CAMPUS 6
DEEL 1
Les 6: Veelbetekenend – over woord- en zinsbetekenis
Seman&ek of betekenisleer bestudeert de betekenis en de gevoelswaarde van woorden
Linquis&que = taalkunde à morfologie = woordvormig
Trefwoord/lemma = woord dat in woordenboek gedefinieerd wordt
Conven?e
De rela&e teken – betekende is zuiver conven&oneel of willekeurig, behalve:
• Onomatopeeën: koekoek, miauwen
• Samengestelde tekens: appel en boom zijn willekeurig, appelboom is een gemo?veerd teken
Talig en buitentalig
Talig = woordvorm en betekenis
Buitentalig = referent (werkelijkheid)
Woordvormen
• kunnen meerdere betekenissen hebben à elke betekenis heeI telkens een andere referent
• Nieuwe referent à nieuwe woordvorm nodig
• Referent verdwijnt bv. de keizer van Frankrijk
• Betekenis zonder referent bv. unicorn
Beeldvorming
Hoort bij referent
• Kan individueel verschillend zijn bv. mijn boekentas
• Taalvaria&e bv. bank anders in NL dan BE
• Evolu&e bv. trein was vroeger anders dan nu
Soorten betekenis
Inhoudswoorden: zelfstandige betekenis, onaRankelijk van situa&e + hebben referent
Func&ewoorden: lidwoorden, voorzetsels en voegwoorden
Deik&sche woorden: situa&egebonden
Polysemie = verwante betekenissen van trefwoord of lemma
Homoniem = woorden die een gelijke vorm hebben, maar een duidelijk verschillende betekenis
homoniem
arm1 : 1. ledemaat polysemie
2. stuk van een rivier
2
arm : niet rijk
Denota?e en connota?e
Denota&e = woordenboekbetekenis (referen&ële betekenis)
Connota&e = gevoelswaarde, sociale betekenis
Lemma Denota?e Connota?e
agent werknemer bij de poli&e neutrale aanduiding beroep
flik werknemer bij de poli&e spreker minder respect voor beroep
1