INTRODUCTIE + LESMATERIAAL & ONDERZOEK ORIËNTATIE EN -DESIGN
creating bias:
- design
- data collection
- data analysis
- report
vraag links: in welke mate
vraag rechts: wat is de invloed van
Epistemologie: hoe komen we aan kennis, hoe leren we dingen over de wereld
2 stromingen:
- positivisme:
- onderzoek zoals in de natuurwetenschappen
- alles kan je meten en in cijfers stoppen
- werkelijkheid is objectief, los van mensen (feiten)
- interpretivisme
- mensen geven betekenis aan dingen
- werkelijkheid is subjectief: iedereen ervaart het anders
- je leert iets door te luisteren naar wat mensen zelf vinden/denken/voelen
Ontologie: Wat is de werkelijkheid
2 stromingen
- objectivisme
- werkelijkheid los van mensen
- of jij er bent of niet, de dingen zijn zoals ze zijn
- je kan onderzoek doen zonder mensen te leren kennen
- constructionisme
- werkelijkheid is niet vast, wordt steeds door mensen gemaakt (geconstrueerd)
- werkelijkheid bestaat door hoe mensen samen betekenis geven aan dingen
Theory in relation to research:
- deductief
- je start met een theorie , je gaat testen of die klopt
- meestal met cijfers, statistieken, meten
- inductief:
- je begint zonder theorie, gewoon met data verzamelen
- je bouwt pas later een theorie op na het luisteren naar mensen / observeren
Methodologie: de manier van onderzoek doen
- kwantitatief: cijfers, meten, statistieken, onderzoeker op afstand
- kwalitatief: praten, observeren, luisteren om ervaringen te snappen
Herbert Simon: bounded rationality
Karl Popper: hypothesetoetsen
Kuhn: nieuwe wetenschappelijke waarheid pas geaccepteerd als oude generatie verdwijnt
moderator: verandert de sterkte of richting van het verband tussen A en B
mediator: legt uit waarom A invloed heeft op B
correlatie: Twee dingen gebeuren tegelijk of lijken samen te gaan
causaliteit: het ene veroorzaakt echt het andere
,veelgemaakte fouten bij causaliteit
- toeval correlatie: dingen lijken samen te gaan, maar hebben niets met elkaar te maken
- verkeerde richting: oorzaak en gevolg zijn omgedraaid
- vergeten van derde variabele: missing variabele
operationalisering: vage begrippen concreet en meetbaar maken
- concepten: Wat wil je meten
- dimensies: uit welke ‘stukken’ bestaat dit (subdelen)
- indicatoren: hoe ga je de dimensies meten
- measures: hoe ga je het resultaat berekenen of uitdrukken
NOIR scale:
Meetniveau Wat betekent het? Voorbeelden Wat kan je ermee doen?
Nominaal Categorieën zonder Geslacht, kleur, favoriet Alleen tellen (aantallen)
volgorde drankje
Ordinaal Categorieën met Diploma (basisonderwijs, Je weet wíe hoger/lager is,
volgorde, maar verschil secundair…), rang in race maar niet hoeveel
niet gelijk
Interval Volgorde + verschillen Temperatuur in °C of °F Optellen/aftrekken, géén
zijn gelijk, geen verhoudingen ("2x warmer"
absoluut nulpunt kan niet)
Ratio Volgorde + gelijke Leeftijd, inkomen, lengte, Alles mogelijk: optellen,
verschillen + absoluut gewicht, temperatuur in aftrekken, verhoudingen ("2x
nulpunt Kelvin zoveel")
Kwaliteitsindicatoren: kwantitatief onderzoek
- betrouwbaarheid: consistentie (meet ik elke keer hetzelfde)
- validiteit: meet ik wat ik wil meten
- Constructvaliditeit: vragen gaan echt over wat je wil weten?
- interne: komt X echt door Y of zit er iets anders achter
- externe: kun je de resultaten ook toepassen op andere buiten je onderzoek
- ecologische: is je resultaat bruikbaar in het echte leven
- herhaalbaarheid: repliceerbaarheid - als iemand anders onderzoekt, vind die dan hetzelfde
(KIJK DARTPIJLEN HIERBOVEN)
, kwaliteitsindicatoren: kwalitatief onderzoek
- geloofwaardigheid (interne validiteit)
- overdraagbaarheid (externe validiteit)
- betrouwbaarheid
- bevestig baarheid: objectiviteit -> resultaten echt gebaseerd op data en niet op eigen mening
- ecologische validiteit
research design:
1) experimental design
- Je manipuleert bewust 1 variabele (de onafhankelijke) om te zien wat er gebeurt met
de andere (de afhankelijke)
- doel: causaliteit vinden (oorzaak - gevolg)
- Hawthorne effect: mensen veranderen gedrag omdat ze weten dat ze onderzocht
worden
2) cross sectional design
- je meet op 1 enkel moment bij veel verschillende eenheden
- doel: Een beeld krijgen van hoe dingen op dit moment samenhangen
3) longitudinaal design
- je meet dezelfde dingen meerdere keren bij dezelfde groep over langere tijd
- doel: Verandering over tijd zien, oorzaak-gevolg beter kunnen inschatten
4) case study design
- je onderzoekt 1 casus zeer diepgaand en gedetailleerd
- doel: inzicht in complexe/unieke situaties
5) comparative design
- je vergelijkt 2 of meer cases om verschillen/overeenkomsten te begrijpen
- doel: waarom doet dit bedrijf X en het andere Y
6) design science
- je ontwerpt en maakt zelf een oplossing -> artefact
- doel: Een echt probleem oplossen door iets nieuws te ontwerpen én dat te testen
cyclus design science: herhalend proces waarbij je stap voor stap je artefact ontwikkelt/verbetert
- diagnosticeren: je onderzoekt en begrijpt het probleem
- plannen: je bedenkt wat je kan doen om op te lossen
- handelen: je gaat aan de slag en maakt artefact
- observeren: je kijkt wat het effect van je artefact is in de praktijk
- reflecteren: Je denkt kritisch na over de resultaten en wat verbeterd kan worden
analyse unit: waar je conclusies over trekt: niveau waarop je uitspraak wil doen
observation unit: waar je je data van verzamelt: van wie of wat krijg je effectief info
primaire data: zelf verzamelt
secundaire data: data die al bestaat, iemand anders heeft die al verzamelt en jij gebruikt die
triangulatie = combineren van verschillende zaken
- strategie
- ontwerp
- methode
creating bias:
- design
- data collection
- data analysis
- report
vraag links: in welke mate
vraag rechts: wat is de invloed van
Epistemologie: hoe komen we aan kennis, hoe leren we dingen over de wereld
2 stromingen:
- positivisme:
- onderzoek zoals in de natuurwetenschappen
- alles kan je meten en in cijfers stoppen
- werkelijkheid is objectief, los van mensen (feiten)
- interpretivisme
- mensen geven betekenis aan dingen
- werkelijkheid is subjectief: iedereen ervaart het anders
- je leert iets door te luisteren naar wat mensen zelf vinden/denken/voelen
Ontologie: Wat is de werkelijkheid
2 stromingen
- objectivisme
- werkelijkheid los van mensen
- of jij er bent of niet, de dingen zijn zoals ze zijn
- je kan onderzoek doen zonder mensen te leren kennen
- constructionisme
- werkelijkheid is niet vast, wordt steeds door mensen gemaakt (geconstrueerd)
- werkelijkheid bestaat door hoe mensen samen betekenis geven aan dingen
Theory in relation to research:
- deductief
- je start met een theorie , je gaat testen of die klopt
- meestal met cijfers, statistieken, meten
- inductief:
- je begint zonder theorie, gewoon met data verzamelen
- je bouwt pas later een theorie op na het luisteren naar mensen / observeren
Methodologie: de manier van onderzoek doen
- kwantitatief: cijfers, meten, statistieken, onderzoeker op afstand
- kwalitatief: praten, observeren, luisteren om ervaringen te snappen
Herbert Simon: bounded rationality
Karl Popper: hypothesetoetsen
Kuhn: nieuwe wetenschappelijke waarheid pas geaccepteerd als oude generatie verdwijnt
moderator: verandert de sterkte of richting van het verband tussen A en B
mediator: legt uit waarom A invloed heeft op B
correlatie: Twee dingen gebeuren tegelijk of lijken samen te gaan
causaliteit: het ene veroorzaakt echt het andere
,veelgemaakte fouten bij causaliteit
- toeval correlatie: dingen lijken samen te gaan, maar hebben niets met elkaar te maken
- verkeerde richting: oorzaak en gevolg zijn omgedraaid
- vergeten van derde variabele: missing variabele
operationalisering: vage begrippen concreet en meetbaar maken
- concepten: Wat wil je meten
- dimensies: uit welke ‘stukken’ bestaat dit (subdelen)
- indicatoren: hoe ga je de dimensies meten
- measures: hoe ga je het resultaat berekenen of uitdrukken
NOIR scale:
Meetniveau Wat betekent het? Voorbeelden Wat kan je ermee doen?
Nominaal Categorieën zonder Geslacht, kleur, favoriet Alleen tellen (aantallen)
volgorde drankje
Ordinaal Categorieën met Diploma (basisonderwijs, Je weet wíe hoger/lager is,
volgorde, maar verschil secundair…), rang in race maar niet hoeveel
niet gelijk
Interval Volgorde + verschillen Temperatuur in °C of °F Optellen/aftrekken, géén
zijn gelijk, geen verhoudingen ("2x warmer"
absoluut nulpunt kan niet)
Ratio Volgorde + gelijke Leeftijd, inkomen, lengte, Alles mogelijk: optellen,
verschillen + absoluut gewicht, temperatuur in aftrekken, verhoudingen ("2x
nulpunt Kelvin zoveel")
Kwaliteitsindicatoren: kwantitatief onderzoek
- betrouwbaarheid: consistentie (meet ik elke keer hetzelfde)
- validiteit: meet ik wat ik wil meten
- Constructvaliditeit: vragen gaan echt over wat je wil weten?
- interne: komt X echt door Y of zit er iets anders achter
- externe: kun je de resultaten ook toepassen op andere buiten je onderzoek
- ecologische: is je resultaat bruikbaar in het echte leven
- herhaalbaarheid: repliceerbaarheid - als iemand anders onderzoekt, vind die dan hetzelfde
(KIJK DARTPIJLEN HIERBOVEN)
, kwaliteitsindicatoren: kwalitatief onderzoek
- geloofwaardigheid (interne validiteit)
- overdraagbaarheid (externe validiteit)
- betrouwbaarheid
- bevestig baarheid: objectiviteit -> resultaten echt gebaseerd op data en niet op eigen mening
- ecologische validiteit
research design:
1) experimental design
- Je manipuleert bewust 1 variabele (de onafhankelijke) om te zien wat er gebeurt met
de andere (de afhankelijke)
- doel: causaliteit vinden (oorzaak - gevolg)
- Hawthorne effect: mensen veranderen gedrag omdat ze weten dat ze onderzocht
worden
2) cross sectional design
- je meet op 1 enkel moment bij veel verschillende eenheden
- doel: Een beeld krijgen van hoe dingen op dit moment samenhangen
3) longitudinaal design
- je meet dezelfde dingen meerdere keren bij dezelfde groep over langere tijd
- doel: Verandering over tijd zien, oorzaak-gevolg beter kunnen inschatten
4) case study design
- je onderzoekt 1 casus zeer diepgaand en gedetailleerd
- doel: inzicht in complexe/unieke situaties
5) comparative design
- je vergelijkt 2 of meer cases om verschillen/overeenkomsten te begrijpen
- doel: waarom doet dit bedrijf X en het andere Y
6) design science
- je ontwerpt en maakt zelf een oplossing -> artefact
- doel: Een echt probleem oplossen door iets nieuws te ontwerpen én dat te testen
cyclus design science: herhalend proces waarbij je stap voor stap je artefact ontwikkelt/verbetert
- diagnosticeren: je onderzoekt en begrijpt het probleem
- plannen: je bedenkt wat je kan doen om op te lossen
- handelen: je gaat aan de slag en maakt artefact
- observeren: je kijkt wat het effect van je artefact is in de praktijk
- reflecteren: Je denkt kritisch na over de resultaten en wat verbeterd kan worden
analyse unit: waar je conclusies over trekt: niveau waarop je uitspraak wil doen
observation unit: waar je je data van verzamelt: van wie of wat krijg je effectief info
primaire data: zelf verzamelt
secundaire data: data die al bestaat, iemand anders heeft die al verzamelt en jij gebruikt die
triangulatie = combineren van verschillende zaken
- strategie
- ontwerp
- methode