HC28 – mechanismen van hypersensitieve reacties
Hypersensitiviteitsreactie
Hypersensitieve reactie = ongewenste, overmatige reactie van normale immuunsysteem van een
pre-gesensibiliseerd persoon → afweermechanismen als normaal immuunrespons.
Type I = IgE gemedieerd = immediate hypersensitiviteit (snelle reactie)
Bv allergie = reactie op molecuul van buiten het lichaam (allergeen: innemen/inademen/contact met
huid) – vaak genetische aanleg → Th cellen sensitiever op antigenen
First vs subsequent exposure
• First exposure = sensitization
Allergeen met APC (allergisch ook co-stimulatoren)→ lymfeknoop → presenteren aan naiëve Th cel
→ primed Th cel → door cytokinen (IL4, 5, 10): veranderen Th2 → produceren cytokinen:
- IL4: B-cellen isotype switching (IgM → IgE)
- IL5: werving & productie eosinofielen (toxische stoffen produceren)
→ IgE bindt aan Fc-receptoren mestcellen
• Subsequent exposure
Allergeen bindt aan mestcel → degranuleren → pro-inflammatoire stoffen (bv histamine) →
allergische reactie
- Histamine: H1 – constructie bronchi & dilatatie/permeabiliteit bloedvaten = early phase
reaction
Late phase reactions
Late phase reactions = 8-12 h na contact allergeen = eosinofielen, basofielen & Th2 cellen
aangetrokken door IL4, IL5, IL10 & leukotriënen → samentrekken gladde spiercellen & aantrekken
meer imuuncellen → meer langdurige, aanhoudende & ernstige klachten
Symptomen
Milde symptomen: eczeem, allergische rhinitis (neus inflammatie), astma
Ernstige symptomen: hoge vasculaire permeabiliteit & luchtweg constrictie → vitale organen niet
voorzien van O2 rijk bloed = anafylactische shock
Behandeling
- Antihistamine: vasculaire permeabiliteit & luchtweg constrictie omlaag
- Corticosteroïden: inflammatoire respons omlaag
- Epinefrine: constrictie bloedvaten
Type II = IgG & IgM gemedieerd = cytotoxische hypersensitiviteit
Negatieve selectie in B-cellen gaat fout → lichaamseigen cellen aanvallen → auto-immuunziekte →
destructie specifiek orgaan of weefsel (IgM & IgG)
- Extrinsiek antigeen = antigeen van medicijn/infectie binden cel
- Intrinsiek antigeen = normaal gemaakt door host
Mechanismen
1 antibody bindt
2 Cytotoxisch - activatie complementsysteem
- C3a, C4a, C5a: aantrekken neutrofielen → productie oxygen radicals (toxisch voor cel)
- C5b + C6 tm C9: MAC → lysis
- C3b: opsonisatie → fagocytose
• Antibody-dependent cell-mediated cytotoxicity = NK bindt aan Ig → toxische granulen
uitscheiden (perforines (gaatjes) , granzymes & granulysines (in cel geeft apoptose))
2 Niet cytotoxisch
- Antibody-mediated cellular dysfunction = antilichaam hindert cel zijn functie uit te voeren
(myasthenia gravis: antlichamen binden AcH receptoren op spieren → niet meer stimuleren)
COOMB’s test =testen op antistoffen tegen rode bloedcellen door antibody toe te voegen die aan
antibody’s van rode bloedcellen bindt en ze bij elkaar brengt (direct/indirect) – ELISA
,Type III = immuuncomplex gemedieerd
Immuuncomplex = antigen-antibody complex (IgM & IgG)
- Type II: antibodies - antigens op oppervlakte Type III: antibodies - opgeloste antigens
- Type II: weinig complementeiwitten. Type III: veel complementeiwitten
- Type II: inflammatie plek immuuncomplex. Type III: inflammatie plek waar complex komt
B-cel neemt auto-antigeen (door slechte negatieve selectie) op → presenteren T-helpercel → isotype
switching: IgG producerende B-cel → antilichamen binden aan antigeen → immuuncomplex (relatief
klein → minder aantrekking immuuncellen → lang in bloedbaan) → wand bloedvaten →
complementsyteem → C3a, C4a & C5a:
- Anafylatoxine: verhogen vasculaire permeabiliteit → oedeem
- Chemokines: werven neutrofielen → complex uitschakelen → fagocyteren onsuccesvol →
degranuleren → lysosomale enzymen & oxygen radicals → inflammatie, weefselnecrose &
vasculitis→ auto-antigenen vrij → cyclus herhaalt
→ nieren (glomerulonefritis) & gewrichten (artritis)
Systemische lupus erythematosus
Systemische lupus erythematosus (SLE) = IgG antilichamen specifiek voor DNA &
nucleoproteïnen, die in onze cellen gevonden worden.
Serumziekte
Serumziekte = immuunreactie tegen exogene antilichamen in vreemd serum dat is geïnjecteerd na bv
een slangenbeet → antilichamen tegen antilichamen → 2de beet: vasculitis & necrose
Type IV = vertraagde hypersensitiviteit
T-cell hypersensitiviteit = 24-72 uur; CD4+ & CD8+ T cellen
Antigeen → APC → lymfeknoop → naiëve T-helpercel → cytokinen van APC:
- IL12: Th1 → produceren IFN gamma → macrofagen activeren
o Pro-inflammatoire cytokinen (TNF, IL-1) → hoge permeabiliteit → immuuncellen
o Lysosomale enzymen, complement componenten & oxygen radicalen →
weefselschade → zwelling & roodheid
- IL6: Th17 → IL 17 → neutrofielen aantrekken
Voorbeelden
Tuberculose – Mantoux test = proteïn components van bacteria injecteren → eerder geïnfecteerd:
antilichamen aanwezig → lesion (fout-positieven reeds gevaccineerd)
Contact dermatitis (oorbellen & latex)
Multipele sclerose = T-cellen beschadigen myeline om zenuwen
Ziekte van Crohn = Th1 cellen veroorzaken inflammatie in de wand van de darm
CD8+ cellen
Ook kan er initatie zijn van CD8+ cellen → vesicles met perforines & granzymes → endocytose in
target cel → apoptose– diabetis mellitus 1 (pancreas beta cellen), hashimoto thyroiditis (thyroid
folliculaire cellen) & rheumatoïde arthritis (joint tissue)
, HC29 – hypersensitivity reactions of the skin
Type 1 hypersensitivities
Type 1 hypersensitiviteit = IgE gemedieerde hypersensitiviteit = immediate reaction
• Genetisch
• Meest voorkomende allergieën; bijensteken, pinda’s & schaaldieren
Pro-inflammatoire mediator: histamine
- H1 receptoren gladde spierweefsel bronchi → spiercontractie → moeite ademhalen
- Dilatatie bloedvaten & verhoogde permeabiliteit → oedeem & urticaria
Netelroos/utricaria
Netelroos/utricaria = licht verheven, goed gedefinieerde striemen op oppervlak huid (1mm – 10 cm)
• Rood, bleek wit & jeuk
• Overal op het lichaam
• Snel komen & snel gaan (binnen 24 h verdwenen)
Recidiverende netelroos: belangrijk om trigger te identificeren bv dmv…:
• In vivo huidpriktesten = antigenen op huid spuiten en kijken waar allergische reactie is
• Vitro bloedtesten = specifieke IgE antilichamen van antigenen zoeken in bloed
Angio-oedeem = utricaria in mond en luchtwegen → anti-histamine medicatie
Anafylaxie = potentiële dodelijke reactie in 2 of meer orgaansystemen → direct starten behandelen,
intramusculaire epinefrine & verhogen IV vloeistoffen
→ treatment pas starten bij terugkomende utricaria
Microscopisch: witte vlakken in de dermis (oedeem) & eosinofielen (roze met paarse bolletjes)
Type 2 hypersensitiviteit
Type 2 hypersensitiviteit = IgG & IgM gemedieerd = cytotoxische hypersensitiviteit
• Weefselspecifiek → weefseldestructie (behalve Graves (activatie) & Myastenia gravis)
• Intrinsieke & extrinsieke antigenen
• Antigenen binden rode bloedcellen → complementsysteem → lyse
Auto-immuun bulleuze dermatosen
Auto-immuun bulleuze dermatosen
• Pemfigus vulgaris = IgG & C3 tegen desmosomen → intra-epidermale blaar – positief
nikolsky teken = wrijving huid zorgt voor loslaten huidlagen (cel-cel binding kwetsbaar)
• Bulleuze pemfigoïd = IgG tegen hemidesmosomen → sub-epidermale blaar – negatief
nikolsky teken = stevigere blaren, en moeilijk scheuren blaren
→ behandeling: minder circulerende Igs door plasmaferese, intraveneuze Igs (binden aan Ig die
binden aan lichaamseigen onderdelen) en/of rituximab (inhibitor B-cellen)
Hypersensitiviteitsreactie
Hypersensitieve reactie = ongewenste, overmatige reactie van normale immuunsysteem van een
pre-gesensibiliseerd persoon → afweermechanismen als normaal immuunrespons.
Type I = IgE gemedieerd = immediate hypersensitiviteit (snelle reactie)
Bv allergie = reactie op molecuul van buiten het lichaam (allergeen: innemen/inademen/contact met
huid) – vaak genetische aanleg → Th cellen sensitiever op antigenen
First vs subsequent exposure
• First exposure = sensitization
Allergeen met APC (allergisch ook co-stimulatoren)→ lymfeknoop → presenteren aan naiëve Th cel
→ primed Th cel → door cytokinen (IL4, 5, 10): veranderen Th2 → produceren cytokinen:
- IL4: B-cellen isotype switching (IgM → IgE)
- IL5: werving & productie eosinofielen (toxische stoffen produceren)
→ IgE bindt aan Fc-receptoren mestcellen
• Subsequent exposure
Allergeen bindt aan mestcel → degranuleren → pro-inflammatoire stoffen (bv histamine) →
allergische reactie
- Histamine: H1 – constructie bronchi & dilatatie/permeabiliteit bloedvaten = early phase
reaction
Late phase reactions
Late phase reactions = 8-12 h na contact allergeen = eosinofielen, basofielen & Th2 cellen
aangetrokken door IL4, IL5, IL10 & leukotriënen → samentrekken gladde spiercellen & aantrekken
meer imuuncellen → meer langdurige, aanhoudende & ernstige klachten
Symptomen
Milde symptomen: eczeem, allergische rhinitis (neus inflammatie), astma
Ernstige symptomen: hoge vasculaire permeabiliteit & luchtweg constrictie → vitale organen niet
voorzien van O2 rijk bloed = anafylactische shock
Behandeling
- Antihistamine: vasculaire permeabiliteit & luchtweg constrictie omlaag
- Corticosteroïden: inflammatoire respons omlaag
- Epinefrine: constrictie bloedvaten
Type II = IgG & IgM gemedieerd = cytotoxische hypersensitiviteit
Negatieve selectie in B-cellen gaat fout → lichaamseigen cellen aanvallen → auto-immuunziekte →
destructie specifiek orgaan of weefsel (IgM & IgG)
- Extrinsiek antigeen = antigeen van medicijn/infectie binden cel
- Intrinsiek antigeen = normaal gemaakt door host
Mechanismen
1 antibody bindt
2 Cytotoxisch - activatie complementsysteem
- C3a, C4a, C5a: aantrekken neutrofielen → productie oxygen radicals (toxisch voor cel)
- C5b + C6 tm C9: MAC → lysis
- C3b: opsonisatie → fagocytose
• Antibody-dependent cell-mediated cytotoxicity = NK bindt aan Ig → toxische granulen
uitscheiden (perforines (gaatjes) , granzymes & granulysines (in cel geeft apoptose))
2 Niet cytotoxisch
- Antibody-mediated cellular dysfunction = antilichaam hindert cel zijn functie uit te voeren
(myasthenia gravis: antlichamen binden AcH receptoren op spieren → niet meer stimuleren)
COOMB’s test =testen op antistoffen tegen rode bloedcellen door antibody toe te voegen die aan
antibody’s van rode bloedcellen bindt en ze bij elkaar brengt (direct/indirect) – ELISA
,Type III = immuuncomplex gemedieerd
Immuuncomplex = antigen-antibody complex (IgM & IgG)
- Type II: antibodies - antigens op oppervlakte Type III: antibodies - opgeloste antigens
- Type II: weinig complementeiwitten. Type III: veel complementeiwitten
- Type II: inflammatie plek immuuncomplex. Type III: inflammatie plek waar complex komt
B-cel neemt auto-antigeen (door slechte negatieve selectie) op → presenteren T-helpercel → isotype
switching: IgG producerende B-cel → antilichamen binden aan antigeen → immuuncomplex (relatief
klein → minder aantrekking immuuncellen → lang in bloedbaan) → wand bloedvaten →
complementsyteem → C3a, C4a & C5a:
- Anafylatoxine: verhogen vasculaire permeabiliteit → oedeem
- Chemokines: werven neutrofielen → complex uitschakelen → fagocyteren onsuccesvol →
degranuleren → lysosomale enzymen & oxygen radicals → inflammatie, weefselnecrose &
vasculitis→ auto-antigenen vrij → cyclus herhaalt
→ nieren (glomerulonefritis) & gewrichten (artritis)
Systemische lupus erythematosus
Systemische lupus erythematosus (SLE) = IgG antilichamen specifiek voor DNA &
nucleoproteïnen, die in onze cellen gevonden worden.
