ONDERWIJSKUNDE 2.2
Onderwijskunde 2.2
,DEEL 1: TAAKGERICHT WERKEN IN DE KLEUTERKLAS
HOOFDSTUK 1: ZELFSTURING IN DE KLEUTERKLAS
ZELFSTURING VOLGENS FERRE LAEVERS
Zelfsturing = beheren van middelen en mogelijkheden die je ter beschikking staan.
Met andere woorden: je een doel kunnen stellen, weten wat je wil en dat in handelen kunnen omzetten.
Het beste is voor iedereen anders: wat aan de eigen noden, behoeften en idealen beantwoordt.
Hoe zit het met het beheren van die mogelijkheden waarover je beschikt?
§ Hoe maak je gebruik van het ‘kunnen’ waarover je beschikt, van wat je kan?
§ Maak je gebruik van de talenten die je hebt?
§ Zie en benut je de kansen die in de omgeving voor het grijpen liggen?
§ Hou je daar rekening mee, probeer daarmee aan de slag te gaan.
COMPONENTEN VAN ZELFSTURING
COMPONENT 1: WILSKRACHT
Wilskracht = het vermogen om zich achter iets te zetten, zich in te spannen, door te zetten, weerstand te bieden.
Positief:
Kunnen concentreren, vastberadenheid, frustratietolerantie, jezelf kunnen beheersen (= Inhibitie), moed.
Negatief:
Leidt soms tot eenzijdigheid, onredelijke koppigheid, overdreven principieel zijn en niet tot
compromissenkunnen komen of teveel van jezelf eisen (perfectionisme).
In de cursus wordt wilskracht vergeleken met de bestuurder van een auto die het stuur weet vast te houden
ondanks de hobbels in de weg, de verwarrende prikkels en afleidingen langs de weg, …
COMPONENT 2: KUNNEN KIEZEN
Kunnen kiezen = in het leven moet je voortdurent kiezen.
§ Je moet weten dat je beslissingen kan nemen.
§ Voelen wat je wil. (= Alternatieven op een rij kunnen zetten en afwegen wat voor jou echt belang heeft
en wat niet).
Als het hier misloopt, word je eigenlijk geleefd, neem je weinig initiatieven, laat je kansen liggen om er wat van
te maken, leid je een vlak bestaan. (Vb. ongelukkige huwelijken, studiekeuze, …).
1
,COMPONENT 3: SCENARIO’S KUNNEN OPROEPEN EN TEN UITVOEREN BRENGEN
= In verschillende zaken moet je scenario’s kunnen oproepen.
Eerste stappen staan je scherper voor de geest dan verdere stappen. Hoe dichter, hoe concreter.
Bv. Je weet wel dat je nu wil gaan samenwonen en misschien ook wel waar maar hoe alles precies in zijn werk
gaat…? En of jullie ooit zullen trouwen…?
Ook in andere zaken moet je scenario’s kunnen oproepen:
§ In leren: Hoe ga je het aanpakken? Wanneer ga je aan welke taken werken?
§ In stage
§ …
Falend zelfsturingsvermogen drukt zich hier uit in het nietkunnen starten, gebrek aan ‘orde’ in het handelen,
ongeorganiseerd zijn, verward of chaotisch overkomen.
COMPONENT 4: AFSTAND KUNNEN NEMEN
Een goede ‘manager’ van je leven ben je pas als je ook nog af en toe uit je traject kan stappen om het geheel van
opeen afstand te aanschouwen.
Afstand nemen vraagt heel wat moed, maar het levert ook een serieuze meerwaarde aan zelfsturing.
Er zijn meer garanties dat je de beschikbare mogelijkhedengoed benut omdat je geregeld evalueert en kan
bijsturen.
ZELFSTURING EN ANDERE KWALITEITEN (COMPONENT 4)
Zelfsturing staat als competentie boven andere competenties (intelligentie, sociale vaardigheden, technisch
inzicht, ...).
Ze wordt echter op haar beurt wel door andere factoren beïnvloed: negatief zelfbeeld, weinigzelfvertrouwen,
emotionele problemen, faalangst, ...
