Farmacologie 2
1. Perfusietherapie
1.1 indeling volgens het voorkomen van de opgeloste deeltjes
1.1.1 colloïden
Bevatten macromoleculen, hierdoor zijn ze oedeem-reducerend. Ze kunnen het capillair membraan
niet passeren en blijven dus binnen het intravasculaire compartiment. Ze hebben een hoge
osmolariteit en zorgen daardoor dus voor het ontstaan van een vochtshift in het lichaam vanuit de
interstitiële en intracellulaire ruimte naar het intravasculaire compartiment toe. Het zorgt voor een
volume-expansie van de plasmafractie.
Ze dienen onder gecontroleerde omstandigheden toegediend te worden.
1.1.2 Kristalloïden
Zijn micromoleculen, zowel het water als de aanwezige elektrolyten hebben de mogelijkheid om de
semipermeabele membranen van de vaatwand te passeren. Na 2 à 3 uur wordt binnen de
interstitiële ruimte een evenwicht bereikt. Ze zorgen dus voor een volume-expansie van de
plasmafractie maar dit voor een beperkte periode (geschikt voor dehydratatie). Er is behoefte aan
3ml van deze oplossing om uiteindelijk 1ml intravasculaire volume-expansie te bekomen.
Eenzijdig gebruik kan leiden tot oedeemvorming door het lekken in de interstitiële ruimte.
1.2 indeling volgens de osmotische waarde
osmose
= De verplaatsing van watermoleculen van een laag geconcentreerde, naar een hoog
geconcentreerde oplossing, doorheen een semipermeabele wand, tot de concentratie gelijk is. het is
een passief proces. De zuigkracht = de osmotische druk.
Diffusie
= proces waarbij opgeloste deeltjes zich verspreiden in een vloeistof van een gebied met hoge
concentratie aan de deeltjes naar een zone met lagere concentratie. Proces verloopt in de richting
van de concentratiegradiënt, er wordt geen energie gebruikt en is dus een passief proces.
Osmolariteit is de concentratie van osmotisch actieve stoffen in een oplossing, uitgedrukt in
osmol/liter of milliosmol/liter.
Plasma heeft een osmolariteit van 303-310 mEq/L of mOsm/L
,1.2.1 Isotoon (tussen de 303-310mEq/L of mOsm/L)
Deze oplossing heeft dezelfde osmolariteit als het plasma van het bloed. Hierdoor ontstaat geen
vochtshift.
Deze oplossingen mogen I.V. , S.C. en I.M. gegeven worden
Vb. NaCl 0.9%, glucose 5%
1.2.2 Hypertoon (>300mEq/L of mOsm/L)
De osmotische druk van de oplossing is > osmotische druk van het bloedserum. Hierdoor ontstaan
een vochtshift naar de intravasculaire ruimtes toe.
Deze oplossingen mogen enkel I.V. gegeven worden.
Bij een oplossing >600-800 mEq/L wordt deze toegediend via een centraal veneuze katheter omdat
de oplossing door de hoge bloedflow sneller zal verdund worden.
Sterkt hypertonische oplossingen hebben een diuretische werking en worden dus gegeven onder de
vorm van diuretica.
1.2.3 Hypotoon (<300mEq/L of MOsm/L)
De osmotische druk van de oplossing is < osmotische druk van het bloedserum. De oplossing heeft
een lagere concentratie aan elektrolyten dan die van het bloedplasma.
Deze oplossingen worden enkel gebruikt als oplosmiddel voor medicatie, deze wordt dus nooit
gebruikt om I.V. toe te dienen.
Vb. aqua destillata, aqua pro injectione
1.3 indeling volgens samenstelling (de aard van opgeloste deeltjes)
1.3.1 koolhydraat-oplossingen
leveren naast de hoeveelheid vocht ook calorieën aan voor het metabolisme.
1.3.1.1 glucose-oplossingen (=dextrose)
indicaties:
- isotonisch, glucose 5%
o eiwit-sparend, verhindert de omzetting van eiwitten tot glucose bij pt die niets per os
opnemen.
o Reserve van glucose in de lever & skeletspieren mogelijk maken onder de vorm van
glycogeen.
o Als waakinfuus → 1Liter glucose biedt 200kcal aan (1g = 4kcal)
o NIET met bloedderivaten
- hypertonisch, glucose 10%, 20%, 30%, 50%
o als calorieaanvoer
o bij hypoglycemisch coma
o bij hyperkaliëmie: door glucosetoediening treedt een k-shift op naar de intracellulaire
ruimte waardoor de plasmaspiegel daalt.
- poly-ionisch, glucose5% + ionen
bijwerkingen:
,- glucoseoplossingen irriteren het endotheel van de venen en kunnen (thrombo)flebitis
veroorzaken
- bij hypertone oplossingen: osmotische diurese met water & elektrolytenverlies
- hyperglycemie & k-shift → aandacht voor bloedcontrole: ionogram/glycemie
- niet toedienen met bloed/bloedderivaten
1.3.1.2 Mannitol-oplossing
Natuurlijke zoetstof die niet door het lichaam wordt gemetaboliseerd
- Door de nieren uitgescheiden
- Geen voedende waarde
Indicaties:
- Sterk osmotisch diureticum, trekt H2O van de intracellulaire ruimte aan naar de bloedbaan.
Bijwerkingen:
- Gevaar voor elektrolytenstoornissen, bij uitblijven van osmotische diurese → hypervolemie →
gevaar acuut longoedeem.
- Aandacht voor gefractioneerde toediening – 100 à 200 ml : zoniet, toedienen met
volumecontrole
1.3.2 Elektrolytenoplossing
1.3.2.1 NaCl-oplossing
- Isotoon
- Kristalloïd
- Gebruikt voor rehydratatie, resuscitatie
- Compatibel met bloed
- NaCl 3%/5% : ze wordt gebruikt bij hyponatriëmie, best in beperkte dosissen toegediend en via
een CVK.
1.3.2.2 Ringeroplossing
- Isotoon
- Kristalloïd
- Indicatie: vocht- en elektrolytenbalans van het extracellulair compartiment corrigeren
1.3.2.3 Sterofundin ISO
- Isotoon
- Bevat elektrolyten, NaCl, KCl, magnesiumchloridehexahydraat, Caliumchloridedihydraat,
Natriumacetaattrihydraat en appelzuur
- Indicatie: aandoeningen die bloed kan verzuren/ die bloed verzuurt heeft
- Osmolariteit: 309mOsm/L
1.3.2.4 Hartman of Ringerlactaat
- Isotonische oplossing.
- Bevat natriumlactaat die een overmaat aan zuur in het bloed kan wegnemen. Lactaat kan aan H+
ionen binden waardoor de verzuring verminderd en de pH stijgt.
- Indicaties:
o Postoperatieve vochttoediening
o Dehydratatie door braken en diarree
o Verlies van extracellulaire vochten
1.3.2.5 Ph-corrigerende oplossingen
- Natriumcarbonaat 1,4%/ 6,72% (alkaliserend)
- Indicatie:
, o Correctie van metabole acidose: bij reanimatie
1.3.3 Elektrolytenoplossingen met calorieaanbreng
1.3.3.1 Glucose + elektrolyten
1.3.3.2 Invertsuiker + elektrolyten
1.3.3.3 Hypothonax
1.3.3.4 Alcoholoplossingen + elektrolyten
1.3.4 Aminozuren oplossing
- Adequate eiwitbron
- Om het anabolisme van de toegediende aminozuren toe te laten, worden er KH aan de
eiwitoplossing toegevoegd.
- Indicaties:
o Cachexie/anorexia
o Brandwonden -> hypoproteïnemie
o Evenwicht stikstofbalans handhaven wanneer de patiënt TPN krijgt
- Anabolisme = opbouwen/ katabolisme = afbreken
- Contra-indicaties:
o Zware leverinsufficiëntie
o Nierinsufficiëntie
o Niet behandeld hartfalen
o Allergieën
- Bijwerkingen & aandachtspunten
o Nevenwerkingen: nausea, braken, slechte smaak
o Aandacht: kamertemperatuur & beschutten tegen licht, langzaam toedienen, langs CVK,
liefst geen medicatie toevoegen, steeds luchtfilter
1.3.5 Vetoplossing
- Klein volume → groot aantal calorieën + bescherming venewand (1g vet = 9kcal)
- Indicaties:
o Meestal als onderdeel TPN
o Aanvoer calorieën & essentiële vetzuren
o Bij coma
o Cachexie
- Contra-indicaties
o Levercirrose
o Stollingsstoornissen
o Hyperlipidemie
o Atherosclerose
o Diabetes met verwikkelingen
o Acute nierfunctiestoornissen
- Bijwerkingen en aandachtspunten
o Nevenwerkingen:
▪ Nausea, koorts, huiduitslag, rillingen, vetemulsie is toxisch voor vorming van
nieuwe bloedcellen en lever
o Aandachtspunten:
▪ Mag perifeer, langzaam starten & lang indruppelen, liefst geen medicatie
toevoegen, niet mengen met andere oplossingen
1.3.6 Plasmavervangers
- Ter ondersteuning van het plasmavolume
1. Perfusietherapie
1.1 indeling volgens het voorkomen van de opgeloste deeltjes
1.1.1 colloïden
Bevatten macromoleculen, hierdoor zijn ze oedeem-reducerend. Ze kunnen het capillair membraan
niet passeren en blijven dus binnen het intravasculaire compartiment. Ze hebben een hoge
osmolariteit en zorgen daardoor dus voor het ontstaan van een vochtshift in het lichaam vanuit de
interstitiële en intracellulaire ruimte naar het intravasculaire compartiment toe. Het zorgt voor een
volume-expansie van de plasmafractie.
Ze dienen onder gecontroleerde omstandigheden toegediend te worden.
1.1.2 Kristalloïden
Zijn micromoleculen, zowel het water als de aanwezige elektrolyten hebben de mogelijkheid om de
semipermeabele membranen van de vaatwand te passeren. Na 2 à 3 uur wordt binnen de
interstitiële ruimte een evenwicht bereikt. Ze zorgen dus voor een volume-expansie van de
plasmafractie maar dit voor een beperkte periode (geschikt voor dehydratatie). Er is behoefte aan
3ml van deze oplossing om uiteindelijk 1ml intravasculaire volume-expansie te bekomen.
Eenzijdig gebruik kan leiden tot oedeemvorming door het lekken in de interstitiële ruimte.
1.2 indeling volgens de osmotische waarde
osmose
= De verplaatsing van watermoleculen van een laag geconcentreerde, naar een hoog
geconcentreerde oplossing, doorheen een semipermeabele wand, tot de concentratie gelijk is. het is
een passief proces. De zuigkracht = de osmotische druk.
Diffusie
= proces waarbij opgeloste deeltjes zich verspreiden in een vloeistof van een gebied met hoge
concentratie aan de deeltjes naar een zone met lagere concentratie. Proces verloopt in de richting
van de concentratiegradiënt, er wordt geen energie gebruikt en is dus een passief proces.
Osmolariteit is de concentratie van osmotisch actieve stoffen in een oplossing, uitgedrukt in
osmol/liter of milliosmol/liter.
Plasma heeft een osmolariteit van 303-310 mEq/L of mOsm/L
,1.2.1 Isotoon (tussen de 303-310mEq/L of mOsm/L)
Deze oplossing heeft dezelfde osmolariteit als het plasma van het bloed. Hierdoor ontstaat geen
vochtshift.
Deze oplossingen mogen I.V. , S.C. en I.M. gegeven worden
Vb. NaCl 0.9%, glucose 5%
1.2.2 Hypertoon (>300mEq/L of mOsm/L)
De osmotische druk van de oplossing is > osmotische druk van het bloedserum. Hierdoor ontstaan
een vochtshift naar de intravasculaire ruimtes toe.
Deze oplossingen mogen enkel I.V. gegeven worden.
Bij een oplossing >600-800 mEq/L wordt deze toegediend via een centraal veneuze katheter omdat
de oplossing door de hoge bloedflow sneller zal verdund worden.
Sterkt hypertonische oplossingen hebben een diuretische werking en worden dus gegeven onder de
vorm van diuretica.
1.2.3 Hypotoon (<300mEq/L of MOsm/L)
De osmotische druk van de oplossing is < osmotische druk van het bloedserum. De oplossing heeft
een lagere concentratie aan elektrolyten dan die van het bloedplasma.
Deze oplossingen worden enkel gebruikt als oplosmiddel voor medicatie, deze wordt dus nooit
gebruikt om I.V. toe te dienen.
Vb. aqua destillata, aqua pro injectione
1.3 indeling volgens samenstelling (de aard van opgeloste deeltjes)
1.3.1 koolhydraat-oplossingen
leveren naast de hoeveelheid vocht ook calorieën aan voor het metabolisme.
1.3.1.1 glucose-oplossingen (=dextrose)
indicaties:
- isotonisch, glucose 5%
o eiwit-sparend, verhindert de omzetting van eiwitten tot glucose bij pt die niets per os
opnemen.
o Reserve van glucose in de lever & skeletspieren mogelijk maken onder de vorm van
glycogeen.
o Als waakinfuus → 1Liter glucose biedt 200kcal aan (1g = 4kcal)
o NIET met bloedderivaten
- hypertonisch, glucose 10%, 20%, 30%, 50%
o als calorieaanvoer
o bij hypoglycemisch coma
o bij hyperkaliëmie: door glucosetoediening treedt een k-shift op naar de intracellulaire
ruimte waardoor de plasmaspiegel daalt.
- poly-ionisch, glucose5% + ionen
bijwerkingen:
,- glucoseoplossingen irriteren het endotheel van de venen en kunnen (thrombo)flebitis
veroorzaken
- bij hypertone oplossingen: osmotische diurese met water & elektrolytenverlies
- hyperglycemie & k-shift → aandacht voor bloedcontrole: ionogram/glycemie
- niet toedienen met bloed/bloedderivaten
1.3.1.2 Mannitol-oplossing
Natuurlijke zoetstof die niet door het lichaam wordt gemetaboliseerd
- Door de nieren uitgescheiden
- Geen voedende waarde
Indicaties:
- Sterk osmotisch diureticum, trekt H2O van de intracellulaire ruimte aan naar de bloedbaan.
Bijwerkingen:
- Gevaar voor elektrolytenstoornissen, bij uitblijven van osmotische diurese → hypervolemie →
gevaar acuut longoedeem.
- Aandacht voor gefractioneerde toediening – 100 à 200 ml : zoniet, toedienen met
volumecontrole
1.3.2 Elektrolytenoplossing
1.3.2.1 NaCl-oplossing
- Isotoon
- Kristalloïd
- Gebruikt voor rehydratatie, resuscitatie
- Compatibel met bloed
- NaCl 3%/5% : ze wordt gebruikt bij hyponatriëmie, best in beperkte dosissen toegediend en via
een CVK.
1.3.2.2 Ringeroplossing
- Isotoon
- Kristalloïd
- Indicatie: vocht- en elektrolytenbalans van het extracellulair compartiment corrigeren
1.3.2.3 Sterofundin ISO
- Isotoon
- Bevat elektrolyten, NaCl, KCl, magnesiumchloridehexahydraat, Caliumchloridedihydraat,
Natriumacetaattrihydraat en appelzuur
- Indicatie: aandoeningen die bloed kan verzuren/ die bloed verzuurt heeft
- Osmolariteit: 309mOsm/L
1.3.2.4 Hartman of Ringerlactaat
- Isotonische oplossing.
- Bevat natriumlactaat die een overmaat aan zuur in het bloed kan wegnemen. Lactaat kan aan H+
ionen binden waardoor de verzuring verminderd en de pH stijgt.
- Indicaties:
o Postoperatieve vochttoediening
o Dehydratatie door braken en diarree
o Verlies van extracellulaire vochten
1.3.2.5 Ph-corrigerende oplossingen
- Natriumcarbonaat 1,4%/ 6,72% (alkaliserend)
- Indicatie:
, o Correctie van metabole acidose: bij reanimatie
1.3.3 Elektrolytenoplossingen met calorieaanbreng
1.3.3.1 Glucose + elektrolyten
1.3.3.2 Invertsuiker + elektrolyten
1.3.3.3 Hypothonax
1.3.3.4 Alcoholoplossingen + elektrolyten
1.3.4 Aminozuren oplossing
- Adequate eiwitbron
- Om het anabolisme van de toegediende aminozuren toe te laten, worden er KH aan de
eiwitoplossing toegevoegd.
- Indicaties:
o Cachexie/anorexia
o Brandwonden -> hypoproteïnemie
o Evenwicht stikstofbalans handhaven wanneer de patiënt TPN krijgt
- Anabolisme = opbouwen/ katabolisme = afbreken
- Contra-indicaties:
o Zware leverinsufficiëntie
o Nierinsufficiëntie
o Niet behandeld hartfalen
o Allergieën
- Bijwerkingen & aandachtspunten
o Nevenwerkingen: nausea, braken, slechte smaak
o Aandacht: kamertemperatuur & beschutten tegen licht, langzaam toedienen, langs CVK,
liefst geen medicatie toevoegen, steeds luchtfilter
1.3.5 Vetoplossing
- Klein volume → groot aantal calorieën + bescherming venewand (1g vet = 9kcal)
- Indicaties:
o Meestal als onderdeel TPN
o Aanvoer calorieën & essentiële vetzuren
o Bij coma
o Cachexie
- Contra-indicaties
o Levercirrose
o Stollingsstoornissen
o Hyperlipidemie
o Atherosclerose
o Diabetes met verwikkelingen
o Acute nierfunctiestoornissen
- Bijwerkingen en aandachtspunten
o Nevenwerkingen:
▪ Nausea, koorts, huiduitslag, rillingen, vetemulsie is toxisch voor vorming van
nieuwe bloedcellen en lever
o Aandachtspunten:
▪ Mag perifeer, langzaam starten & lang indruppelen, liefst geen medicatie
toevoegen, niet mengen met andere oplossingen
1.3.6 Plasmavervangers
- Ter ondersteuning van het plasmavolume