Samenvatting Scheikunde
Chemie Overal
Hoofdstuk 17 Buffers en enzymen:
Amfolieten: deeltjes die als zuur en als base kunnen reageren. Vaak zijn dit deeltjes die
meerdere H-atomen bevatten. Water is hier een goed voorbeeld van. H2O kan namelijk een
H+ opnemen en H3O+ worden of een H+ afstaan en OH- worden.
In water hebben amfolieten 2 evenwichten, namelijk een kb en een kz. Het evenwicht dat het
grootst is, daarvan bevinden zich meer deeltjes van de amfoliet van. Dat evenwicht ligt dus
naar rechts. Aan de hand van deze verdeling valt een zuurgraad te bepalen.
Aminozuren zijn allemaal amfolieten.
Aminozuren bestaan uit dubbelionen. Die ontstaan door de reactie van de zuurgroep en de
aminogroep, waarbij de N positief geladen wordt door het opnemen van een H-atoom en de
zuurrest negatief wordt door het afstaan van dat H-atoom.
Een buffer is een mengsel van een geconjugeerd zuur-
basepaar die de pH constant houdt.
Een ideale buffer heeft een verhouding 1 : 1 (pKz = pH),
maar de verhouding maar tussen 1 : 10 en 10 : 1 liggen. De
verhoudingen van een buffer kan je berekenen aan de hand
van een reactievergelijking, de pH en de pKz. Een voorbeeld
kan je in de afbeelding zien. Een pKz kan je vinden naar de
zuurconstante in Binas tabel 49.
In bloed zijn ook buffers aanwezig, zoals hemoglobine en
koolzuur.
Enzymen katalyseren processen, wat inhoudt dat ze sneller verlopen. Enzymen hebben een
actief centrum. Hier bindt een substraat in, die wordt omgezet. Een enzym is specifiek voor
1 substraat, ook voor stereo-isomeren. Als het substraat past treedt er een binding op
waardoor het substraat wordt omgezet. Het enzym zelf kan dan ook veranderen.
De snelheid van een enzym hangt af van de temperatuur, pH-waarde en de
activeringsenergie.
Fosfolipiden bestaan uit 2 vetzuren en een fosfaatgroep.
Een celmembraan is opgebouwd uit 2 lagen fosfolipiden. In deze lagen wijzen de
fosfaatgroepen naar de buitenkant en de vetzuren naar elkaar in de binnenkant van het
membraan. De koppen, de fosfaatgroepen, zijn hydrofiel en wijzen daarom naar het
watermilieu van de cel. De staarten, de vetzuren, zijn hydrofoob en wijzen daarom naar
elkaar. Fosfolipiden kan je vinden in Binas tabel 67G2.
Chemie Overal
Hoofdstuk 17 Buffers en enzymen:
Amfolieten: deeltjes die als zuur en als base kunnen reageren. Vaak zijn dit deeltjes die
meerdere H-atomen bevatten. Water is hier een goed voorbeeld van. H2O kan namelijk een
H+ opnemen en H3O+ worden of een H+ afstaan en OH- worden.
In water hebben amfolieten 2 evenwichten, namelijk een kb en een kz. Het evenwicht dat het
grootst is, daarvan bevinden zich meer deeltjes van de amfoliet van. Dat evenwicht ligt dus
naar rechts. Aan de hand van deze verdeling valt een zuurgraad te bepalen.
Aminozuren zijn allemaal amfolieten.
Aminozuren bestaan uit dubbelionen. Die ontstaan door de reactie van de zuurgroep en de
aminogroep, waarbij de N positief geladen wordt door het opnemen van een H-atoom en de
zuurrest negatief wordt door het afstaan van dat H-atoom.
Een buffer is een mengsel van een geconjugeerd zuur-
basepaar die de pH constant houdt.
Een ideale buffer heeft een verhouding 1 : 1 (pKz = pH),
maar de verhouding maar tussen 1 : 10 en 10 : 1 liggen. De
verhoudingen van een buffer kan je berekenen aan de hand
van een reactievergelijking, de pH en de pKz. Een voorbeeld
kan je in de afbeelding zien. Een pKz kan je vinden naar de
zuurconstante in Binas tabel 49.
In bloed zijn ook buffers aanwezig, zoals hemoglobine en
koolzuur.
Enzymen katalyseren processen, wat inhoudt dat ze sneller verlopen. Enzymen hebben een
actief centrum. Hier bindt een substraat in, die wordt omgezet. Een enzym is specifiek voor
1 substraat, ook voor stereo-isomeren. Als het substraat past treedt er een binding op
waardoor het substraat wordt omgezet. Het enzym zelf kan dan ook veranderen.
De snelheid van een enzym hangt af van de temperatuur, pH-waarde en de
activeringsenergie.
Fosfolipiden bestaan uit 2 vetzuren en een fosfaatgroep.
Een celmembraan is opgebouwd uit 2 lagen fosfolipiden. In deze lagen wijzen de
fosfaatgroepen naar de buitenkant en de vetzuren naar elkaar in de binnenkant van het
membraan. De koppen, de fosfaatgroepen, zijn hydrofiel en wijzen daarom naar het
watermilieu van de cel. De staarten, de vetzuren, zijn hydrofoob en wijzen daarom naar
elkaar. Fosfolipiden kan je vinden in Binas tabel 67G2.