1. Filmgeschiedenis en historiografie
a. Argumenten tegen een cursus filmgeschiedenis
b. Argumenten voor een cursus filmgeschiedenis
c. Impact van film en ‘the cinematic imagination’
d. Film vs cinema
e. Useful cinema
f. Problematiek van filmgeschiedenis
g. Soorten filmhistoriografie
2. Crash course filmtaal en -analyse
a. Michel khleifi
b. Alfred Hitchcock: Psycho
c. Doel filmanalyse
d. Denkkaders, perspectieven, paradigma’s
e. Filmanalysemodellen
f. Algemene filmanalyse model
i. Cinematografie
ii. Mise-en-scène
iii. Montage
iv. Narratie
v. Geluid
vi. Iconografie
vii. Thematische analyse
g. Operationalisering van een filmanalyse
3. Van precinema naar primitieve en klassieke narratieve beeldtaal
a. Miguel gomes
b. Concept ‘vroege cinema’
c. Precinema (voor 1895)
i. Context van ontstaan van de film
ii. Technologische voorwaarden voor film
iii. Enkele voorlopers in precinema
iv. Start cinema
d. Primitieve cinema (1895-1904/5)
i. Structuur
ii. Publiek
iii. Programma
iv. Stijl
v. Context
vi. Visies over primitieve cinema
vii. Frankrijk
, viii. Brighton school
e. Van primitieve naar classical narrative cinema (1904/5-1914/18)
i. MPPC, edison trust
ii. Porter
iii. Griffith
4. Amerikaanse cinema tijdens interbellum en WOII
a. Hollywood als mythe
b. Maar: schandalen
c. Regulering en censuur
d. Politiek-economische macht
e. Studiosysteem
f. Hollywood als cinema of genres
g. Hollywood als klassieke filmtaal
h. Groot creatief potentieel
i. Charlie chaplin
5. Sovjetcinema
a. Max Ophüls
b. Johan Van der Keuken
c. Belang van de sovjetfilm
d. Prerevolutionaire periode (voor 1917): tsarische context
e. Burgeroorlog & eerste revolutionaire periode (1917-1920)
i. kuleshov
f. Film en NEP (1921-1924)
i. vertov
g. Kernperiode sovjetfilm: internationale uitstraling (1924-1929)
i. Pudovkin
ii. Eisenstein
h. Stalin (1929)
6. Duitse cinema tijdens Interbellum
a. Eerste Wereldoorlog en film: algemeen
b. Cinema en Weimarrepubliek (1919-1933)
c. Duits expressonisme (jaren 1920)
i. the cabinet of dr caligari
ii. Fritz Lang
d. Kammerspeilfilme
i. Murneau
e. Nazi cinema (1933-1935)
i. Triumph des Willens
f. Na-oorlogse Duitse cinema
7. Japanse cinema
a. Kabuki theater
b. Eerste special effects: tokusatsu
, c. Van kabuki naar expressionise
d. Chushingura
e. Oorlog en censuur
f. Pink film
g. Vrouwelijke regisseurs
h. Erfgenamen Wakamatsu
i. 2008: Jasper Sharp; Behind the curtain
j. Internationalisatie van Japanse film
8. Franse en Europese avant-garde tijdens het Interbellum
a. Belang van Franse cinema tijdens Interbellum
b. 1e avant-garde beweging: impressionisme
c. 2e avant-garde beweging
i. Man Ray
ii. Claire & Picabia
iii. Léger
iv. Charles Dekeukeleire
v. Henri Storck
vi. Louis Buñuel
d. Franse cinema in de jaren 1930
i. Poëtisch realisme (Vigo, Carné, Pagnol, Guitry, Renoir)
9. Naoorlogse Italiaanse cinema
a. Belang van Italiaanse film in stille filmperiode
b. Wereldwijde invloed
c. Fascisme en WOII
