Motorische basisvorming
Motoriek & didactiek – beweging in en om de klas
DEEL 1: MOTORIEK: BREDE KIJK OP BEWEGING EN MOTORIEK IN DE KLAS
1. Doelen en doelgericht werken
Overheid legt eindtermen / onderwijsdoelen op voor alle basisscholen. Voor LO vertrekt men van een
aantal duidelijke uitgangspunten:
- Bijdrage leveren tot motorische en fysieke ontwikkeling van kinderen en jongeren
- De zelfredzaamheid en het weerbaar functioneren in uiteenlopende omstandigheden
verhogen
- Bijdragen tot persoonlijkheidsvorming en sociale vorming
Eindtermen van lager sluiten erg goed aan bij die van kleuter.
Verschillende leerplannen voor verschillende netten onderwijs, MAAR werken allemaal naar zelfde
eindtermen toe. Ontwikkelingsdoelen geven vaak concreet beeld hoe je een vaardigheid kan
opbouwen.
,Ook klasleerkrachten, zorgleerkrachten,… zijn mee verantwoordelijk voor de totale ontwikkeling van
het kind en hebben ook baat aan enige kennis over de motoriek en ontwikkeling.
MB ontwikkelt zich in de lijn van ‘natuur naar cultuur’ neemt de bewegingsnatuur als uitgangspunt
en maakt een brug naar de bewegingscultuur.
Bij kleuters wordt ontwikkeling gestimuleerd door vele beweging in de klas en LO lessen.
Bij lagere school wordt tijdens LO meer vanuit afzonderlijke bewegingsdomeinen gewerkt.
Bij de 3e graad verlegt het accent zich naar meer sportspecifieke vaardigheden.
Ontwikkelingsgang van natuur naar cultuur:
- Kleuters ‘beleven’ (2,5 – 5 jaar):
Prikkelend en uidagend bewegingsaanbod ontdekken
bewegingsmogelijkheden
Beleven beweging met hele ‘persoon’
Fysieke en affectieve component
Eerst per ongeluk en toevallig maar later zal motorische leren plaatsvinden
Er ontstaat verandering en verankering van bewegingspotentieel
- 1e graad ‘ervaren’ (6 – 8 jaar):
Algmene bewegingsvaardigheden
Natuurlijke bewegingen als antwoord op uitdagende omgeving
Ervaren, experimenteren en basisvaardigheden spelend, egocentrisch beleven =
centraal
Bewegingsgedrag duurzamer, gecontroleerder, beter gecoördineerd
Vaardigheden worden geautomatiseerd door herhaling
Ook invloed op cognitieve ontwikkeling lagere motorsiche ontwikkelen = meer
kans op slechtere schoolprestaties
- 2e graad ‘beseffen’ (8 – 10 jaar):
Gedifferentieerde bewegingsvaardigheden
Inzicht in bewegingsverloop in ruimte en tijd
Werken aan bewust leren, beseffen, inzicht, doordacht, gericht, verfijnd,
gecoördineerd bewegen
Geautomatiseerde bewegingen behoren tot natuur van kind
Mogelijk om basisvaardigheden te wijzigen, vorm te geven kind erover laten
nadenken
Aanleggen van sterk bewegingsbewustzijn = mogelijk en noodzakelijk
- 3e graad ‘beheersen’ (10 – 12 jaar):
, Specifiekere bewegings- en sportvaardigheden
Beheersen van bewegingstechnieken
Gecoördineerde basisvaardigheden met een voorgeschreven bewegingsverloop =
bewegingstechnieken
Bewegingscultuur: beheersen, toepassen, doelgericht, gereglementeerd, tactisch,
sportcultuur
Aanleren van vaardigheden op zichzelf
Intentioneel motorisch geleerd
Klasleerkracht stimuleert psychomotorische ontwikkeling goed voor motorsiche, maar ook voor
cognitieve leren en mentaal welbevinden.
2. Brede bewegingsvorming op school
2.1 Het vierluik voor bewegen
Linksboven: bewegen in de klas: Stilzitten is moeilijk, zeker voor jonge kinderen. Je kan je lessen veel
actiever maken door energieke tussendoortjes, je hebt dan meteen veel meer aandacht. Maar soms
moet je ze ook tot rust brengen, een stilte-oefening of yoga-pose kan dan wonderen doen. Verder
willen wij ook dat je in elke hoekenwerk in de klas minstens één bewegingshoek verwerkt: een hoek
waarin je door middel van beweging ook cognitieve doelen kan bereiken.
