Bestuurskundig Onderzoek: een methodologische inleiding
1 Bestuurskundig onderzoek
Bestuurskunde is de wetenschap die de inrichting, werking en het functioneren van het openbaar
bestuur onderzoekt. Het is een interdisciplinaire wetenschap die kennis uit meerdere disciplines
combineert – of een multidisciplinaire wetenschap die kennis uit verschillende disciplines afwisselt.
1.1 Unieke kenmerken van bestuurskundig onderzoek
Kenobject: openbaar bestuur.
Wanneer onderzoekers de kennis, die ze verzamelen in hun onderzoek van de dagelijkse praktijk
(empirie) van het openbaar bestuur, omzetten in oplossingen en voorschriften, schakelen ze over van
een empirische werkwijze naar een normatieve.
Bestuurskunde heeft een beperkt eigen body of knowledge: het heeft weinig eigen (grote) theorieën
voortgebracht. Bestuurskunde is meer gericht op het vinden van oplossingen voor actuele
problemen, dan op het ontwikkelen van nieuwe of grote theorieën.
Fundamenteel onderzoek = onderzoek dat puur gericht is op theorievorming.
1.2 Bestuurskundig onderzoek en beleid
Bestuurskundig onderzoek kan zowel onderzoek van beleid inhouden, als onderzoek voor beleid zijn.
beleid betreft heir dan alle stadia van de beleidscyclus: agendavorming, ontwerp, besluitvorming,
uitvoering, evaluatie, terugkoppeling en eventuele beëindiging van beleid.
Als beleid het object is van bestuurskundig onderzoek, wordt gekeken naar beleid als instrument of
methode om bepaalde doelen te bereiken. De specifieke inhoud van dat beleid is dan minder
relevant.
Een beleidstheorie is het geheel van veronderstellingen die aan beleid ten grondslag liggen. Het
betreft de assumpties van beleidsmakers over de oorzaken en oplossingen van een bepaald
probleem. Wetenschappers kunnen beleidstheorieën opsporen, reconstrueren en vervolgens
beoordelen op volledigheid, consistentie en geldigheid.
1. Verzamel uitspraken van beleidsmakers over de achtergronden van het beleid.
2. Zoek in het verzamelde materiaal naar uitspraken waarin wordt uitgelegd waarom de
beleidsmakers menen dat het voorgestelde beleid een oplossing biedt (probleemperceptie).
Bijschrijf welke actoren en factoren een rol spelen in de beleidssector en het beleidsproces.
Indien informatie ontbreekt in de documenten, gebruik dan interviews om aanvullende
informatie te verkrijgen.
3. Schrijf veronderstelde relaties zo precies mogelijk uit. Er zijn drie soorten relaties die van
belang zijn:
a. Causale relaties: over oorzaken en gevolgen van het betreffende probleem en beleid;
b. Finale relaties: over de inzet van middelen en het bereiken van doelen; en
c. Normatieve relaties: over de relatie tussen politieke uitgangspunten en
(on)gewenste situaties.
4. Maak een schematische weergave van de logische volgorde waarin de onderscheiden relaties
zich tot elkaar verhouden.
5. Gebruik de argumentatiesleer om ontbrekende schakels in het relatieschema op te sporen en
in te vullen.
6. Beoordeel het geheel van veronderstellingen ook op praktische haalbaarheid
(implementatie). Let daarbij o.a. op het volgende:
1 Bestuurskundig onderzoek
Bestuurskunde is de wetenschap die de inrichting, werking en het functioneren van het openbaar
bestuur onderzoekt. Het is een interdisciplinaire wetenschap die kennis uit meerdere disciplines
combineert – of een multidisciplinaire wetenschap die kennis uit verschillende disciplines afwisselt.
1.1 Unieke kenmerken van bestuurskundig onderzoek
Kenobject: openbaar bestuur.
Wanneer onderzoekers de kennis, die ze verzamelen in hun onderzoek van de dagelijkse praktijk
(empirie) van het openbaar bestuur, omzetten in oplossingen en voorschriften, schakelen ze over van
een empirische werkwijze naar een normatieve.
Bestuurskunde heeft een beperkt eigen body of knowledge: het heeft weinig eigen (grote) theorieën
voortgebracht. Bestuurskunde is meer gericht op het vinden van oplossingen voor actuele
problemen, dan op het ontwikkelen van nieuwe of grote theorieën.
Fundamenteel onderzoek = onderzoek dat puur gericht is op theorievorming.
1.2 Bestuurskundig onderzoek en beleid
Bestuurskundig onderzoek kan zowel onderzoek van beleid inhouden, als onderzoek voor beleid zijn.
beleid betreft heir dan alle stadia van de beleidscyclus: agendavorming, ontwerp, besluitvorming,
uitvoering, evaluatie, terugkoppeling en eventuele beëindiging van beleid.
Als beleid het object is van bestuurskundig onderzoek, wordt gekeken naar beleid als instrument of
methode om bepaalde doelen te bereiken. De specifieke inhoud van dat beleid is dan minder
relevant.
Een beleidstheorie is het geheel van veronderstellingen die aan beleid ten grondslag liggen. Het
betreft de assumpties van beleidsmakers over de oorzaken en oplossingen van een bepaald
probleem. Wetenschappers kunnen beleidstheorieën opsporen, reconstrueren en vervolgens
beoordelen op volledigheid, consistentie en geldigheid.
1. Verzamel uitspraken van beleidsmakers over de achtergronden van het beleid.
2. Zoek in het verzamelde materiaal naar uitspraken waarin wordt uitgelegd waarom de
beleidsmakers menen dat het voorgestelde beleid een oplossing biedt (probleemperceptie).
Bijschrijf welke actoren en factoren een rol spelen in de beleidssector en het beleidsproces.
Indien informatie ontbreekt in de documenten, gebruik dan interviews om aanvullende
informatie te verkrijgen.
3. Schrijf veronderstelde relaties zo precies mogelijk uit. Er zijn drie soorten relaties die van
belang zijn:
a. Causale relaties: over oorzaken en gevolgen van het betreffende probleem en beleid;
b. Finale relaties: over de inzet van middelen en het bereiken van doelen; en
c. Normatieve relaties: over de relatie tussen politieke uitgangspunten en
(on)gewenste situaties.
4. Maak een schematische weergave van de logische volgorde waarin de onderscheiden relaties
zich tot elkaar verhouden.
5. Gebruik de argumentatiesleer om ontbrekende schakels in het relatieschema op te sporen en
in te vullen.
6. Beoordeel het geheel van veronderstellingen ook op praktische haalbaarheid
(implementatie). Let daarbij o.a. op het volgende: