H2 t/m H9 + H11 t/m 13 + H15
Vrijdag H2 t/m H4
Maandag H5 t/m H9
Dinsdag H11 + H12
Woensdag H13 + H15
Leerdoelen;
De student kan:
- De verschillende soorten vastgoed benoemen, de kenmerken hiervan, de voor-
en nadelen en de bijbehorende beleggingsstructuren.
- Het vastgoedsysteem toelichten van de verschillende markten aan de hand van
de bijbehorende begrippen, de varkenscyclus beschrijven en het
vierkwadrantenmodel toepassen
- De beleggingsaspecten voor de verschillende vormen van direct vastgoed maar
ook van indirect vastgoed en het beleggingsproces voor direct vastgoed
beschrijven.
- Theorieën gebruiken die inzicht geven in rendementen en risico’s behorende bij
vastgoedbeleggingen en -portefeuilles en toepassen voor het optimaliseren
hiervan.
- Uitleggen wat de rol van beleggers is in het ontwikkelingsproces, welke typen
ontwikkelaars er zijn, wat de financiële afwegingen zijn en welke risico’s zich
kunnen voordoen.
- Toelichten wat de belangrijkste aspecten bij acquisities zijn.
- Beschrijven waaruit een markt-, locatie-, object en huurdersanalyse bestaat en
uitleggen waarom deze gebruikt worden om de huidige en toekomstige situatie
van een markt in te schatten
- Op hoofdlijnen de belangrijkste onderdelen van het taxatieproces beschrijven en
een aantal kenmerkende zaken benoemen.
- De verschillende vormen van financiering, de financieringsaspecten en de voor-
en nadelen van financieren met vreemd vermogen benoemen.
- Uitleggen wat belangrijk is bij de exploitatie van vastgoed.
- Aangeven wanneer er sprake is van renovatie en herontwikkeling, welke
specifieke risico’s hierbij optreden en hoe afwegingen hierbij gemaakt worden.
- De belangrijkste aspecten beschrijven voor de verkoop van vastgoed.
,Week 1; H1 t/m 3
Vastgoed = vermogensobject en gebruiksobject en productiemiddel
- Vermogensobject → ding dat waarde heeft
- Gebruiksobject → ding om te gebruiken
- Prodcutiemiddel → ding om mee te ondernemen
Beleggen = investeren van geldmiddelen (anders dan spaarvormen) in aandelen,
obligaties, vastgoed (en andere titels) om bepaalde doelstellingen en resultaten te
realiseren (oa. Beleggingsinkomsten en/of een waardestijging van het vermogen).
- opgeven van bepaalde zeker huidige bedragen in ruil voor onzekere inkomsten in de
toekomst.
Investeren = vastgoed als leverancier van diensten en producten, heeft dus een functie
als productiemiddel. Dienst is bijv. huisvesting / winkelruimte
Beleggen in eigen vermogen; deelt in de opbrengsten uit verhuur en verkoop van
vastgoed minus de lenging, belastingen, winst/verlies bij verkoop.
Beleggen in vreemd vermogen; ontvangt rente, aflossing en evt win/verlies bij verkoop.
Particuliere beleggers = alle natuurlijke personen, maar ook ondernemers
Institutionele beleggers = pensioenfondsen en verzekeraars
Direct vastgoed = een belegging in stenen
Indirect vastgoed = belegging in een beleggingsvihekel dat in stenen belegt;
- Privaat indirect (bijv. vastgoedfondsen, vastgoed cv’s)
- Beursgenoteerd;
Voordelen van beleggen in vastgoed:
- Biedt diversificatie van de portefeuille
- Er is direct en indirect rendement
- Geeft inflatiebescherming (indexering van huurstromen)
- Gunstig rendement/risicoprofiel (hoog rendement tov verwacht risico)
Nadelen van beleggen in vastgoed:
- Managementintensief (beheer)
- Kennisintensief (markt, wetgeving, administratie)
- Kapitaalintensief (grote bedragen)
- Liquiditeit (lastig)
,H2
Leerdoelen;
De student kan:
- Het verschil tussen direct en indirect vastgoed benoemen
- De kenmerken, voordelen en nadelen van de beide vormen beschrijven
- De verschillende beleggingsstructuren beschrijven
Vastgoed = grond en alles wat daarmee is verbonden en niet makkelijk is te verplaatsen
Directe belegging = als de belegger rechtstreeks eigenaar is van het vastgoed of van de
opbrengsten, waarbij de belegger een meerderheidsbelangen heeft en zeggenschap
over het management.
Indirecte belegging = geen eigenaar van het vastgoed, maar wel van de opbrengsten +
geen meerderheidsbelang en geen zeggenschap over het management. (bijv aandelen)
Soorten indirect vastgoed:
- Beursgenoteerd vastgoed (publiek)
- Indirect privaat vastgoed (privaat); vastgoedfondsen of vastgoed cv’s.
Voordelen;
- Geen lokale expertise nodig
- Klienere beleggingen mogelijk
- Geen overdrachtsbelasting
- Hogere liquiditeit
- Schaalvoordelen
- Betere toegang tot gewilde panden
- Minder emotie
- Mogelijk hoger rendement
- Profiteren van vreemd vermogen
- Makkelijker te benchmarken
Nadelen;
- Weinig invloed op beleid
- Minder marktgevoel
- Hoger risico door vreemd vermogen
- Minder diversificatie indien beursgenoteerd
- Hoger risico indien beursgenoteerd
- Soms hogere managmenetkosten
Indirect vastgoed;
, Soorten direct vastgoed; bakstenen (privaat)
Hoe indirect vastgoed zich onderscheidt als belegging;
1. Het is een vermogensobject en productiemiddel; opereert op vermogensmarkt
en op verhuurmarkt en markten die een rol spelen bij de ontwikkeling en
exploitatie van vastgoed.
2. Kwetsbaar voor haar omgeving; vatbaar voor negatieve invloeden vanuit
economische en fysieke omgeving omdat het niet verplaatsbaar is.
3. Het is heterogeen; elk gebouw is uniek, één-op-één transacties (één koper tegen
één verkoper)
4. ‘De’ directe vastgoedmarkt bestaat niet; allemaal deelmarkten. Woningmarkt,
kantorenmarkt, winkelmarkt
5. Geen doorlopende prijsvorming; onvolledige informatie en marktimperfecties.
Gegevns over transacties worden geheim gehouden. Leegstand, landurige
verkoopprocessen.
6. Relatief hoge eenheidsprijzen
7. Transactiekosten zijn hoog; notariskosten, opstellen koopcontract,
overdrachtsbelasting, hoge informatiekosten
8. Illiquide; niet altijd snel te (ver)kopen tegen de gewenste prijs. Komt vooral door
heterogeniteit
9. Levensduur van grond is oneindig en van gebouwen zeer alng; lange
termijninvestering
10. Lange productietijd
11. Grote mate van overheidsregelgeving
12. Managementintensief
Voordelen;
- Diversificatie
- Stabiele hoge inkomsten
- Gunstige rendement/risico-verhouding
- Enige inflatiebescherming
- Waardecreatie door actief management
- Profiteren van marktinefficientie
- Fiscale voordelen; belastingstechnisch
Nadelen;
- Kennis- en managementintensief
- Groot vermogensbelasting
- Intransparante markten
- Illiquiditeit
Vrijdag H2 t/m H4
Maandag H5 t/m H9
Dinsdag H11 + H12
Woensdag H13 + H15
Leerdoelen;
De student kan:
- De verschillende soorten vastgoed benoemen, de kenmerken hiervan, de voor-
en nadelen en de bijbehorende beleggingsstructuren.
- Het vastgoedsysteem toelichten van de verschillende markten aan de hand van
de bijbehorende begrippen, de varkenscyclus beschrijven en het
vierkwadrantenmodel toepassen
- De beleggingsaspecten voor de verschillende vormen van direct vastgoed maar
ook van indirect vastgoed en het beleggingsproces voor direct vastgoed
beschrijven.
- Theorieën gebruiken die inzicht geven in rendementen en risico’s behorende bij
vastgoedbeleggingen en -portefeuilles en toepassen voor het optimaliseren
hiervan.
- Uitleggen wat de rol van beleggers is in het ontwikkelingsproces, welke typen
ontwikkelaars er zijn, wat de financiële afwegingen zijn en welke risico’s zich
kunnen voordoen.
- Toelichten wat de belangrijkste aspecten bij acquisities zijn.
- Beschrijven waaruit een markt-, locatie-, object en huurdersanalyse bestaat en
uitleggen waarom deze gebruikt worden om de huidige en toekomstige situatie
van een markt in te schatten
- Op hoofdlijnen de belangrijkste onderdelen van het taxatieproces beschrijven en
een aantal kenmerkende zaken benoemen.
- De verschillende vormen van financiering, de financieringsaspecten en de voor-
en nadelen van financieren met vreemd vermogen benoemen.
- Uitleggen wat belangrijk is bij de exploitatie van vastgoed.
- Aangeven wanneer er sprake is van renovatie en herontwikkeling, welke
specifieke risico’s hierbij optreden en hoe afwegingen hierbij gemaakt worden.
- De belangrijkste aspecten beschrijven voor de verkoop van vastgoed.
,Week 1; H1 t/m 3
Vastgoed = vermogensobject en gebruiksobject en productiemiddel
- Vermogensobject → ding dat waarde heeft
- Gebruiksobject → ding om te gebruiken
- Prodcutiemiddel → ding om mee te ondernemen
Beleggen = investeren van geldmiddelen (anders dan spaarvormen) in aandelen,
obligaties, vastgoed (en andere titels) om bepaalde doelstellingen en resultaten te
realiseren (oa. Beleggingsinkomsten en/of een waardestijging van het vermogen).
