100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting alle stof Circulatie II

Rating
-
Sold
1
Pages
66
Uploaded on
13-07-2025
Written in
2022/2023

Samenvatting van Circulatie II, in studiejaar

Institution
Module











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Module

Document information

Uploaded on
July 13, 2025
Number of pages
66
Written in
2022/2023
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting Circulatie II
Hoorcollege 1a
- Hemostase
o Endotheel beschadigd  trombocyten en stollingsfactoren zorgen voro dichting
 Hemostase = interactie tusse ntrombocyten, stollingsfactoren en componenten uit de
vaatwand  vorming hemostatische prop
 Fibrinolyse = afbraak van stolsels
o Verstoring hemolytische balans = verhoogde tromboseneiging of verhoogde bloedingsneiging
o Van bloeding tot trombose benodigdheden:
 Vasoconstrictie, trombocyten, stolling, antistolling, fibrinolyse, vaatwand, rheologie,
monocyten en erythrocyten
 In lab meetbaar = trombocyten, (anti)stollingsfactoren en fibrinolyse
o Componenten
 Vaatwand  beschadiging initieert vasoconstrictie
 Trombocyten  collageen komt vrij bij beschadiging  initeert trombocytenaggregatie op de
plek an beschadigindg  eerste stolse
 Wordtd primaire hemostase genoemd
 Stollingssystemen  eiwitten zorgen voro de vorming van fibrinestolsel
 Wordt secundaire hemostase genoemd
 Fibrinolyse  eiwitten zorgen voor de afbraak van het stolsel
 Intrinsieke remmers  remmende functie op alle bovenstaande stappen
o Stappenplan bij bloedvatbeschadiging
 Vasoconstrictie  voorkomt verlies van heel veel bloed
 Primaire hemostase
 Trombocyten hechten aan elkaar en aan het beschadigde oppervlak
 Bestaat uit trombocyten activatie, -adhesie en -aggregatie
o Adhesie en aggregatie zijn reacties op extracellulaire matrixeiwitten (zoals
collageen)
 Trombocyten veranderen van vorm en nestelen zich in de wond
 Secundaire hemostase:
 Stolsel dat in de primaire hemostase gevormd is, verstevigd met fibrinedraden
- Endotheel
o Endotheelcellen = binnenste oppervalk van het bloedvat (anticoagulant, want kunnen in principe geen
cellen aan blijven plakken)
o Afwijkingen:
 Symptomen: oppervlakkige bloedingen (blauew plekken of petechiën)
 Efelijk of verworven
 Lab testen van hemostase vaak normaal  afwijking vaatwand niet meetbaar
- Primaire hemostase
o Afwijkingen = trombocytopenie (te weinig trombocyten) of trombocytopathie (niet goed werkende
trombocyten)
o Trombocyten = platte, kernloze celfragmenten, die uit megakaryocyten in beenmerg oworden
gevormd onder invleod van trombopoietine (geproduceerd in lever)
 Leven ongeveer 10 dagen (8 mljard per uur gevormd)
 1 liter bloed bevat 150-450 miljard trombocyten
o Trombocytopenie oorzaken:
 Verkorte levensdur door verhooge afbraak
 Immuungemedieerd of niet-immuun gemedieerd
 Verminderde productie door megakaryocyten
 Veel oorzaken, zoals virusinfectie, beenmergproblemen, erfelijke afwijking, gebruik
van geneesmiddelen
 Toegenomen pooling in de milt, waarbij ze in de milt worden opgeslagen
o Trombocytenactivatie (zie afb)
 Trombocyt = celfragment at gemakkelijk geactiveerd kan worden

,  Activatieroutes = shear stress, ADP, epinefrine, collagen, trombone, tromboxaan
o Aggregatie en hechting (zie afb)
 Activatieroutes  intracellulaire Ca2+ verhoging  release van vasoactieve stoffen uit
blaasjes in trombocyt  eiwitten komen op buitenkant trombocyt  kan zichzelf en andere
trombocyten activeren
 Eiwitten op de buitenkant van trombocyt komen, zijn:
o GP Ia/Iia voor collageen  trombocyt kan hiermee aan beschadigde deel van
vaatwand hechten
o GP Ib/V/IX voor de vWf  trombocyt kan hiermee aan endotheel hechten,
zodat het kan remmen en zich steviger bindt
o GP Iib/IIIa voor fibrinogeen  trombocyt kan aan andere trombocyten
hechten
 Fouten in trombocytenfunctie (zie afb)
 Syndroom van Bernard-Soulier = probleem met GP Ib/V/IX  interactie met vWf
ontbreekt  trombocyt kan niet goed hechten aan het endotheel
 Morbus Glanzmann = GP Iia/Iib ontbreekt  trombocytenaggregatie gaat niet goed
 Von Willebrand factor
 Afwezigheid = problemen met stolling, vooral arterieel (hoge stroomsnelheid)
 Typen aandoeningen:
o Type 1 (70-80%)  lage concentratie functioneel normale vWF
o Type 2a (10-20%) = functioneel afwijkende vWf met toegenomen
gevoeligheid voor proteolyse
o Type 2B (5%) = functioneel afwijkende vWF met toegenomen affiniteit voor
trombocyten
o Type 2M (5%) = functioneel afwijkende vWf met verlaging van Rcf-
activiteit
o Type 2N (<5%) = functioneel afwijkende vWf met afgenomen activiteit voor
factor VIII
o Type 3 = (<5%) = absoluut afwezige vWf
 Bij subtypes 2A, 2B, 2M en 2N = DNA mutatie die zorgt voor een andere of
verminderde functie van vWf
o Labdiagnostiek
 Trobocytenaantal (ref waare = 150-450 miljard per liter)
 Trombocytenfunctie bepaald door
 Bepaling bloedingstijd: matig sensitief en specifiek
 Trombocytenaggregatietesten: zeer complex
 FACS = aanwezigheid van oopervlakte-eiwitten onderzoeken
 Concentratie en functie van vWf
 Genetisch onderzoek naar bepaalde erfelijke stollingsafwijkingen
- Secundaire hemostase
o Secundaire hemostase = stollingscascade (zie afb)
 Geactiveerd doordat TF (tissue factor) bindt aan fVII  FVIIa activeert fIX en FX
 Bij hoge concentratie TF-fVIIa met name fX geactiveerd, bij een lage met name fIx
 Fx en fIX door respectievelijk fV en fVIII geholpen tot het activeren van trombine
(fIIa)  zorgt ervoor dat oplosbaar fibrinogeen verandert in onoplosbaar fibrine
o Trombine zorgt ook voor de activatie van fXI  meer trombine
o Laboratoriumtesten
 Protrombinetijd (PT)
 Geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPPT)
 Aanwezige stollingsfactoren (II, V, VII, VIII, IX, X, XII, XIII)
o PT = tijd in seconden tussen aanwezigheid stollingsfactor VIIa tot factor Iia (trombine) ontstaat
 Zegt iets over de werking van de extrinsieke stollingsroute, bestaande uit fVII, fX, FV en fII
 Een tekort tot 50% = normaal
 Soms weergeven als ratio ten opzichte van normaal = INR
 Ddx bij verlengde PT:

, Tekort aan vitamine K afhankelijke factoren II, VII en X
o Vitamine K deficiëntie of orale anticoagulantia
 Tekort aan alle stollingsfactoren
o Verminderde aanmaak (ernstig leerlijden), verhoogd gebruik (diffuse
intravasale stolling), verlies (nefrotisch syndroom)
 Tekort aan éen of meer stollingsfactoren door erfelijke deficiËntie
 Remming van het stollingsproces door direct werkende anticoagulantia
o Geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT) (Zie afb)
 Ander deel van stollingscascade gemeten, bestaande uit fX, FV, FII, fXI, fIX en fVII
 Weergegeven in seconden  geeft werkign van intrinsieke stollingsroute weer
 DDx verlengde aPPT
 Gebrek aan stollingsfactoren fVIII, fIX, fX
 Remming van het stollingsproces door direct werkende anticoagulantie
o Heparine remt fXa fIIa met behulp van antitrombine
 Remming door pathologishce inhibitoren
o Lupus anticoagulans (LAC) die auto-antistoffen heeft tegen
fosfolipidecomplexen
 Deficiëntie van fXII, prekallikreïne en hoogmoleculair kininogeen
o Veroorzaken echter geen bloedingsneiging
o Verlengd PT en aPTT (zie afb omhoog en omlaag)
 Tekort aan functionele stollingsfactoren (X, V, II, fibrinogeen)
 Oorzaak elders (bloeding, lever deficiëntie)
 Gebruik vitamine K antagonist
- Tromboseneiging
o Trombose 2 vormen:
 Arteriële trombose = door atherosclerose (myocardinfarct, beroerte)
 Hoge druk  turbulentie  schade (vooral op plekken van bifurcaties)
 Veneuze trombo-embolie (VTE) = longembolie of DVT
o Veneuze trombo-embolie
 Trias van Virchow
 Factoren nodig voordat trombose kan ontstaan
o Stilstaan van het bloed (stase)
o Verandering van bloedsamenstelling (hypercoagulabiliteit)
o Beschadigingen van de vaatwand
 Endogene risicofactoren trombose (zie afb)
 Antistolling intrinsiek gereguleerd door antitrombine, proteïne C, proteïne S en TFPI
(tissue factor platelet inhibitor)
o Concentratie hiervan laag  tromboseneiging
o Antitrombine (AT) = belangrijkste plasmatische remmer van geactiveerde
stollingsfactoren
 Werkt op trombine (factor 2A)  vrij factor 10A geremd
 Effectiviteit versterkt door aanwezigheid van GAG, zoals
heparansulfaat (Gevonden op oppervlak endotheelcellen
(glycocalyx))
 Hetzelfde effect met heparine (UFH) of low molecular
weight heparin (LMWH)
 Heparine is een indirect werkend geneesmiddel  verkleint de kans
op trombose, beroerte en longembolie
o Proteïne C en S breken fV en fVIII af
 Zijn vitamine K afhankelijk
 Gebrek aan (goede werking van)  bij circa de helft van de
patiënten voor trobose voor 40e levnesjaar
 APC = geactiveerd proteïne C
o TFPI remt TF en fVIIa
 Andere factoren in associatie met tromboseneiging