Serumziekte
Serumziekte = immuunreactie tegen exogene antilichamen in vreemd serum dat is geïnjecteerd na bv
een slangenbeet → antilichamen tegen antilichamen → 2de beet: vasculitis & necrose
Type IV = vertraagde hypersensitiviteit
T-cell hypersensitiviteit = 24-72 uur; CD4+ & CD8+ T cellen
Antigeen → APC → lymfeknoop → naiëve T-helpercel → cytokinen van APC:
- IL12: Th1 → produceren IFN gamma → macrofagen activeren
o Pro-inflammatoire cytokinen (TNF, IL-1) → hoge permeabiliteit → immuuncellen
o Lysosomale enzymen, complement componenten & oxygen radicalen →
weefselschade → zwelling & roodheid
- IL6: Th17 → IL 17 → neutrofielen aantrekken
Voorbeelden
Tuberculose – Mantoux test = proteïn components van bacteria injecteren → eerder geïnfecteerd:
antilichamen aanwezig → lesion (fout-positieven reeds gevaccineerd)
Contact dermatitis (oorbellen & latex)
Multipele sclerose = T-cellen beschadigen myeline om zenuwen
Ziekte van Crohn = Th1 cellen veroorzaken inflammatie in de wand van de darm
CD8+ cellen
Ook kan er initatie zijn van CD8+ cellen → vesicles met perforines & granzymes → endocytose in
target cel → apoptose– diabetis mellitus 1 (pancreas beta cellen), hashimoto thyroiditis (thyroid
folliculaire cellen) & rheumatoïde arthritis (joint tissue)
, HC29 – hypersensitivity reactions of the skin
Type 1 hypersensitivities
Type 1 hypersensitiviteit = IgE gemedieerde hypersensitiviteit = immediate reaction
• Genetisch
• Meest voorkomende allergieën; bijensteken, pinda’s & schaaldieren
Pro-inflammatoire mediator: histamine
- H1 receptoren gladde spierweefsel bronchi → spiercontractie → moeite ademhalen
- Dilatatie bloedvaten & verhoogde permeabiliteit → oedeem & urticaria
Netelroos/utricaria
Netelroos/utricaria = licht verheven, goed gedefinieerde striemen op oppervlak huid (1mm – 10 cm)
• Rood, bleek wit & jeuk
• Overal op het lichaam
• Snel komen & snel gaan (binnen 24 h verdwenen)
Recidiverende netelroos: belangrijk om trigger te identificeren bv dmv…:
• In vivo huidpriktesten = antigenen op huid spuiten en kijken waar allergische reactie is
• Vitro bloedtesten = specifieke IgE antilichamen van antigenen zoeken in bloed
Angio-oedeem = utricaria in mond en luchtwegen → anti-histamine medicatie
Anafylaxie = potentiële dodelijke reactie in 2 of meer orgaansystemen → direct starten behandelen,
intramusculaire epinefrine & verhogen IV vloeistoffen
→ treatment pas starten bij terugkomende utricaria
Microscopisch: witte vlakken in de dermis (oedeem) & eosinofielen (roze met paarse bolletjes)
Type 2 hypersensitiviteit
Type 2 hypersensitiviteit = IgG & IgM gemedieerd = cytotoxische hypersensitiviteit
• Weefselspecifiek → weefseldestructie (behalve Graves (activatie) & Myastenia gravis)
• Intrinsieke & extrinsieke antigenen
• Antigenen binden rode bloedcellen → complementsysteem → lyse
Auto-immuun bulleuze dermatosen
Auto-immuun bulleuze dermatosen
• Pemfigus vulgaris = IgG & C3 tegen desmosomen → intra-epidermale blaar – positief
nikolsky teken = wrijving huid zorgt voor loslaten huidlagen (cel-cel binding kwetsbaar)
• Bulleuze pemfigoïd = IgG tegen hemidesmosomen → sub-epidermale blaar – negatief
nikolsky teken = stevigere blaren, en moeilijk scheuren blaren
→ behandeling: minder circulerende Igs door plasmaferese, intraveneuze Igs (binden aan Ig die
binden aan lichaamseigen onderdelen) en/of rituximab (inhibitor B-cellen)