- opgeven van bepaalde zeker huidige bedragen in ruil voor onzekere inkomsten in de
toekomst.
Investeren = vastgoed als leverancier van diensten en producten, heeft dus een functie
als productiemiddel. Dienst is bijv. huisvesting / winkelruimte
Beleggen in eigen vermogen; deelt in de opbrengsten uit verhuur en verkoop van
vastgoed minus de lenging, belastingen, winst/verlies bij verkoop.
Beleggen in vreemd vermogen; ontvangt rente, aflossing en evt win/verlies bij verkoop.
Particuliere beleggers = alle natuurlijke personen, maar ook ondernemers
Institutionele beleggers = pensioenfondsen en verzekeraars
Direct vastgoed = een belegging in stenen
Indirect vastgoed = belegging in een beleggingsvihekel dat in stenen belegt;
- Privaat indirect (bijv. vastgoedfondsen, vastgoed cv’s)
- Beursgenoteerd;
Voordelen van beleggen in vastgoed:
- Biedt diversificatie van de portefeuille
- Er is direct en indirect rendement
- Geeft inflatiebescherming (indexering van huurstromen)
- Gunstig rendement/risicoprofiel (hoog rendement tov verwacht risico)
Nadelen van beleggen in vastgoed:
- Managementintensief (beheer)
- Kennisintensief (markt, wetgeving, administratie)
- Kapitaalintensief (grote bedragen)
- Liquiditeit (lastig)
,H2
Leerdoelen;
De student kan:
- Het verschil tussen direct en indirect vastgoed benoemen
- De kenmerken, voordelen en nadelen van de beide vormen beschrijven
- De verschillende beleggingsstructuren beschrijven
Vastgoed = grond en alles wat daarmee is verbonden en niet makkelijk is te verplaatsen
Directe belegging = als de belegger rechtstreeks eigenaar is van het vastgoed of van de
opbrengsten, waarbij de belegger een meerderheidsbelangen heeft en zeggenschap
over het management.
Indirecte belegging = geen eigenaar van het vastgoed, maar wel van de opbrengsten +
geen meerderheidsbelang en geen zeggenschap over het management. (bijv aandelen)
Soorten indirect vastgoed:
- Beursgenoteerd vastgoed (publiek)
- Indirect privaat vastgoed (privaat); vastgoedfondsen of vastgoed cv’s.
Voordelen;
- Geen lokale expertise nodig
- Klienere beleggingen mogelijk
- Geen overdrachtsbelasting
- Hogere liquiditeit
- Schaalvoordelen
- Betere toegang tot gewilde panden
- Minder emotie
- Mogelijk hoger rendement
- Profiteren van vreemd vermogen
- Makkelijker te benchmarken
Nadelen;
- Weinig invloed op beleid
- Minder marktgevoel
- Hoger risico door vreemd vermogen
- Minder diversificatie indien beursgenoteerd
- Hoger risico indien beursgenoteerd
- Soms hogere managmenetkosten
Indirect vastgoed;
, Soorten direct vastgoed; bakstenen (privaat)
Hoe indirect vastgoed zich onderscheidt als belegging;
1. Het is een vermogensobject en productiemiddel; opereert op vermogensmarkt
en op verhuurmarkt en markten die een rol spelen bij de ontwikkeling en
exploitatie van vastgoed.
2. Kwetsbaar voor haar omgeving; vatbaar voor negatieve invloeden vanuit
economische en fysieke omgeving omdat het niet verplaatsbaar is.
3. Het is heterogeen; elk gebouw is uniek, één-op-één transacties (één koper tegen
één verkoper)
4. ‘De’ directe vastgoedmarkt bestaat niet; allemaal deelmarkten. Woningmarkt,
kantorenmarkt, winkelmarkt
5. Geen doorlopende prijsvorming; onvolledige informatie en marktimperfecties.
Gegevns over transacties worden geheim gehouden. Leegstand, landurige
verkoopprocessen.
6. Relatief hoge eenheidsprijzen
7. Transactiekosten zijn hoog; notariskosten, opstellen koopcontract,
overdrachtsbelasting, hoge informatiekosten
8. Illiquide; niet altijd snel te (ver)kopen tegen de gewenste prijs. Komt vooral door
heterogeniteit
9. Levensduur van grond is oneindig en van gebouwen zeer alng; lange
termijninvestering
10. Lange productietijd
11. Grote mate van overheidsregelgeving
12. Managementintensief
Voordelen;
- Diversificatie
- Stabiele hoge inkomsten
- Gunstige rendement/risico-verhouding
- Enige inflatiebescherming
- Waardecreatie door actief management
- Profiteren van marktinefficientie
- Fiscale voordelen; belastingstechnisch
Nadelen;
- Kennis- en managementintensief
- Groot vermogensbelasting
- Intransparante markten
- Illiquiditeit