, o APC resistentie / factor V Leiden (met name indien homozygoot)
 Patiënten met APC resistentie zijn minder gevoelig voor APC
 Door mutatie in fV (erfelijk)
o Cleavage site voor APC verandert  inactivatie van
fV door APC vertraagt  fV minder goed
afgebgroken  trombose langer actief  verhoogde
tromboseneiging
 3% van NL bevolking heterozygoot voor de mutatie, maar niet
iedereen daarvan krijgt trombose
o Aanwezigheid van anti-fosfolipidensyndroom  auto-antistoffen die een
verhoogd risico geven op trombose
 3 soorten:
 LAC
 Anticardiolipine
 Anti-bèta-2-glycoproteïne-1
 Syndromen zorgen paradoxaal voor een verhoogde aPTT (normaal
geïnterpreteerd als verhoogde bloedingsneiging, maar in dit geva
niet)
o Verhoging plasmaspiegels van stollingsfactoren
o Verhoogd homocysteïnegehalte
 Verworven risicofactoren veneuze trombose
 Immobilisatie, trauma, maligniteit, chirurgische ingreep, interne ziekte,
zwangerschap, vliegreis, ontsteking, roken, atherosclerose, hogere leeftijd, mannelijk
geslacht, obesitas
o D dimeer = afbraakproduct van fibrinedraden  aanwezigheid duidt op aanwezigheid van stolsels (in
het verleden) (Zie afb)
 Negatieve D-dimeer uitslag (<0,5 mg/L) sluit een VTE uit
 Kan ook verhoogd zijn door kanker, ouder worden of zwangerschap
o Is dus gevoelig, maar niet heel specifiek
o Interactie risicofactoren: trombose ontstaat vaak door combinatie risicofactoren
 2 of meer risicofactoren = vermenigvuldiging van risico
- Overzicht hemostase
o Stadium 1 = vasoconstrictie
 Treedt op bij beschadiging bloedvat
 Onstaat door lokaal vaatspasme van het vat en tromboxaan A2 (vasoconstrictor uit
trombocyten)
 Grotere geschadiging heeft een sterker vaatspasme (snijwond bloeddt meer dan grote
vaatruptuur)
o Stadium 2 = primaire hemostase
 Trombocytenadhesie
 Bij vaatwanddefect komt subendotheliaal collageen vrij  activeert trombocyten
 Via de GP-Ib receptor binden de trombocten cicrulerend vWf
 vWf bindt aan collageen (in vaatwand) en vormt een brugmolecuul tussen trombocyt
en collageen
 Via de GP-Ia receptor kan de trombocyt ook binden aan fibronectine, dat aan
collageen bindt
 Trombocytenactivatie
 Door de trombocytenactivatie komen uit de alfa- en dense granulae stoffen (o.a. ADP,
collageen, adrenaline en trombine) vrij die voor verdere activatie van trombocyten
zorgen
 Trombocytenaggregatie
 Trombocytenaggregatie leidt tot vormverandering
 Bij vomrmverandering treedt het flip-flop mechanisme in werking, zodat de
GP-Iib/IIIa receptor zich, na omkering van het membraan, aan het
trombocytoppervlak bevindt
$10.90
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
elisabethbrennan

Get to know the seller

Seller avatar
elisabethbrennan Universiteit Utrecht
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
2
Member since
5 months
Number of followers
0
Documents
3
Last sold
5 months ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their exams and reviewed by others who've used these revision notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No problem! You can straightaway pick a different document that better suits what you're after.

Pay as you like, start learning straight away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and smashed it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions