Cellen en weefsels: semester 1
weefsels
HS01: Epthelen
1.1 Algemene kenmerken
term ‘epitheel’
= verwees oorspronkelijk naar zone van huid dichtbij (epi-) borst (thele)
= nu: weefsel dat het lichaamsoppervlak bedekt, holten en kanalen in het
lichaam aflijnt, en klieren vormt
epithelen: beschermen onderliggende weefsels tegen invloeden van buitenaf
bescherming door een bedekkend epitheel bijvoorbeeld: uit meerdere cellagen
bestaat en/of doordat een extra beschermend laagje (bv. hoornlaag) aanwezig is
ondoordringbaarheid van een epitheel wordt gewaarborgd door stevige
intercellulaire verbindingen
epithelen staan rechtstreeks in contact met de buitenwereld zijn
gespecialiseerd om de uitwisseling van stoffen met de omgeving tot een goed
einde te brengen
epitheelweefsel bekijken
in de lichtmicroscoop: we zien nauw aansluitende laag van dicht
opeengepakte cellen
= te verklaren doordat in epithelen extreem lage hoeveelheden
extracellulaire matrix voorkomen
in de elektronenmicroscoop: we zien zeer nauwe spleten (20-50nm)
gevuld met interstitiële vloeistof, waarin diffusie kan plaatsvinden (zodat
alle cellen van de nodige voedingsstoffen worden voorzien en afvalstoffen
kunnen worden afgevoerd)
= !belangrijk in epitheelweefsel komen geen bloedvaten voor, alles
moet vanuit haarvaatjes (in onderliggend bindweefsel) via diffuse naar
epitheelcellen
epithelen rusten op een basale membraan voedingsstoffen moeten ook door
deze basale membraan diffunderen
Naast bedekkende epithelen, ook klierepitheel
= voorbeeldje van ééncellige klier = slijmbekercellen in het epitheel van de darm
= kliercellen kunnen zich ook verenigen tot meercellige klieren
epithelen = het eerste contact met de buitenwereld DUS gespecialiseerde
epithelen voor onze zintuigen en weefsels met epitheelkarakteristieken
epitheelcellen zijn vaak aan fysische of chemische beschadiging zijn
blootgesteld
= Om cellen te vervangen zullen epitheelcellen regelmatig het proces van
celdeling doorlopen
= de delende cellen zitten meestal ver weg van mogelijke beschadigingen (in
,stamcelniches)
1.2 de epitheelcel
- 1.2.1 Cytoskelet: keratine
alle epitheelcellen in vertebraten produceren keratineeiwitten produceren
in éénlagig epitheel vooral basische K8 terugvinden samen met het zure
K18
in meerlagige epithelen voornamelijk K10 tot expressie gebracht wordt
Keratine-eiwitten zijn in staat om intermediaire filamenten (de
keratinefilamenten) te vormen
= vervullen tal van functies, belangrijkste 2:
rol in keratinisering
rol in verhoorning
Keratine-filamenten bepalen voor het grootste deel de morfologie van het
cytoskelet en kunnen op hun beurt verenigen tot tonofilament bundels met
verschillende diameter
- 1.2.2 Celpolariteit en celdomeinspecificaties
alle epitheelcellen = gepolariseerd
= hebben ‘vrij’ apicaal domein, een lateraal domein en een basaal domein
laterale en basale domein => functioneel gelijkaardige kenmerken=>
‘basolateraal domein’
De verschillende celdomeinen zijn functioneel verschillend => zullen
specifieke structurele en moleculaire kenmerken vertonen
waar zonula occludens (tight junctions) voorkomen => het apicale domein
wordt van het basolaterale domein gescheiden
ter hoogte van het apicale domein => verschillende eiwitten, belangrijk voor
uitwisseling van water, elektrolieten en moleculen met de omgeving
Daarnaast ook in bepaalde organen structurele oppervlaktespecialisaties
terugvinden
microvilli
cilia (trilharen)
stereocilia
= noodzakelijk voor de functie van cel in het orgaan
Laterale domeinen = verbonden met elkaar door verschillende celverbindingen
(= celjuncties)
, ter hoogte van desmosomen (macula adhaerens) = specifieke
transmembranaire cel adhesie moleculen (Cell Adhesion Molecules; CAMs) die in
de intercellulaire ruimte aan elkaar binden
Ter hoogte van het cytoplasma van naastliggende cellen = hechtingsplaten
(attachment plaques, desmosome plaques), verbonden met de
keratinefilamenten
=> epithelen zullen een stevig geheel vormen
Het basale celdomein = gericht naar een structuur die in lichtmicroscopische
coupes de basale membraan wordt genoemd (zichtbaar met PAS-kleuring).
=> grenslaag tussen epitheelcellen en onderliggende bindweefsel
In elektronenmicroscopische beelden zie je een ‘lamina basalis’ => lijkt te
bestaan uit
elektronen-dense lamina densa
een lamina lucida
= gelegen tussen de membraan van de epitheelcellen en de lamina densa
De lamina basalis bestaat uit meer dan 50 verschillende eiwitten (collagenen,
lamininen, glycoproteïnen en proteoglycanen)
= worden gesecreteerd door de epitheelcellen zelf
= grootste gedeelte van deze eiwitten is het type IV collageen
type VII collageen zal ‘verankerende’ fibrillen vormen die de lamina basalis
aan de onderliggende ‘lamina reticularis’ hechten
= lamina reticularis bestaat voornamelijk uit zeer dunne collageenvezels
(collageen type III)
= collageen type III vezels worden geproduceerd door de bindweefselcellen
lamina basalis = ook regulerende functie naar celdelingsactiviteit en
celdifferentiatie toe door mogelijke binding van groeifactoren
Bij beschadiging van epitheelcellen: epitheelcellen verschuiven over basale
membraan om zo beschadiging te herstellen.
Epitheelcellen zijn stevig vastgehecht aan de lamina basalis door
hemidesmosomen
1.3 indeling van de epithelen
1. bedekkende epithelen
lichaamsoppervlak bedekken
holten en buisjes in het organisme aflijnen
2. klierepitheel
zorgen voor de aanmaak van specifieke secretieproducten
- 1.3.1 bedekkende epithelen
1. Functies
Bedekkende epithelen = op heel veel plaatsen in het lichaam
, staan in voor verschillende levensbelangrijke functies: belangrijkste functie =
bescherming
= daarom zijn die relatief stevig en ondoordringbaar => ze vormen een dun
laagje (lamina epithelialis)
Omdat epithelen als eerste in contact staan met de ‘buitenwereld’ => ook
gespecialiseerd voor absorptie en secretie
2. Indeling van de bedekkende epithelen
Bedekkende epithelen worden ingedeeld naargelang
de VORM van de cellen
alle cellen zijn polygonaal of veelhoekig
plaveiselcellen (squamous) ovale kern: evenwijdig met
basaalmembraan
kubische cellen (cuboid) ronde kern
cilindrischce cellen (columnar) ovale kern: loodrecht op
basaalmembraan
het AANTAL CELLAGEN.
handig om ligging van de kernen van de epitheelcellen te bestuderen
1. Eénlagige epithelen (simple epithelium)
= op plaatsen waar het van belang is dat opname en afgifte van stoffen op
een efficiënte manier gebeuren
= ‘éénlagig plaveiselepitheel’ (bv. longblaasjes) => grenst niet aan
buitenwereld, wordt endotheel en mesotheel genoemd => bepaalde
bindweefseleigenschappen
= ‘éénlagig kubisch epitheel’ (bv. niertubuli)
= ‘éénlagig cilindrisch epitheel’ (bv. dunne darm) => meestal komen hier
oppervlaktespecialisaties voor
2. Pseudomeerlagig epitheel (pseudostratified epithelium; ook wel
meerrijig epitheel)
= speciale vorm éénlagig epitheel
= cellen verschillen sterk van vorm => niet allemaal hoog genoeg om het
oppervlak van de epitheellaag te bereiken
= Alle cellen rusten op basale membraan => éénlagig epitheel.
= verschil in vorm van de cellen => kernen op verschillende hoogten
(valse (pseudo) indruk van meerlagigheid)
= progenitorcellen (die beschadigde epitheelcellen vervangen) => redelijk
veilig weggeborgen tegen de basale membraan
= vb. in de luchtpijp.
weefsels
HS01: Epthelen
1.1 Algemene kenmerken
term ‘epitheel’
= verwees oorspronkelijk naar zone van huid dichtbij (epi-) borst (thele)
= nu: weefsel dat het lichaamsoppervlak bedekt, holten en kanalen in het
lichaam aflijnt, en klieren vormt
epithelen: beschermen onderliggende weefsels tegen invloeden van buitenaf
bescherming door een bedekkend epitheel bijvoorbeeld: uit meerdere cellagen
bestaat en/of doordat een extra beschermend laagje (bv. hoornlaag) aanwezig is
ondoordringbaarheid van een epitheel wordt gewaarborgd door stevige
intercellulaire verbindingen
epithelen staan rechtstreeks in contact met de buitenwereld zijn
gespecialiseerd om de uitwisseling van stoffen met de omgeving tot een goed
einde te brengen
epitheelweefsel bekijken
in de lichtmicroscoop: we zien nauw aansluitende laag van dicht
opeengepakte cellen
= te verklaren doordat in epithelen extreem lage hoeveelheden
extracellulaire matrix voorkomen
in de elektronenmicroscoop: we zien zeer nauwe spleten (20-50nm)
gevuld met interstitiële vloeistof, waarin diffusie kan plaatsvinden (zodat
alle cellen van de nodige voedingsstoffen worden voorzien en afvalstoffen
kunnen worden afgevoerd)
= !belangrijk in epitheelweefsel komen geen bloedvaten voor, alles
moet vanuit haarvaatjes (in onderliggend bindweefsel) via diffuse naar
epitheelcellen
epithelen rusten op een basale membraan voedingsstoffen moeten ook door
deze basale membraan diffunderen
Naast bedekkende epithelen, ook klierepitheel
= voorbeeldje van ééncellige klier = slijmbekercellen in het epitheel van de darm
= kliercellen kunnen zich ook verenigen tot meercellige klieren
epithelen = het eerste contact met de buitenwereld DUS gespecialiseerde
epithelen voor onze zintuigen en weefsels met epitheelkarakteristieken
epitheelcellen zijn vaak aan fysische of chemische beschadiging zijn
blootgesteld
= Om cellen te vervangen zullen epitheelcellen regelmatig het proces van
celdeling doorlopen
= de delende cellen zitten meestal ver weg van mogelijke beschadigingen (in
,stamcelniches)
1.2 de epitheelcel
- 1.2.1 Cytoskelet: keratine
alle epitheelcellen in vertebraten produceren keratineeiwitten produceren
in éénlagig epitheel vooral basische K8 terugvinden samen met het zure
K18
in meerlagige epithelen voornamelijk K10 tot expressie gebracht wordt
Keratine-eiwitten zijn in staat om intermediaire filamenten (de
keratinefilamenten) te vormen
= vervullen tal van functies, belangrijkste 2:
rol in keratinisering
rol in verhoorning
Keratine-filamenten bepalen voor het grootste deel de morfologie van het
cytoskelet en kunnen op hun beurt verenigen tot tonofilament bundels met
verschillende diameter
- 1.2.2 Celpolariteit en celdomeinspecificaties
alle epitheelcellen = gepolariseerd
= hebben ‘vrij’ apicaal domein, een lateraal domein en een basaal domein
laterale en basale domein => functioneel gelijkaardige kenmerken=>
‘basolateraal domein’
De verschillende celdomeinen zijn functioneel verschillend => zullen
specifieke structurele en moleculaire kenmerken vertonen
waar zonula occludens (tight junctions) voorkomen => het apicale domein
wordt van het basolaterale domein gescheiden
ter hoogte van het apicale domein => verschillende eiwitten, belangrijk voor
uitwisseling van water, elektrolieten en moleculen met de omgeving
Daarnaast ook in bepaalde organen structurele oppervlaktespecialisaties
terugvinden
microvilli
cilia (trilharen)
stereocilia
= noodzakelijk voor de functie van cel in het orgaan
Laterale domeinen = verbonden met elkaar door verschillende celverbindingen
(= celjuncties)
, ter hoogte van desmosomen (macula adhaerens) = specifieke
transmembranaire cel adhesie moleculen (Cell Adhesion Molecules; CAMs) die in
de intercellulaire ruimte aan elkaar binden
Ter hoogte van het cytoplasma van naastliggende cellen = hechtingsplaten
(attachment plaques, desmosome plaques), verbonden met de
keratinefilamenten
=> epithelen zullen een stevig geheel vormen
Het basale celdomein = gericht naar een structuur die in lichtmicroscopische
coupes de basale membraan wordt genoemd (zichtbaar met PAS-kleuring).
=> grenslaag tussen epitheelcellen en onderliggende bindweefsel
In elektronenmicroscopische beelden zie je een ‘lamina basalis’ => lijkt te
bestaan uit
elektronen-dense lamina densa
een lamina lucida
= gelegen tussen de membraan van de epitheelcellen en de lamina densa
De lamina basalis bestaat uit meer dan 50 verschillende eiwitten (collagenen,
lamininen, glycoproteïnen en proteoglycanen)
= worden gesecreteerd door de epitheelcellen zelf
= grootste gedeelte van deze eiwitten is het type IV collageen
type VII collageen zal ‘verankerende’ fibrillen vormen die de lamina basalis
aan de onderliggende ‘lamina reticularis’ hechten
= lamina reticularis bestaat voornamelijk uit zeer dunne collageenvezels
(collageen type III)
= collageen type III vezels worden geproduceerd door de bindweefselcellen
lamina basalis = ook regulerende functie naar celdelingsactiviteit en
celdifferentiatie toe door mogelijke binding van groeifactoren
Bij beschadiging van epitheelcellen: epitheelcellen verschuiven over basale
membraan om zo beschadiging te herstellen.
Epitheelcellen zijn stevig vastgehecht aan de lamina basalis door
hemidesmosomen
1.3 indeling van de epithelen
1. bedekkende epithelen
lichaamsoppervlak bedekken
holten en buisjes in het organisme aflijnen
2. klierepitheel
zorgen voor de aanmaak van specifieke secretieproducten
- 1.3.1 bedekkende epithelen
1. Functies
Bedekkende epithelen = op heel veel plaatsen in het lichaam
, staan in voor verschillende levensbelangrijke functies: belangrijkste functie =
bescherming
= daarom zijn die relatief stevig en ondoordringbaar => ze vormen een dun
laagje (lamina epithelialis)
Omdat epithelen als eerste in contact staan met de ‘buitenwereld’ => ook
gespecialiseerd voor absorptie en secretie
2. Indeling van de bedekkende epithelen
Bedekkende epithelen worden ingedeeld naargelang
de VORM van de cellen
alle cellen zijn polygonaal of veelhoekig
plaveiselcellen (squamous) ovale kern: evenwijdig met
basaalmembraan
kubische cellen (cuboid) ronde kern
cilindrischce cellen (columnar) ovale kern: loodrecht op
basaalmembraan
het AANTAL CELLAGEN.
handig om ligging van de kernen van de epitheelcellen te bestuderen
1. Eénlagige epithelen (simple epithelium)
= op plaatsen waar het van belang is dat opname en afgifte van stoffen op
een efficiënte manier gebeuren
= ‘éénlagig plaveiselepitheel’ (bv. longblaasjes) => grenst niet aan
buitenwereld, wordt endotheel en mesotheel genoemd => bepaalde
bindweefseleigenschappen
= ‘éénlagig kubisch epitheel’ (bv. niertubuli)
= ‘éénlagig cilindrisch epitheel’ (bv. dunne darm) => meestal komen hier
oppervlaktespecialisaties voor
2. Pseudomeerlagig epitheel (pseudostratified epithelium; ook wel
meerrijig epitheel)
= speciale vorm éénlagig epitheel
= cellen verschillen sterk van vorm => niet allemaal hoog genoeg om het
oppervlak van de epitheellaag te bereiken
= Alle cellen rusten op basale membraan => éénlagig epitheel.
= verschil in vorm van de cellen => kernen op verschillende hoogten
(valse (pseudo) indruk van meerlagigheid)
= progenitorcellen (die beschadigde epitheelcellen vervangen) => redelijk
veilig weggeborgen tegen de basale membraan
= vb. in de luchtpijp.