INSTRUCTIEPSYCHOLOGIE EN -
TECHNOLOGIE
HOORCOLLEGE 1: LEREN
VISIES OP COGNITIE, LEREN EN ONDERWIJZEN:
4 visies:
- Associationisme/behavioristische visie
- Informatieverwerkingsbenadering /cognitieve visie
- Constructivistische visie
- Situated cognition/socioconstructivistische visie
Associationische/behavioristische benadering
Invloedrijke benadering uit de 20ste eeuw, ook vandaag nog invloedrijk
Leren = blijvende verandering in het gedrag als gevolg van een reactie van de lerende op de gebeurtenissen in de omgeving
S = stimuli
R = reactie
Alles ertussen = black box
Assumpties:
- Geen bewuste denkactiviteit van het individu
- Unitaristische of unieke-leerproces theorieën
Twee verschillende theorieën over S-R koppeling:
- Klassieke conditionering: nieuwe S-R associaties aanleren door nieuwe stimulus te koppelen aan andere stimulus
- Operante conditionering: nieuwe S-R associaties aanleren door bekrachtigen van gedrag
Klassieke conditionering: Pavlov
1. UCS UCR
2. CS + UCS UCR
3. CS CR
Er kan bij klassieke conditionering ook een transfer of uitdoving plaatsvinden
Toegepast op het schoolse leren: Thorndike
1. Law of exercise: we learn by doing, we forget by not doing = door regelmatig het gedrag te stellen en te belonen
kunnen we iets leren bv maaltafels
a. Law of use
b. Law of dis-use
2. Law of effect: strength of connection in relation to reward = hoe krachtiger de belonging, hoe sneller en sterker
het gedrag geleerd zal worden
geleid tot:
- Duidelijk en gedragsmatige omschrijving van doelen
- Opsplitsing in deelvaardigheden
1
, - Bekrachtiging van correcte antwoorden
- Herhaaldelijk aanbieden van leermateriaal
- Aanbrengen van variatie in taakmateriaal en omgeving
Informatieverwerkingsbenadering/cognitieve visie:
cognitieve benadering (= kritiek op het behaviorisme)
- Mens als informatieverwerkend systeem
- Aandacht voor interne, mentale processen
- Aanleiding voor o.a. gestaltpsychologie
- Black box van het behaviorisme wordt hier geopend
Informatieverwerkingsbenadering is bij benadering gelijk aan cognitieve benaderingen:
- Cybernetica
o Opslag, transmissie en bewerking van informatie
- Gestaltpsychologie
o Geheugen als georganiseerd systeem met betekenisvolle associatie
o Denken en probleemoplossen zijn doelgeriechte zoekprocessen
- Piaget
o Cognitieve ontwikkelig
Informatieverwerkend model (Atkinson & Shiffrin, Newell, Shall & Simon):
Drie soorten geheugens:
1. Zintuiglijk of sensorisch geheugen
2. Kortetermijn- of werkgeheugen
3. Langetermijn- of permanent geheugen
Model van Atkinson & Shiffrin:
Input & output behaviorisme
Rest v/d pijlen cognitieve
benadering
Sensorisch geheugen Zeer groot Erg korte bewaartijd (3-tal
seconden)
Kortetermijngeheugen Beperkt in tijd (1 tot 30 Beperkt in hoeveelheid (7 3 subsystemen:
minuten) items MAAR chuncking) - Centrale executive
- Fonologische lus
- Visuospatieel
kladblok
Langetermijngeheugen In principe onbeperkt in tijd Twee soorten kennis:
en hoeveelheid MAAR - Declaratieve
vervagen of vergeten van kennis (kennis
informatie van het wat, kan
je verwoorden)
2
, - Procedurele
kennis (weten
hoe maar niet
verwoorden)
Niet alleen geheugen ook redeneren en probleemoplossen
Hoe cognitieve benaderingen onderzoeken:
- Hardopdenkprotocollen
- Reactietijden
- Oogbewegingen
- beschrijven van interne processen
- Recent: onderzoek naar hersenfuncties (EEG, fMRI)
Onderzoek naar interne, mentale processen:
- Theorieën over geheugen, redeneren en probleemoplossing
- Simuleren van hypothetische processen via computersimulaties
Newell & Simon: ‘Human problem solving’:
Enkele belangrijke bevindingen:
1. Objectieve taakomgeving versus interne representative
2. Belang van adequate kennisbasis (algemene cognitieve schema’s)
3. Heuristisch karakter van zoekprocessen
4. Metacognitieve aspecten
Invloed op onderwijstheorie en -praktijk
1. Belang van voorkennis
2. Nood aan rijk gevulde en goed georganiseerde kennisbasis en inzet van algemene denk-, probleemoplossings- en
leerstrategieën
3. Rekening houden met beperkte capaciteit van werkgeheugen
4. Erkenning van verschil tussen declaratieve en procedurele kennis gevolgen voor instructie en evaluatie
5. Erkenning van verschillen tussen individuen
Constructivistsiche visie:
Constructivisme:
- Actieve constructie van kennis
- Belang van voorkennis (cognitieve schema’s)
- Elke lerende: een unieke, subjectieve representatie van de werkelijkheid
Piaget:
- Opbouwen van kennis op basis van twee complementaire mechanismen:
o Assimilatie
o Accommodatie
- Nood aan equilibiratie i.f.v. gezonde cognitieve ontwikkeling
2 soorten:
- Radicaal constructivisme – leunt dicht aan bij cognitivisme
o Individuele kennisconstructie
o Kennis is subjectief
o Verschijnselen in werkelijkheid zijn sociale constructies (vs objectivisme)
- Socio-constructivisme – leunt dicht aan bij situated cognition
o Leren is een sociaal proces en contextgebonden