Rechtsboven: bewegen op de speelplaats: Kinderen lopen, springen en huppelen op de speelplaats,
meestal doen ze dit spontaan. Maar jij als leerkracht kan ook extra impact hebben door hen nieuwe
, spelletjes te leren, oude spelletjes nieuw leven in te blazen, maar vooral ook duidelijke
instructiefiches (kijkwijzers) mee te geven.
Linksonder: bewegen buiten school: Hier willen we vooral als visie meegeven dat je zeker ook
huiswerk voor beweging mee kan geven met de lln. Het moet niet altijd wiskunde zijn, toch? ;-) Maar
ook op andere momenten, bijvoorbeeld in het park, of wachtend aan het zwembad kan je de
kinderen stimuleren om te bewegen (in plaats van stilstaand te wachten in de rij)
Rechtsonder: bewegen in de les LO: Als leraar lager onderwijs krijg je ook de bevoegdheid om ALLE
lessen LO te geven in de basisschool. Vaak is er in je school wel een 'bijzondere leermeester LO'
(iemand die dus een driejarige opleiding lichamelijke opvoeding studeerde), maar soms sta je zelf in
voor alle lessen van jouw klas. Ook al is die kans eerder klein, toch willen we jullie opleiden om een
aantal basislessen LO goed doordacht en veilig te kunnen geven, het zou zo maar eens kunnen dat
'die van LO' ziek is of afwezig, en dan vinden wij dus dat je wel met je lln naar de turnzaal gaat en ze
het recht op bewegen niet afneemt.
Bewegen heeft een positief effect op:
- De hersenstructuur en executieve functies
- Aandacht en concentratie
- Motorische vaardigheden en fysieke fitheid
- Sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen
- Schoolprestaties (soms geen effect, soms positief effect, maar nooit negatief effect)
2.2 Bewegingsintegratie en/of bewegend leren
Motoriek & didactiek – beweging in en om de klas
DEEL 1: MOTORIEK: BREDE KIJK OP BEWEGING EN MOTORIEK IN DE KLAS
1. Doelen en doelgericht werken
Overheid legt eindtermen / onderwijsdoelen op voor alle basisscholen. Voor LO vertrekt men van een
aantal duidelijke uitgangspunten:
- Bijdrage leveren tot motorische en fysieke ontwikkeling van kinderen en jongeren
- De zelfredzaamheid en het weerbaar functioneren in uiteenlopende omstandigheden
verhogen
- Bijdragen tot persoonlijkheidsvorming en sociale vorming
Eindtermen van lager sluiten erg goed aan bij die van kleuter.
Verschillende leerplannen voor verschillende netten onderwijs, MAAR werken allemaal naar zelfde
eindtermen toe. Ontwikkelingsdoelen geven vaak concreet beeld hoe je een vaardigheid kan
opbouwen.
,Ook klasleerkrachten, zorgleerkrachten,… zijn mee verantwoordelijk voor de totale ontwikkeling van
het kind en hebben ook baat aan enige kennis over de motoriek en ontwikkeling.
MB ontwikkelt zich in de lijn van ‘natuur naar cultuur’ neemt de bewegingsnatuur als uitgangspunt
en maakt een brug naar de bewegingscultuur.
Bij kleuters wordt ontwikkeling gestimuleerd door vele beweging in de klas en LO lessen.
Bij lagere school wordt tijdens LO meer vanuit afzonderlijke bewegingsdomeinen gewerkt.
Bij de 3e graad verlegt het accent zich naar meer sportspecifieke vaardigheden.
Ontwikkelingsgang van natuur naar cultuur:
- Kleuters ‘beleven’ (2,5 – 5 jaar):
Prikkelend en uidagend bewegingsaanbod ontdekken
bewegingsmogelijkheden
Beleven beweging met hele ‘persoon’
Fysieke en affectieve component
Eerst per ongeluk en toevallig maar later zal motorische leren plaatsvinden
Er ontstaat verandering en verankering van bewegingspotentieel
- 1e graad ‘ervaren’ (6 – 8 jaar):
Algmene bewegingsvaardigheden
Natuurlijke bewegingen als antwoord op uitdagende omgeving
Ervaren, experimenteren en basisvaardigheden spelend, egocentrisch beleven =
centraal
Bewegingsgedrag duurzamer, gecontroleerder, beter gecoördineerd
Vaardigheden worden geautomatiseerd door herhaling
Ook invloed op cognitieve ontwikkeling lagere motorsiche ontwikkelen = meer
kans op slechtere schoolprestaties
- 2e graad ‘beseffen’ (8 – 10 jaar):
Gedifferentieerde bewegingsvaardigheden
Inzicht in bewegingsverloop in ruimte en tijd
Werken aan bewust leren, beseffen, inzicht, doordacht, gericht, verfijnd,
gecoördineerd bewegen
Geautomatiseerde bewegingen behoren tot natuur van kind
Mogelijk om basisvaardigheden te wijzigen, vorm te geven kind erover laten
nadenken
Aanleggen van sterk bewegingsbewustzijn = mogelijk en noodzakelijk
- 3e graad ‘beheersen’ (10 – 12 jaar):
, Specifiekere bewegings- en sportvaardigheden
Beheersen van bewegingstechnieken
Gecoördineerde basisvaardigheden met een voorgeschreven bewegingsverloop =
bewegingstechnieken
Bewegingscultuur: beheersen, toepassen, doelgericht, gereglementeerd, tactisch,
sportcultuur
Aanleren van vaardigheden op zichzelf
Intentioneel motorisch geleerd
Klasleerkracht stimuleert psychomotorische ontwikkeling goed voor motorsiche, maar ook voor
cognitieve leren en mentaal welbevinden.
2. Brede bewegingsvorming op school
2.1 Het vierluik voor bewegen
Linksboven: bewegen in de klas: Stilzitten is moeilijk, zeker voor jonge kinderen. Je kan je lessen veel
actiever maken door energieke tussendoortjes, je hebt dan meteen veel meer aandacht. Maar soms
moet je ze ook tot rust brengen, een stilte-oefening of yoga-pose kan dan wonderen doen. Verder
willen wij ook dat je in elke hoekenwerk in de klas minstens één bewegingshoek verwerkt: een hoek
waarin je door middel van beweging ook cognitieve doelen kan bereiken.
Rechtsboven: bewegen op de speelplaats: Kinderen lopen, springen en huppelen op de speelplaats,
meestal doen ze dit spontaan. Maar jij als leerkracht kan ook extra impact hebben door hen nieuwe
, spelletjes te leren, oude spelletjes nieuw leven in te blazen, maar vooral ook duidelijke
instructiefiches (kijkwijzers) mee te geven.
Linksonder: bewegen buiten school: Hier willen we vooral als visie meegeven dat je zeker ook
huiswerk voor beweging mee kan geven met de lln. Het moet niet altijd wiskunde zijn, toch? ;-) Maar
ook op andere momenten, bijvoorbeeld in het park, of wachtend aan het zwembad kan je de
kinderen stimuleren om te bewegen (in plaats van stilstaand te wachten in de rij)
Rechtsonder: bewegen in de les LO: Als leraar lager onderwijs krijg je ook de bevoegdheid om ALLE
lessen LO te geven in de basisschool. Vaak is er in je school wel een 'bijzondere leermeester LO'
(iemand die dus een driejarige opleiding lichamelijke opvoeding studeerde), maar soms sta je zelf in
voor alle lessen van jouw klas. Ook al is die kans eerder klein, toch willen we jullie opleiden om een
aantal basislessen LO goed doordacht en veilig te kunnen geven, het zou zo maar eens kunnen dat
'die van LO' ziek is of afwezig, en dan vinden wij dus dat je wel met je lln naar de turnzaal gaat en ze
het recht op bewegen niet afneemt.
Bewegen heeft een positief effect op:
- De hersenstructuur en executieve functies
- Aandacht en concentratie
- Motorische vaardigheden en fysieke fitheid
- Sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen
- Schoolprestaties (soms geen effect, soms positief effect, maar nooit negatief effect)
2.2 Bewegingsintegratie en/of bewegend leren