Je mag misschien wel over een goede zelfsturing beschikken en eigen keuzes kunnen maken, maar als je een
negatief zelfbeeld hebt dan kun je die keuzes ook steeds in twijfels trekken.
Niet iedereen die over een goeie zelfsturing beschikt, beschikt over dezelfde kwaliteiten. Daar zijn nog heel wat
verschillen:
§ Verbeeldingskracht en creativiteit --> Goede plannen maken
§ Energiek temperament --> Veel daadkracht (wilskracht)
§ Sociale competentie encommunicatievaardigheden --> Een goede‘bestuurder’ van anderen, een leider
2
, ZELFSTURING IN DE KLEUTERKLAS (COMPONENT 4)
RUIMTE GEVEN VOOR INITIATIEF
§ Gesloten versus open organisatievorm
§ Voor kinderen met problemen op één of meer componenten à extra ondersteuning bieden.
LEREN KIEZEN (K)
Kinderen moeten ontdekken wat hen aanspreekt en moeten daar gedifferentieerd over kunnen oordelen.
§ Werken met een keuzebord en kiesklok zijn ondersteunend
§ Soms nog verder gaan en keuzes beperken bv beperken tot 2.
SCENARIO’S AANREIKEN (S)
§ Sommige kinderen slagen er niet in scenario’s uit hun omgeving te plukken en op te slaan.
§ Voor hen moeten we bouwstenen voor activiteiten aanreiken
§ Inspiratie, foto’s, voorbeelden, …
DOORZETTEN (W): HIER SPEELT ZELFVERTROUWEN EEN GROTE ROL!
§ Leerkracht moet helpen succeservaringen op te doen
§ Helpen bij het realiseren van (soms grootste) plannen
§ Moed inspreken bij momenten van afhaken
LEREN AFSTAND NEMEN (A)
Reflectie:
De sleutel tot het afstand nemen.
Leren leren:
Men haalt uit de ervaring wat er in zit, zodat men het de volgende keer anders aanpakt.
Je kijkt naar een oefening, naar een activiteit en je probeert lessen te trekken voor de volgende keer. Dat is een
belangrijke vaardigheid voor de toekomst.
3
Onderwijskunde 2.2
,DEEL 1: TAAKGERICHT WERKEN IN DE KLEUTERKLAS
HOOFDSTUK 1: ZELFSTURING IN DE KLEUTERKLAS
ZELFSTURING VOLGENS FERRE LAEVERS
Zelfsturing = beheren van middelen en mogelijkheden die je ter beschikking staan.
Met andere woorden: je een doel kunnen stellen, weten wat je wil en dat in handelen kunnen omzetten.
Het beste is voor iedereen anders: wat aan de eigen noden, behoeften en idealen beantwoordt.
Hoe zit het met het beheren van die mogelijkheden waarover je beschikt?
§ Hoe maak je gebruik van het ‘kunnen’ waarover je beschikt, van wat je kan?
§ Maak je gebruik van de talenten die je hebt?
§ Zie en benut je de kansen die in de omgeving voor het grijpen liggen?
§ Hou je daar rekening mee, probeer daarmee aan de slag te gaan.
COMPONENTEN VAN ZELFSTURING
COMPONENT 1: WILSKRACHT
Wilskracht = het vermogen om zich achter iets te zetten, zich in te spannen, door te zetten, weerstand te bieden.
Positief:
Kunnen concentreren, vastberadenheid, frustratietolerantie, jezelf kunnen beheersen (= Inhibitie), moed.
Negatief:
Leidt soms tot eenzijdigheid, onredelijke koppigheid, overdreven principieel zijn en niet tot
compromissenkunnen komen of teveel van jezelf eisen (perfectionisme).
In de cursus wordt wilskracht vergeleken met de bestuurder van een auto die het stuur weet vast te houden
ondanks de hobbels in de weg, de verwarrende prikkels en afleidingen langs de weg, …
COMPONENT 2: KUNNEN KIEZEN
Kunnen kiezen = in het leven moet je voortdurent kiezen.
§ Je moet weten dat je beslissingen kan nemen.
§ Voelen wat je wil. (= Alternatieven op een rij kunnen zetten en afwegen wat voor jou echt belang heeft
en wat niet).
Als het hier misloopt, word je eigenlijk geleefd, neem je weinig initiatieven, laat je kansen liggen om er wat van
te maken, leid je een vlak bestaan. (Vb. ongelukkige huwelijken, studiekeuze, …).
1
,COMPONENT 3: SCENARIO’S KUNNEN OPROEPEN EN TEN UITVOEREN BRENGEN
= In verschillende zaken moet je scenario’s kunnen oproepen.
Eerste stappen staan je scherper voor de geest dan verdere stappen. Hoe dichter, hoe concreter.
Bv. Je weet wel dat je nu wil gaan samenwonen en misschien ook wel waar maar hoe alles precies in zijn werk
gaat…? En of jullie ooit zullen trouwen…?
Ook in andere zaken moet je scenario’s kunnen oproepen:
§ In leren: Hoe ga je het aanpakken? Wanneer ga je aan welke taken werken?
§ In stage
§ …
Falend zelfsturingsvermogen drukt zich hier uit in het nietkunnen starten, gebrek aan ‘orde’ in het handelen,
ongeorganiseerd zijn, verward of chaotisch overkomen.
COMPONENT 4: AFSTAND KUNNEN NEMEN
Een goede ‘manager’ van je leven ben je pas als je ook nog af en toe uit je traject kan stappen om het geheel van
opeen afstand te aanschouwen.
Afstand nemen vraagt heel wat moed, maar het levert ook een serieuze meerwaarde aan zelfsturing.
Er zijn meer garanties dat je de beschikbare mogelijkhedengoed benut omdat je geregeld evalueert en kan
bijsturen.
ZELFSTURING EN ANDERE KWALITEITEN (COMPONENT 4)
Zelfsturing staat als competentie boven andere competenties (intelligentie, sociale vaardigheden, technisch
inzicht, ...).
Ze wordt echter op haar beurt wel door andere factoren beïnvloed: negatief zelfbeeld, weinigzelfvertrouwen,
emotionele problemen, faalangst, ...
Je mag misschien wel over een goede zelfsturing beschikken en eigen keuzes kunnen maken, maar als je een
negatief zelfbeeld hebt dan kun je die keuzes ook steeds in twijfels trekken.
Niet iedereen die over een goeie zelfsturing beschikt, beschikt over dezelfde kwaliteiten. Daar zijn nog heel wat
verschillen:
§ Verbeeldingskracht en creativiteit --> Goede plannen maken
§ Energiek temperament --> Veel daadkracht (wilskracht)
§ Sociale competentie encommunicatievaardigheden --> Een goede‘bestuurder’ van anderen, een leider
2
, ZELFSTURING IN DE KLEUTERKLAS (COMPONENT 4)
RUIMTE GEVEN VOOR INITIATIEF
§ Gesloten versus open organisatievorm
§ Voor kinderen met problemen op één of meer componenten à extra ondersteuning bieden.
LEREN KIEZEN (K)
Kinderen moeten ontdekken wat hen aanspreekt en moeten daar gedifferentieerd over kunnen oordelen.
§ Werken met een keuzebord en kiesklok zijn ondersteunend
§ Soms nog verder gaan en keuzes beperken bv beperken tot 2.
SCENARIO’S AANREIKEN (S)
§ Sommige kinderen slagen er niet in scenario’s uit hun omgeving te plukken en op te slaan.
§ Voor hen moeten we bouwstenen voor activiteiten aanreiken
§ Inspiratie, foto’s, voorbeelden, …
DOORZETTEN (W): HIER SPEELT ZELFVERTROUWEN EEN GROTE ROL!
§ Leerkracht moet helpen succeservaringen op te doen
§ Helpen bij het realiseren van (soms grootste) plannen
§ Moed inspreken bij momenten van afhaken
LEREN AFSTAND NEMEN (A)
Reflectie:
De sleutel tot het afstand nemen.
Leren leren:
Men haalt uit de ervaring wat er in zit, zodat men het de volgende keer anders aanpakt.
Je kijkt naar een oefening, naar een activiteit en je probeert lessen te trekken voor de volgende keer. Dat is een
belangrijke vaardigheid voor de toekomst.
3