Hoofdstuk 1: Leren schrijven
1.1 Schrijven én typen in het voortgezet onderwijs
In 2014 is er een onderzoek gedaan. De leerlingen die met de hand
aantekeningen hadden gemaakt, haalden betere toetsresultaten dan degenen die
een laptop hadden gebruikt. Het vermogen om automatisch te schrijven was van
invloed op de resultaten.
1.2 Plaats van handschriftontwikkeling in Nederland en
daarbuiten
Handschriftontwikkeling wordt gezien als onderdeel van het leren van taal.
Daardoor komt weliswaar aan de orde hoe het onderwijs is ingericht om kinderen
te leren zich schriftelijk goed uit te drukken, maar wordt er geen aandacht
besteed aan het aanleren van de motorische vaardigheid van het schrijven.
1.3 Veel kinderen met ‘hanenpoten’’ in het primair
onderwijs
Omdat schrijven met de hand in Nederland vooralsnog geen wettelijk erkende
plaats in het lesprogramma van het primair onderwijs heeft, ontbreken
einddoelen en wordt de voortgang van het leren schrijven niet gemonitord.
Zowel onvoldoende instructie en oefening als een afname in fijnmotorische
vaardigheden bij kinderen speelt een rol bij het groeiend percentage kinderen dat
moeite heeft met schrijven. Kinderen die veel moeite hebben met schrijven laten
‘hanenpoten’ zien, schrijven veel te langzaam of te snel, en hebben vaak last van
pijn in de hand of de arm. Geen goed leesbaar en soepel handschrift dus. Omdat
er op school veel geschreven wordt bij de leerstofverweking, lopen deze kinderen
veelvuldig en langdurig tegen hun falen aan. Dat vermindert hun gevoel van
zelfvertrouwen op school, maar ook daarbuiten.
1.4 Ondersteuning voor jou als leerkracht
Het goede nieuws is dat de meeste kinderen met schrijfmoeilijkheden
goed geholpen kunnen worden. Vaak zijn enkele gerichte aanwijzingen
en wat extra oefeningen in de klas voldoende om hen op het goede
spoor te zetten.
Hoofdstuk 2: Basiskennis
2.1 Samenhang tussen schrijven met de hand, en taal,
rekenen en informatieverwerking
In dit hoofdstuk gaat het dieper in op wat er uit onderzoek bekend is over de rol
van schrijven met de hand voor het cognitief leren.
2.1.1 Wat is erover bekend?
In een aantalk studies bij kinderen en volwassenen is onderzocht of er een
verschil bestaat tussen het leren schrijven met de hand en typen. Enkele
,voorbeelden: jonge kinderen die groepsgewijs hoofdlettervormen al schrijvend
geleerd hebben, herkennen deze beter dan kinderen die hoofdlettervormen met
behulp van een toetsenbord geleerd hebben. Bij kinderen uit groep 3 blijkt de
spelling van de woorden significant beter te zijn in de groep kinderen die
woorden geschreven hebben dan in de groep kinderen die dezelfde woorden
geleerd hebben met behulp van kaartjes of een computer. Kinderen uit groep 2
die letters gevoeld hebben, presteren beter op letterherkenning, lezen en
schrijven dan de kinderen die letters alleen gezien hebben. Verder blijken
kinderen uit groep 1 en 2 die letters geschreven hebben, beter te lezen dan
kinderen die de letters hebben geleerd op een computer. Kortom, cijfers, letters
en woorden worden beter geleerd en opgeslagen in het geheugen door ze te
schrijven dan door te typen of ernaar te kijken.
2.1.2 Hoe is dat te verklaren?
Bij het schrijven met de hand zijn er namelijk meer verschillende hersengebieden
actief dan bij typen: zowel de vorm die je ziet, de klank die je hoort, als het
gevoel van de beweging die je maakt worden in het geheugen opgeslagen als
één eenheid. Het zien, horen of schrijven van een letter of woord activeert de
hersengebieden die bij deze gehele eenheid passen.
Bij schrijven hoort bij elke letter een andere beweging en een ander motorisch
programma die opgeslagen is in het geheugen om de beweging die bij de letter
hoort uit te voeren. Zo’n motorisch programma wordt opgebouwd tijdens het
schrijven van de letter en verbetert door herhaling de beweging. Dit zorgt ervoor
dat de letters geautomatiseerd worden. Hoe meer men oefent, hoe nauwkeuriger
de aansturing van de schrijfbeweging en hoe beter het schrijfresultaat.
Daarentegen maakt iemand die typt bij elke letter dezelfde beweging, waardoor
er geen koppeling tussen beweging en lettervorm ontstaat.
2.1.3 Koppeling tussen zien, horen, spreken en schrijven
van klanken en woorden
Kinderen leren dus sneller wanneer ze zelf schrijven. Doen en denken zijn daarbij
gekoppeld.
Het denken ontwikkelt zich doordat tijdens het waarnemend bewegen
verbindingen ontstaan in de hersenen. Een baby leert al vroeg om het zien van
een bal te koppelen aan het woord ‘bal’. Door dit woord na te zeggen leert hij
praten. Aanvankelijk is iedereen ronde vorm een ‘bal’, pas later maakt een baby
verschil tussen ronde vormen. Een stapje verder in de ontwikkeling vindt
hetzelfde proces plaats bij letters en klanken. Eerst kan een kind bijvoorbeeld
zeggen: ‘Dat is de letter van mijn naam.’ Vervolgens leert hij dat hij klanken en
letters kan verbinden tot een woord, zoals zijn naam, en dat dit gebeurt in een
bepaalde volgorde. Dit is het begin van lezen en schrijven. Het gelijktijdig
gebruiken van verschillende waarnemingen en bewegingen (zien, horen, spreken,
voelen en schrijven) brengt in de hersenen koppelingen tot stand die een kind
nodig heeft om te leren lezen, schrijven en rekenen.
2.1.4 Schrijven met de
hand legt een relatie
tussen taal en motoriek
Bij het schrijven van een briefje of
een opstel is het resultaat afhankelijk
,van drie samenhangende vaardigheden, de motorische handeling om letters op
papier te zetten, in de juiste volgorde (spellen) het ordenen van woorden in een
zin (stellen). De twee voorwaarden voor de motorische handeling zijn de klank-
tekenkoppeling (wat je hoort omzetten in een letter) en de vaardigheid om de
beweging uit te voeren.
In de neuropsychologie wordt een model gebruikt dat dezelfde kenmerken heeft,
maar dat dieper ingaat op de onderliggende processen in het brein: het model
van handschriftproductie. Dit tweede model legt eveneens een relatie tussen de
cognitieve, taalkundige en motorische aspecten van het schrijven, maar gaat
meer in op het aanleren van de motorische handeling.
Cognitief niveau Beschrijving Soort fouten
Intentioneel niveau Ik wil iets op papier Onduidelijk verhaal,
zetten: op een moeite met motivatie
boodschappenbriefje of
een valentijnskaart
Linguïstisch niveau Kennis van taal en Grammaticale fouten,
grammatica: de incorrecte
volgorde in een zin, woordvolgorde, dt-
lettergrepen, fouten, moeite met
meervoudsvormen en werkwoordvervoegingen
de , en tegenwoordige,
werkwoordvervoeginge verleden en
n toekomende tijd.
Lexicaal niveau Dit is het woordenboek Moeite met het vinden
in je geheugen. van woorden, foutieve
woorden.
Auditieve analyse en Een woord bestaat uit Moeilijkheden om
synthese/visuele analyse letters/klanken. Bij het bijvoorbeeld boom op te
en synthese horen van een woord of delen in b-oo-m of
het zien van een woord andersom, sprekend of
moeten deze schrijvend.
afzonderlijke Klankverwarringen u-ui,
elementen in het i-e, s-z of f-v, opdelen in
geheel horend lettergrepen moeilijk,
(auditief) dan wel ziend visuele fouten: b-d, p-q,
(visueel) worden cijfervolgorde.
onderscheiden,
andersom moeten
elementen tot een
woord kunnen worden
samengevoegd: b-o-o-
m.
Foneem-grafeem- Op dit niveau vindt de Moeite om de klank aan
koppeling ‘vertaling’ plaats van het juiste letterbeeld te
een bepaalde klank koppelen, hoort b en
naar een letterbeeld kan dit nazeggen maar
, (en een motorische weet de letters of de
activiteit van de mond lettercombinatie niet te
en de hand): dit zijn produceren,
dus cultureel bepaalde bijvoorbeeld sch, eeuw.
aangeleerde klank-
tekenkoppelingen.
Motorisch Beschrijving Soort fouten
uitvoeringsniveau
Motorprogrammering De uitgekozen Moeite met het
schrijfwijze moet herkennen van het
worden letterspoor, foutieve
geprogrammeerd en vormen, zoals drie
kan variëren: b of B. op bogen aan de m, foutief
dit niveau wordt de spoor (doordraaien van
ruimtelijke informatie de o, onder aan een
over de vorm en route letter beginnen), fouten
(letterspoor) in de letteroriëntatie,
vastgelegd en met bijvoorbeeld lange
welke spiergroepen de lussen naar boven en
beweging zal worden onder tussen de
uitgevoerd: schrijven in middenlijnen, fouten in
een schriftje met de de letterverbindingen.
vingers, op het bord
met de arm en de
elleboog.
Parametrisatie Op dit niveau vindt de Te veel of te weinig
afstelling plaats van de variatie in lettergrootte,
grootte, de snelheid, richting, snelheid, druk,
de richting en de druk. moeite zich aan te
Aanpassing moet hier passen aan de context,
plaatsvinden aan de bijvoorbeeld in het
onderlaag, het taalschrift, op het bord,
schrijfmateriaal en de zonder lijnen.
schrijflijnen in het
schrijfschrift.
Initiatie Het aanzetten van de Krachtsproblemen, te
juiste spiereenheden lange tonus (dit is altijd
vanuit het brein via de afwijkend)
zenuwbanen.
Het onderwijskundig model voldoet bij het merendeel van de kinderen in de
basisondersteuning, terwijl het tweede model goed bruikbaar is om bij een
individueel kind te ontrafelen op welk niveau het mogelijk moeilijkheden ervaart
1.1 Schrijven én typen in het voortgezet onderwijs
In 2014 is er een onderzoek gedaan. De leerlingen die met de hand
aantekeningen hadden gemaakt, haalden betere toetsresultaten dan degenen die
een laptop hadden gebruikt. Het vermogen om automatisch te schrijven was van
invloed op de resultaten.
1.2 Plaats van handschriftontwikkeling in Nederland en
daarbuiten
Handschriftontwikkeling wordt gezien als onderdeel van het leren van taal.
Daardoor komt weliswaar aan de orde hoe het onderwijs is ingericht om kinderen
te leren zich schriftelijk goed uit te drukken, maar wordt er geen aandacht
besteed aan het aanleren van de motorische vaardigheid van het schrijven.
1.3 Veel kinderen met ‘hanenpoten’’ in het primair
onderwijs
Omdat schrijven met de hand in Nederland vooralsnog geen wettelijk erkende
plaats in het lesprogramma van het primair onderwijs heeft, ontbreken
einddoelen en wordt de voortgang van het leren schrijven niet gemonitord.
Zowel onvoldoende instructie en oefening als een afname in fijnmotorische
vaardigheden bij kinderen speelt een rol bij het groeiend percentage kinderen dat
moeite heeft met schrijven. Kinderen die veel moeite hebben met schrijven laten
‘hanenpoten’ zien, schrijven veel te langzaam of te snel, en hebben vaak last van
pijn in de hand of de arm. Geen goed leesbaar en soepel handschrift dus. Omdat
er op school veel geschreven wordt bij de leerstofverweking, lopen deze kinderen
veelvuldig en langdurig tegen hun falen aan. Dat vermindert hun gevoel van
zelfvertrouwen op school, maar ook daarbuiten.
1.4 Ondersteuning voor jou als leerkracht
Het goede nieuws is dat de meeste kinderen met schrijfmoeilijkheden
goed geholpen kunnen worden. Vaak zijn enkele gerichte aanwijzingen
en wat extra oefeningen in de klas voldoende om hen op het goede
spoor te zetten.
Hoofdstuk 2: Basiskennis
2.1 Samenhang tussen schrijven met de hand, en taal,
rekenen en informatieverwerking
In dit hoofdstuk gaat het dieper in op wat er uit onderzoek bekend is over de rol
van schrijven met de hand voor het cognitief leren.
2.1.1 Wat is erover bekend?
In een aantalk studies bij kinderen en volwassenen is onderzocht of er een
verschil bestaat tussen het leren schrijven met de hand en typen. Enkele
,voorbeelden: jonge kinderen die groepsgewijs hoofdlettervormen al schrijvend
geleerd hebben, herkennen deze beter dan kinderen die hoofdlettervormen met
behulp van een toetsenbord geleerd hebben. Bij kinderen uit groep 3 blijkt de
spelling van de woorden significant beter te zijn in de groep kinderen die
woorden geschreven hebben dan in de groep kinderen die dezelfde woorden
geleerd hebben met behulp van kaartjes of een computer. Kinderen uit groep 2
die letters gevoeld hebben, presteren beter op letterherkenning, lezen en
schrijven dan de kinderen die letters alleen gezien hebben. Verder blijken
kinderen uit groep 1 en 2 die letters geschreven hebben, beter te lezen dan
kinderen die de letters hebben geleerd op een computer. Kortom, cijfers, letters
en woorden worden beter geleerd en opgeslagen in het geheugen door ze te
schrijven dan door te typen of ernaar te kijken.
2.1.2 Hoe is dat te verklaren?
Bij het schrijven met de hand zijn er namelijk meer verschillende hersengebieden
actief dan bij typen: zowel de vorm die je ziet, de klank die je hoort, als het
gevoel van de beweging die je maakt worden in het geheugen opgeslagen als
één eenheid. Het zien, horen of schrijven van een letter of woord activeert de
hersengebieden die bij deze gehele eenheid passen.
Bij schrijven hoort bij elke letter een andere beweging en een ander motorisch
programma die opgeslagen is in het geheugen om de beweging die bij de letter
hoort uit te voeren. Zo’n motorisch programma wordt opgebouwd tijdens het
schrijven van de letter en verbetert door herhaling de beweging. Dit zorgt ervoor
dat de letters geautomatiseerd worden. Hoe meer men oefent, hoe nauwkeuriger
de aansturing van de schrijfbeweging en hoe beter het schrijfresultaat.
Daarentegen maakt iemand die typt bij elke letter dezelfde beweging, waardoor
er geen koppeling tussen beweging en lettervorm ontstaat.
2.1.3 Koppeling tussen zien, horen, spreken en schrijven
van klanken en woorden
Kinderen leren dus sneller wanneer ze zelf schrijven. Doen en denken zijn daarbij
gekoppeld.
Het denken ontwikkelt zich doordat tijdens het waarnemend bewegen
verbindingen ontstaan in de hersenen. Een baby leert al vroeg om het zien van
een bal te koppelen aan het woord ‘bal’. Door dit woord na te zeggen leert hij
praten. Aanvankelijk is iedereen ronde vorm een ‘bal’, pas later maakt een baby
verschil tussen ronde vormen. Een stapje verder in de ontwikkeling vindt
hetzelfde proces plaats bij letters en klanken. Eerst kan een kind bijvoorbeeld
zeggen: ‘Dat is de letter van mijn naam.’ Vervolgens leert hij dat hij klanken en
letters kan verbinden tot een woord, zoals zijn naam, en dat dit gebeurt in een
bepaalde volgorde. Dit is het begin van lezen en schrijven. Het gelijktijdig
gebruiken van verschillende waarnemingen en bewegingen (zien, horen, spreken,
voelen en schrijven) brengt in de hersenen koppelingen tot stand die een kind
nodig heeft om te leren lezen, schrijven en rekenen.
2.1.4 Schrijven met de
hand legt een relatie
tussen taal en motoriek
Bij het schrijven van een briefje of
een opstel is het resultaat afhankelijk
,van drie samenhangende vaardigheden, de motorische handeling om letters op
papier te zetten, in de juiste volgorde (spellen) het ordenen van woorden in een
zin (stellen). De twee voorwaarden voor de motorische handeling zijn de klank-
tekenkoppeling (wat je hoort omzetten in een letter) en de vaardigheid om de
beweging uit te voeren.
In de neuropsychologie wordt een model gebruikt dat dezelfde kenmerken heeft,
maar dat dieper ingaat op de onderliggende processen in het brein: het model
van handschriftproductie. Dit tweede model legt eveneens een relatie tussen de
cognitieve, taalkundige en motorische aspecten van het schrijven, maar gaat
meer in op het aanleren van de motorische handeling.
Cognitief niveau Beschrijving Soort fouten
Intentioneel niveau Ik wil iets op papier Onduidelijk verhaal,
zetten: op een moeite met motivatie
boodschappenbriefje of
een valentijnskaart
Linguïstisch niveau Kennis van taal en Grammaticale fouten,
grammatica: de incorrecte
volgorde in een zin, woordvolgorde, dt-
lettergrepen, fouten, moeite met
meervoudsvormen en werkwoordvervoegingen
de , en tegenwoordige,
werkwoordvervoeginge verleden en
n toekomende tijd.
Lexicaal niveau Dit is het woordenboek Moeite met het vinden
in je geheugen. van woorden, foutieve
woorden.
Auditieve analyse en Een woord bestaat uit Moeilijkheden om
synthese/visuele analyse letters/klanken. Bij het bijvoorbeeld boom op te
en synthese horen van een woord of delen in b-oo-m of
het zien van een woord andersom, sprekend of
moeten deze schrijvend.
afzonderlijke Klankverwarringen u-ui,
elementen in het i-e, s-z of f-v, opdelen in
geheel horend lettergrepen moeilijk,
(auditief) dan wel ziend visuele fouten: b-d, p-q,
(visueel) worden cijfervolgorde.
onderscheiden,
andersom moeten
elementen tot een
woord kunnen worden
samengevoegd: b-o-o-
m.
Foneem-grafeem- Op dit niveau vindt de Moeite om de klank aan
koppeling ‘vertaling’ plaats van het juiste letterbeeld te
een bepaalde klank koppelen, hoort b en
naar een letterbeeld kan dit nazeggen maar
, (en een motorische weet de letters of de
activiteit van de mond lettercombinatie niet te
en de hand): dit zijn produceren,
dus cultureel bepaalde bijvoorbeeld sch, eeuw.
aangeleerde klank-
tekenkoppelingen.
Motorisch Beschrijving Soort fouten
uitvoeringsniveau
Motorprogrammering De uitgekozen Moeite met het
schrijfwijze moet herkennen van het
worden letterspoor, foutieve
geprogrammeerd en vormen, zoals drie
kan variëren: b of B. op bogen aan de m, foutief
dit niveau wordt de spoor (doordraaien van
ruimtelijke informatie de o, onder aan een
over de vorm en route letter beginnen), fouten
(letterspoor) in de letteroriëntatie,
vastgelegd en met bijvoorbeeld lange
welke spiergroepen de lussen naar boven en
beweging zal worden onder tussen de
uitgevoerd: schrijven in middenlijnen, fouten in
een schriftje met de de letterverbindingen.
vingers, op het bord
met de arm en de
elleboog.
Parametrisatie Op dit niveau vindt de Te veel of te weinig
afstelling plaats van de variatie in lettergrootte,
grootte, de snelheid, richting, snelheid, druk,
de richting en de druk. moeite zich aan te
Aanpassing moet hier passen aan de context,
plaatsvinden aan de bijvoorbeeld in het
onderlaag, het taalschrift, op het bord,
schrijfmateriaal en de zonder lijnen.
schrijflijnen in het
schrijfschrift.
Initiatie Het aanzetten van de Krachtsproblemen, te
juiste spiereenheden lange tonus (dit is altijd
vanuit het brein via de afwijkend)
zenuwbanen.
Het onderwijskundig model voldoet bij het merendeel van de kinderen in de
basisondersteuning, terwijl het tweede model goed bruikbaar is om bij een
individueel kind te ontrafelen op welk niveau het mogelijk moeilijkheden ervaart