Productiehuishoudingen/bedrijven maken goederen en diensten, om deze aan
consumenten te verkopen. Consumenten kunnen dit kopen omdat zij koopkracht hebben
vanwege het inkomen dat zij verdienen in de productiehuishoudingen.
De economische wetenschap kijkt erna hoe een persoon optimaal kan voorzien worden in
zijn vraag naar goederen en diensten, met zo min mogelijk opoffering.
De algemene economie gaat over de relatie tussen consumenten en producten en tussen
de producten onderling. Er zijn twee soorten economieën:
- Micro-economie: Dit gaat over het gedrag van consumenten en producenten.
- Macro-economie: Dit gaat over de economische problemen van de maatschappij.
De bedrijfseconomie gaat over productieorganisaties/ondernemingen, dit zijn bedrijven
die zich richten op het behalen van winst door middel van goederen en diensten. Deze
bedrijven maken met productiemiddelen en een productieproces een product wat ze
verkopen op de verkoopmarkt. De productiemiddelen verkrijgen ze op de inkoopmarkt, dit
zijn o.a.:
- Kapitaal: Grondstoffen & duurzame productiemiddelen
- Arbeid
Het succes van een productieorganisatie/onderneming is afhankelijk van de winst, het
verschil tussen de omzet en de kosten en dus de verandering in het EV. De hoogte van de
winst is afhankelijk van:
- Efficiëntie: Het doel bereiken met zo min mogelijk middelen, dit verlaagt de kosten.
- Effectiviteit: Het product aanpassen op de gebruiker, dit verhoogt de omzet.
Een non-profit organisatie is gericht op het voortbrengen van bepaalde voorzieningen voor
de maatschappij en is afhankelijk van donateurs. Wel kun je de bedrijven soms op de markt
vinden met een verkoopactie. De effectiviteit meet je met in hoeverre de doelen worden
behaald. Er zijn twee soorten non-profit organisaties:
- Overheid: Deze sector produceert collectieve goederen, dit zijn goederen die voor
iedereen toegankelijk zijn. Normale ondernemingen kunnen deze niet produceren
omdat iedereen hieraan mee moet betalen en daarom regelt de overheid het via de
belastingen, dit noem je het budgetmechanisme.
Bij privatisering draagt de overheid een voorziening over aan een private partij, dit
kan als de overheid iets heeft geleverd dat gerealiseerd kon worden door de markt,
dit doen ze soms als ze willen dat het voor iedereen beschikbaar is.
- Particulier: Dit zijn de organisaties, verenigingen en goede doelen.
Primaire sector Landbouw, bosbouw, visserij en mijnbouw
Secundaire sector Industrie
Tertiaire sector Handel
Quartaire sector Dienstverlening
Bedrijven zijn in te delen naar hun sector:
- Primaire sector: De sector verdient aan de natuur en heeft dan ook alleen duurzame
productiemiddelen nodig.
- Secundaire sector: Deze sector zorgt ervoor dat de grondstoffen worden omgezet in
een nieuw product, dit kan op drie manieren:
, - Stukproductie: Productie wordt gedaan op basis van de wensen van de klant
- Serie-stukproductie: Productie wordt gedaan op basis van een serie waaruit de klant
kan kiezen.
- Massaproductie: Productie wordt gedaan op basis van de markt
- Tertiaire sector: Deze sector haalt z’n geld uit het verschil tussen productie en
consumptie, die ontstaat door het verschil in:
- Grootte: Verschillende groottes van winkels
- Samenstelling: In een breder assortiment
- Tijdstip: Met een voorraad
- Plaats: In de buurt van de klant
Dit kan in de groothandel (B-B) en detailhandel (B-C)
- Quartaire sector: Hierbij worden vrijwel geen grondstoffen gebruikt, alleen arbeid en
duurzame productiemiddelen.
Een bedrijfskolom is de hele keten van bedrijven die iets doen bij een product of dienst. Alle
bedrijven die hetzelfde doen in een bedrijfskolom, worden de bedrijfstak genoemd. Bij dit
proces zijn een aantal belangrijke begrippen:
- Integratie: Één bedrijf doet twee schakels.
- Parallellisatie: Één bedrijf gaat in verschillende bedrijfskolommen in dezelfde
bedrijfstak iets doen.
- Conglomeratie: Één bedrijf dat meerdere schakels doet in meerdere bedrijfstakken,
dit bleek niet effectief en wordt daarom niet veel meer gedaan.
Het kan zijn dat bedrijven hun zelfstandigheid opgeven, dit kan op meerdere manieren:
- Fusie / Overname: Bij fusie, fuseren twee bedrijven zich, bij een overname neemt één
bedrijf het andere bedrijf over.
- Joint venture: Twee bedrijven richten samen één bedrijf op, maar blijven zelf
zelfstandig. Hierdoor kunnen ze gebruik maken van:
- Schaalvergroting: Ze kunnen samen produceren, dit is goedkoper voor de vaste
kosten.
- Gebruik maken van elkaars kennis, technologie, verkoopsystemen en
distributiesystemen.
- Gebruik maken van het feit dat de één in het buitenland zit.
- Franchising: Bij franchising sluit een franchisenemer zich aan bij een keten van een
franchisegever, deze runt het bedrijf zelfstandig en betaald een fee aan de gever. Het
voordeel voor de gever is dat de nemer kennis heeft van de markt.
- Kartelvorming: Dit is het maken van afspraken over een bepaald product, dit is
verboden.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De rechtsvorm in een bedrijf bepaald hoe de juridische relaties binnen het bedrijf lopen. Er
zijn rechtsvormen met en zonder rechtspersoonlijkheid:
- Met rechtspersoonlijkheid: De onderneming wordt als een partij beschouwd en
overeenkomsten worden aangenomen door de onderneming. Voorbeelden hiervan
zijn de: BV, NV, coöperatie, stichting en vereniging.
- Zonder rechtspersoonlijkheid: De onderneming is niet zelf een partij, eigenaren zijn
aan de onderneming gebonden en zijn verbonden aan de overeenkomsten. Hierbij
heb je de eenmanszaak met 1 eigenaar en de VOF, CV en maatschap met meerdere
eigenaren.
, De BV/NV zijn kapitaal vennootschappen, dit zijn ondernemingen met een eigen vermogen
verdeeld in aandelen, de BV/NV heeft dus eigen schulden en bezittingen. De
aandeelhouders hebben via de AVA zeggenschap over de winstverdeling. Over de winsten
betaald de BV/NV vennootschapsbelasting, de aandeelhouders inkomstenbelasting. De
dagelijkse leiding ligt bij de directie. Naast de directie kan er een RVC zijn, deze houdt
toezicht op de directie namens de AVA, dit is verplicht bij:
- Het geplaatste aandelen kapitaal + reserves is meer dan €16.000.000
- De vennootschap heeft een ondernemingsraad
- Bij de vennootschap werken minimaal 100 mensen in Nederland
Tussen de BV/NV zijn een aantal belangrijke verschillen:
- Aandelen: Een BV heeft altijd aandelen op naam, een NV kan ze ook aan de toonder
uitgeven, hierdoor zijn beursgenoteerde ondernemingen altijd NV’s.
- Blokkeringsclausule: Onder bepaalde voorwaarden mag een BV ervoor kiezen om de
verkoop van een aandeel te blokkeren.
- Beginkapitaal: De NV heeft een beginkapitaal van minimaal €45.000, een BV heeft dit
niet.
Bij een coöperatie worden verschillende krachten samen gebracht om ervan te profiteren.
De leden doen onderling zaken met elkaar. De winst behoort toe aan de leden, daarom is het
niet goed als een coöperatie hoge winsten maakt, de ledenvergadering heeft het hoogste
toezicht. Er zijn verschillende coöperaties:
- Productie: De leveranciers van grondstoffen
- Inkoop: De leden kopen van de productie
- Bank: De leden lenen geld van de bank
Een vereniging is een verzameling van mensen met een bepaald doel, om dit te bereiken
moeten de leden contributie betalen, zij hebben zeggenschap tijden de vergadering waarin
het bestuur zich verantwoord. Dit kan op twee manieren:
- Volledige rechtsbevoegdheid: De statuten staan in een notariële akte
- Beperkte rechtsbevoegdheid: De statuten staan niet in een notariële akte, ze zijn
beperkt op twee gebieden
- De vereniging kan geen registergoederen in eigendom verkrijgen en geen
erfgenaam zijn, wel mogen ze een legaat aanvaarden.
- De bestuurders zijn aansprakelijk voor de schulden
Een stichting is een organisatie die een bepaald maatschappelijk of sociaal doel wil
bereiken, ze hebben geen leden en het bestuur wordt niet uitbetaald. Een stichting kan een
onderneming hebben, hierover wordt vennootschapsbelasting betaald.
Bij een eenmanszaak verstrekt de eigenaar het vermogen of leent het, winsten kan hij in de
onderneming laten waardoor de onderneming groeit. Over de winsten wordt
inkomstenbelasting betaald. De eigenaar is zowel met zijn ingebrachte, als privévermogen
aansprakelijk voor de schuld aan de handelscrediteur.
Een VOF/Maatschap bestaat uit minimaal twee personen, het is een samenwerking tussen
handels- en productieactiviteiten of vrije beroepen. Het EV wordt vergroot doordat vennoten
zich in laten kopen. Het vermogen is een afgescheiden vermogen, zakelijke schuldeisers
gaan dus voor privéschuldeisers, waarbij iedereen aansprakelijk is voor de gehele schuld.
Inkomsten worden verkregen door winsten waarover inkomstenbelasting wordt betaald. Een
bijzondere vorm van een VOF is een commanditaire vennootschap. In deze CV zijn niet