d. Neorealisme: context en kenmerken
e. Gloriejaren neorealisme
i. Visconti
ii. Rossellini
iii. De Sica
f. Neorealisme vanaf 1950
i. Fellini
ii. Antonioni
g. Neorealisme vanaf 1960
10. Naoorlogse Amerikaanse cinema en New Hollywood
a. Hollywood tijdens WOII
b. Citizen Kane (Welles, 1941)
c. Naoorlogse periode in Amerika (1946-1951)
d. Film noir
e. Double Indemnity (Billy Wilder, 1943)
f. Verdere uitdagingen midden jaren 1950 en begin 1960s
g. Veranderingen Amerikaanse filmindustrie vanaf jaren 1960
h. New Hollywood Cinema, hollywood renaissance
,11. Franse naoorlogse cinema en Nouvelle Vague
a. Belang Franse cinema
b. Franse cinema en WOII
c. Naoorlogse Franse cinema
i. Cocteau
ii. Tati
iii. Bresson
d. Nouvelle Vague (late jaren 1950 en vroege jaren 1960)
i. Achtergrond en voorlopers
ii. Filmkritiek
iii. Kenmerken en periodisering
iv. Varda, Truffaut, Godard
v. A Bout de Souffle (Godard)
e. Latere ontwikkelingen van de Franse cinema
f. Internationale invloed van de Nouvelle Vague
12. Internationale auteurscinema
a. Hegemonische audiovisuele beeldtaal
b. Battle of Algiers (Pontecorvo, 1966)
c. Jeanne Dielman, 23, Quai du Commerci, 1080 Bruxelle (Akerman, 1975)
d. Rosetta (Dardennes, 1999)
, Filmgeschiedenis en historiografie
Disclaimer: canonisering en ‘de heiligen van de filmgeschiedenis’
Argumenten tegen een cursus filmgeschiedenis
- Iets van het verleden
o vaak klassiekers en historische ontwikkelingen → sommigen vinden dat dit ten koste gaat van hedendaagse
films en trends
- Daling bioscoopinfrastructuur vandaag
- Daling frequentie bioscoopbezoek vandaag
- Artisanale filmproductie
o = manier van produceren waarbij een geschoolde ambachtsman het hele product maakt, van begin tot het einde
o <-> huidige filmindustrie wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan stijlen en benaderingen, die
vaak niet direct voortbouwen op historische tradities
- Overheidssteun aan films neemt af
Argumenten pro een cursus filmgeschiedenis
- Economisch
o Historisch belang (vb zeer belangrijk exportproduct voor VS)
o Actueel belang (vb filmproductie in VS, India …)
o Chronologie van media
▪ Nieuwe exploitatievormen van cinema naar tv, DVD, internet,
streaming …
o Gebruikswaarde: lange life cycle, blijvende kwaliteit
- Politiek
o Film als propaganda
o Ideologisch wapen
- Esthetiek en vertelvorm
o Vragen over logica in ruimte, tijd (chronologica), handelingen, personages
o Verteltechnische vragen, vb. spanningsboog, vertelinformatie,…
o Relatie met kijker
o Wereld in de film vs. verbeelde wereld
- Socio-cultureel
o Vb star system
o Leisure: belang van film als belangrijkste bron van entertainment
o Vb 1930 massa succes van film “ich glaub nie mehr an eine frau” met bekende acteur Richard Tauber
Impact van film en ‘the cinematic imagination’
- Impact op literatuur: “I think more than writers, the major influences on me have been
European movies, and jazz and Abstract Expressionism.”
– Don DeLillo
- Impact op kunst: “It was film that thaught me the rules of imgination. Not reality. Nor painting”- Marlene Dumas
- René Magritte (1898-1967)
o = Belgische surrealistische schilder → diepgaande invloed gehad op de cinema
o Zijn werk wordt vaak geassocieerd met een gevoel van mysterie, paradox en visuele illusie, thema's die in films
kunnen worden vertaald om verhalen op een unieke manier te verrijken
o intense ‘cinemagoer’
o Maakte surrealistische home movies
o Vb schilderij Cinéma Blue (1925)
▪ suggereert een dialoog tussen de
schilderkunst en de film door de
verwijzing naar het medium
cinema, dat net als zijn
schilderijen werkt met licht,
projectie en illusie. Het schilderij
verkent visuele verhalen zoals films dat doen, door
de kijker actief te betrekken bij het ontcijferen van betekenis
o Rechtstreekse verwijzingen nr film
, o Intieme jeugdherinneringen
▪ tragische dood van zijn moeder, bijvoorbeeld, zou zijn fascinatie voor verborgen gezichten en sluieren
kunnen verklaren, iets wat ook in film wordt gebruikt om trauma of emotie te symboliseren
o Rebellie, stedelijkheid, moderniteit
▪ M’s werk weerspiegelt een rebelse houding tegen de conventionele kunstwereld, net zoals de cinema in
de jaren 1920 en 1930 zich ontwikkelde als een modern medium
▪ Zijn stedelijke landschappen en objecten (zoals de bolhoed) verwijzen naar het moderne stadsleven,
een thema dat ook vaak in films van die tijd werd onderzocht
o Doek als motief
▪ doek vaak een metafoor voor het verbergen of onthullen van de realiteit, zoals in Le Blanc-Seing. Dit
motief resoneert met het filmdoek zelf, dat een projectie van de werkelijkheid biedt
o Close-ups/uitvergrotingen
o Projecties/trompe l’oeil
o Montageprincipe
▪ Net zoals filmmakers beelden combineren om een nieuw narratief te creëren, combineert Magritte
objecten op onverwachte manieren, waardoor een nieuwe betekenis ontstaat
o Illusie van werkelijkheid
o Narratieve schilderijen
o Zijn iconische beelden, zoals zwevende objecten of verborgen gezichten, hebben filmmakers geïnspireerd om
dromen, geheugen en de werking van het onderbewuste te visualiseren
o Alfred Hitchcock gebruikte elementen uit Magritte's werk voor de visuele stijl van films zoals Vertigo (1958),
met name in hun droomachtige, surrealistische segmenten
o Surrealisme
▪ Het surrealisme van Magritte benadrukt het onbewuste en het irrationele. Dit sluit aan bij de
surrealistische cinema van filmmakers als Luis Buñuel en Salvador Dalí, bijvoorbeeld in Un Chien
Andalou (1929). Hoewel Magritte niet direct betrokken was bij films, behoren zijn schilderijen tot
dezelfde artistieke beweging die deze filmmakers beïnvloedde.
Film vs cinema
- Film: AV product of het fysieke medium vb filmrol
- Cinema: ervaring, verzameling films (vb ‘franse cinema’), medium als kunstvorm
o Heel breed: een plaats, een industrie, een praktijk, een levenshouding
Concept ‘useful cinema’ (Ackland & Wasson)
- = benadering van film die de focus verlegt van traditionele filmstudies (met nadruk op narratieve films en artistieke
waarde) naar een bredere context waarin film wordt bekeken als een functioneel medium
- Films en cinema die worden ingezet voor een specifiek praktisch, educatief of institutioneel doel, in plaats van alleen
vermaak of esthetiek
- benadrukt de gebruiksvormen van cinema, zoals propaganda, training, wetenschap, onderwijs en marketing
- zowel de inhoud van films als de manieren waarop films worden gedistribueerd en getoond in niet-traditionele ruimtes
o vb scholen, fabrieken, overheidsinstellingen of laboratoria
- vb Verkwist geenharing (Charles Dekeukeleire, 1945)
o Overheidsvoorlichting, kort na of tijdens de Tweede Wereldoorlog, die huisvrouwen aanmaant zuinig om te
springen met verse haring.
o In de film wordt gevraagd alle visrantsoenen waar men recht op heeft, effectief op te halen. Vis die men niet
dadelijk wil opeten, kan ingezouten worden: het pekelproces (en eventuele bereiding van de haring) wordt
gedemonstreerd.
o De film opent met beelden van de haven van Nieuwpoort, om te verklaren dat er dankzij de herstelling van die
haven ('na de verwoestingen') nu zoveel haring beschikbaar is.
o Dus cinema was overal, niet enkel de langspeelfilm
Problematiek en soorten filmgeschiedenis
Problematiek van filmgeschiedenis
- Canonisatie, heiligverklaring, gesch van de ‘great men’
o focus op een select aantal "meesterwerken" en "grote namen", terwijl andere bijdragen, zoals die van vrouwen,
niet-westerse filmmakers of minder bekende stromingen, worden genegeerd
- Selectie <-> enorme filmproductie
o miljoenen films gemaakt, maar slechts een fractie hiervan is gedocumenteerd, bewaard of onderzocht
o selectieproces wordt vaak bepaald door commerciële en culturele waardeoordelen, wat betekent dat populaire of
"belangrijke" films de voorkeur krijgen boven minder bekende werken