Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1.1: Taal en lezen op school
Referentieniveaus
1F: minimaal behaald aan het einde van de basisschool
2F: streefniveau (VMBO en niveau 1,2,3 van het MBO)
3F: Havo en niveau 4 van het MBO
4F: VWO en hoger onder
Niveau 2F is het minimale niveau voor functionele geletterdheid. Heb je
een lager niveau, dan ben je laaggeletterd.
Laaggeletterdheid en een afname van de leesmotivatie heeft landelijk
invloed op:
Economie, kennisniveau, arbeidsmarkt en toekomstige volwassenen.
In Nederland is er veel aandacht voor taal en lezen. Maar de leesmotivatie
is laag.
Online lezen = oppervlakkig en skimmend lezen
Diepgaand lezen = belangrijkste voorwaarde voor digitale
geletterdheid. Diepgaand, volgehouden, geconcentreerd en
‘denkend’ lezen.
Hoofdstuk 1.2: Duurzaam en betekenisvol (taal) leren
Werkelijk leren is het tot stand brengen van rijke verbindingen in de
hersenen die leiden tot duurzame veranderingen in het
langetermijngeheugen.
2 geheugensystemen:
1. Langetermijngeheugen: ervaringen, kennis en vaardigheden voor
langere tijd vastgelegd. -> kijk op zijn omgeving van degene die
leert verandert duurzaam.
2. Kortetermijngeheugen: informatie wordt kortdurend
vastgehouden.
Duurzaam leren
Is ervarings- en taalbasis vergroten (= de ervaringen en kennis die
leerlingen thuis en op school verwerven en de daarmee verbonden
taal).
Hoe meer ervaringen en daarmee verbonden kennis en taal in het
brein zijn opgeslagen, hoe gemakkelijker leerlingen nieuwe
informatie zullen begrijpen..
Hoe minder talig de thuisomgeving is (gesprekken, voorlezen,
aanwezigheid kranten en boeken, bezoek aan musea en theater),
hoe beperkter de ervarings- en taalbasis en hoe minder je zal
begrijpen.
, Taak school: inrichten van onderwijs zodat alle leerlingen duurzaam
leren.
Voorwaarden duurzaam leren:
Leren moet betekenisvol zijn voor leerlingen.
Er wordt gezegd: aansluiten op leefwereld. Maar ook
nieuwsgierigheid en verassing zijn belangrijk. Die worden juist
opgewekt door verhalen en gebeurtenissen die helemaal niet zo
dicht liggen bij de leefwereld.
Het gaat erom dat leerlingen door volgehouden aandacht voor een
thema dat ertoe doet, intrinsiek gemotiveerd raken om te leren en
rijke conceptuele en contextuele kennis opbouwen. Leerlingen zijn
intrinsiek gemotiveerd als ze werkelijk willen leren omdat ze
geïnteresseerd zijn in het onderwerp waarover wordt geleerd.
Werkelijk leren: leerstof verspreid over langere tijd en herhaling.
Over interessante onderwerpen lezen, spreken, nadenken en
schrijven. Ontdekken, ontwerpen en onderzoeken, belangrijke
concepten overdenken is ook erg belangrijk.
Leren voor bühne = leerlingen werken werkboeken door en het
draait om het halen van de toets. Niet goed!
De leercirkel:
Het leerproces kan starten op ieder punt van de cirkel
o Waarnemen: leerlingen ervaren, bekijken of lezen iets.
o Begrijpen: we helpen de leerling om de leerstof te begrijpen.
o Nadenken/verbinden: leerlingen denken actief na over wat ze
hebben waargenomen.
o Interactie: over de stof of er wordt een interessante opdracht mee
verbonden.
o Hart in het midden van de cirkel: is de leerstof voor leerlingen
werkelijk van belang en kan de leerling er werkelijk aandacht voor
opbrengen?
Transfer en verbinding
Dat wat wordt geleerd, is in het geheugen altijd gekoppeld aan de
plek of de situatie waar wordt geleerd.
Transfer tussen taaldomeinen zorgt voor duurzaam leren (bijv.
verbinding tussen taal en andere vakken of een betekenisvolle
opdracht waarbij aandacht is voor spelling).