3
TECHNOLOGIE
HOORCOLLEGE 1: LEREN
VISIES OP COGNITIE, LEREN EN ONDERWIJZEN:
4 visies:
- Associationisme/behavioristische visie
- Informatieverwerkingsbenadering /cognitieve visie
- Constructivistische visie
- Situated cognition/socioconstructivistische visie
Associationische/behavioristische benadering
Invloedrijke benadering uit de 20ste eeuw, ook vandaag nog invloedrijk
Leren = blijvende verandering in het gedrag als gevolg van een reactie van de lerende op de gebeurtenissen in de omgeving
S = stimuli
R = reactie
Alles ertussen = black box
Assumpties:
- Geen bewuste denkactiviteit van het individu
- Unitaristische of unieke-leerproces theorieën
Twee verschillende theorieën over S-R koppeling:
- Klassieke conditionering: nieuwe S-R associaties aanleren door nieuwe stimulus te koppelen aan andere stimulus
- Operante conditionering: nieuwe S-R associaties aanleren door bekrachtigen van gedrag
Klassieke conditionering: Pavlov
1. UCS UCR
2. CS + UCS UCR
3. CS CR
Er kan bij klassieke conditionering ook een transfer of uitdoving plaatsvinden
Toegepast op het schoolse leren: Thorndike
1. Law of exercise: we learn by doing, we forget by not doing = door regelmatig het gedrag te stellen en te belonen
kunnen we iets leren bv maaltafels
a. Law of use
b. Law of dis-use
2. Law of effect: strength of connection in relation to reward = hoe krachtiger de belonging, hoe sneller en sterker
het gedrag geleerd zal worden
geleid tot:
- Duidelijk en gedragsmatige omschrijving van doelen
- Opsplitsing in deelvaardigheden
1
, - Bekrachtiging van correcte antwoorden
- Herhaaldelijk aanbieden van leermateriaal
- Aanbrengen van variatie in taakmateriaal en omgeving
Informatieverwerkingsbenadering/cognitieve visie:
cognitieve benadering (= kritiek op het behaviorisme)
- Mens als informatieverwerkend systeem
- Aandacht voor interne, mentale processen
- Aanleiding voor o.a. gestaltpsychologie
- Black box van het behaviorisme wordt hier geopend
Informatieverwerkingsbenadering is bij benadering gelijk aan cognitieve benaderingen:
- Cybernetica
o Opslag, transmissie en bewerking van informatie
- Gestaltpsychologie
o Geheugen als georganiseerd systeem met betekenisvolle associatie
o Denken en probleemoplossen zijn doelgeriechte zoekprocessen
- Piaget
o Cognitieve ontwikkelig
Informatieverwerkend model (Atkinson & Shiffrin, Newell, Shall & Simon):
Drie soorten geheugens:
1. Zintuiglijk of sensorisch geheugen
2. Kortetermijn- of werkgeheugen
3. Langetermijn- of permanent geheugen
Model van Atkinson & Shiffrin:
Input & output behaviorisme
Rest v/d pijlen cognitieve
benadering
Sensorisch geheugen Zeer groot Erg korte bewaartijd (3-tal
seconden)
Kortetermijngeheugen Beperkt in tijd (1 tot 30 Beperkt in hoeveelheid (7 3 subsystemen:
minuten) items MAAR chuncking) - Centrale executive
- Fonologische lus
- Visuospatieel
kladblok
Langetermijngeheugen In principe onbeperkt in tijd Twee soorten kennis:
en hoeveelheid MAAR - Declaratieve
vervagen of vergeten van kennis (kennis
informatie van het wat, kan
je verwoorden)
2
, - Procedurele
kennis (weten
hoe maar niet
verwoorden)
Niet alleen geheugen ook redeneren en probleemoplossen
Hoe cognitieve benaderingen onderzoeken:
- Hardopdenkprotocollen
- Reactietijden
- Oogbewegingen
- beschrijven van interne processen
- Recent: onderzoek naar hersenfuncties (EEG, fMRI)
Onderzoek naar interne, mentale processen:
- Theorieën over geheugen, redeneren en probleemoplossing
- Simuleren van hypothetische processen via computersimulaties
Newell & Simon: ‘Human problem solving’:
Enkele belangrijke bevindingen:
1. Objectieve taakomgeving versus interne representative
2. Belang van adequate kennisbasis (algemene cognitieve schema’s)
3. Heuristisch karakter van zoekprocessen
4. Metacognitieve aspecten
Invloed op onderwijstheorie en -praktijk
1. Belang van voorkennis
2. Nood aan rijk gevulde en goed georganiseerde kennisbasis en inzet van algemene denk-, probleemoplossings- en
leerstrategieën
3. Rekening houden met beperkte capaciteit van werkgeheugen
4. Erkenning van verschil tussen declaratieve en procedurele kennis gevolgen voor instructie en evaluatie
5. Erkenning van verschillen tussen individuen
Constructivistsiche visie:
Constructivisme:
- Actieve constructie van kennis
- Belang van voorkennis (cognitieve schema’s)
- Elke lerende: een unieke, subjectieve representatie van de werkelijkheid
Piaget:
- Opbouwen van kennis op basis van twee complementaire mechanismen:
o Assimilatie
o Accommodatie
- Nood aan equilibiratie i.f.v. gezonde cognitieve ontwikkeling
2 soorten:
- Radicaal constructivisme – leunt dicht aan bij cognitivisme
o Individuele kennisconstructie
o Kennis is subjectief
o Verschijnselen in werkelijkheid zijn sociale constructies (vs objectivisme)
- Socio-constructivisme – leunt dicht aan bij situated cognition
o Leren is een sociaal proces en contextgebonden
3