedign = vaatchirurgische interventie
 Neuropathie = preventie, voetcontrole
 Drukplekken = goed schoeisel
 Diabetes = glucoseregulatie verbeteren
 Gecombineerd
 Anders:
 Limited joint mobility: AGE  cross-linking bindweefselmoleculen  kan handen
niet met palmen plat tegen elkaar aan voor zich houden
 Psychologische problemen, erectiele dysfunctie, verzekeringen, werk
 Predisponerende factoren
 Kans op orgaanschade hangt af van:
o Individuele gevoeligheid (genetische factoren, polymorfismen)
o Hyperglycemie (mate diabetesregulatie en de mate van veranderingen in
cellulair metabolisme en macromoleculen)
o Individuele versnelelnde factoren (hypergensie, hyperlipidemie)
$13.32
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
elisabethbrennan

Get to know the seller

Seller avatar
elisabethbrennan Universiteit Utrecht
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
2
Member since
5 months
Number of followers
0
Documents
3
Last sold
5 months ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions